Historisch Archief 1877-1940
*iVl"&«
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
i-i-i
9;
l
i'
f
Harteljjk hopen wij, dat allen, die de gelegenheid zullen hebban Possart
ia al zijne veelzijdigheid te gaan bewonderen, zich dit kunstgenot niet
rollen ontzeggen.
22 D. '85. Alb. Th.
HET TOONEEL TE ROTTERDAM.
Bekenen we ons eerste verslag van wat in deze gemeente op muzikaal
gebied voorkomt, begonnen te zijn op Vrijdag? 11 dezer, zoo hebben we
ditmaal het eerst te bespreken het eerste Winterconcert der vereeuiging
Rotte's Mannenkoor. Deze vereeniging heeft zich sedert iaven, door het
ten gehoore brengen van het nieuwste en beste op het gebied van
mannenzaug niet alleen, maar door het met groote opofferingen gepaarde
invoeren van werken der nienwere meesters, zoowel op instrumentaal
gebied als op dat van den zang, eene positio weten te veroveren, die
haar, na, de afdeeling Rotterdam van de Maatschappij tot bevordering
der Toonkunst, de eerste plaats onder de conoertgevende Vereenigingen
onzer stad doet innemen, en niet op eene lijn kan doen stellen raet
gewone Liedertafels. "We .hebben aan baareerste uitvoeringen te danken van
Wagner's Faust-Ouverture, Siegfried-IdyU, Trauermarsch nns
GDlterdümmcnmg (althans voor symphonie-orkest), Kaisermarsch, Das
Licbeswahl der Apostel (een geweldig koorwerk, waarin de twaalf Apostelen
unisono als solisten optreden), Benóit's Rubens-Cantate en Kinder
Oratoria, Gade's Psyche, enz.: reden genoeg om hare concerten, al zijn
ZO ook bescheiden zooals ditmaal, niet onopgemerkt te laten.
Wanneer wij zeggen dat dit concert 'bescheiden was, bedoelen we er
mede dat het zonder medewerking van orkest werd gegeven; het
Programma leverde overigens interessants genoeg op. Die Macht des
G-esanges van Brambach werd op voortreffelijke wijze gezongen, men
kon zien dat ieder zijne partij moester was'j dit geldt evenzeer van het
schoone koor van Schumann, Der idgenossen Naclitwaclie, waarin de
tweede-bassen gelegenheid hadden te toonen, over welke hoeveelheid en
welken adel van geluid zvj te beschikken hadden. In de Aria uit
Aufcrstehung van Heiuze trad de Heer S. als solist op; het was een genot hem
?dit schoone en dankbare nummer te hooren vertolken- Waar het ge
dragen muziek geldt, zal men zijn wedergade onder dilettanten weinig
aantreffen, terwijl vele kunstenaars zich geluk zouden wenschen zulk
een heerlijk orgaan te bezitten; in Het Woud van Rich. Hol beviel hij
ona minder. De beide kleine koornummers Braun Maiddein en Spinn,
Spinn, moesten op onstuimig verlangen herhaald worden; dit zijn de
juiste soort nummers om op een Concert zonder orkest te brengen. Kan
men werken zooals Die Macht des Gesanges, Het Woud en Das Grab
MM Busento (een prachtig mannenkoorwerkje van Willem de Haan) niet
ten gehoore brengen zooals ze gedacht zijn nam. met orkest zoo
ware het beter ze niet te geven, daar er de moeite van het instudeereu
nooit aan beloond wordt.
Als solist trad in dit concert de heer Oscar Eberle op, onze
vcrdienBteln'ke leeraar aan de Muziekschool en talentvol cellist; het zal voldoende
gijn te zeggen dat hij zijn naam met eere handhaafde en een groot succes
behaalde: zijn laatste nummer moest op algemeen verlangen herhaald
worden. De begeleiding werd door den heer Th. H. H. Verhey bezorgd,
van wiens compositie de heer Eberle een belangrijk werk in do eerste
afdeeling ten geboore bracht.
De heer L. F. Brandts Buys dirigeerde zijn koor weder mot de gewone
bezieling: men kan zien dat het om zoo te zeggen aan zijn stok hangt,
en slechts waar dit geschiedt kan naar eisch gezongen worden.
En ah? we ten slotte vermelden dat de heer Jochems op verdienstelijke
wijze de koornummers op het klavier accompagneerde, dan kunnen wij
van dit concert afstappen, na der Vereeniging met het succes geluk te
hebben gewenscht.
In de Opera beleefden we Zaterdag eene herhaling van Hans Helling;
deza opvoering heeft ons bevestigd in onze meening dat de heer Ilaase
zone grootste triomfen niet in de Opera zal vieren; een geluid ais het
ajjne, edel van klank en artistiek gevormd, verzekert hem in de
Concertzaal een eerste plaats voor het tooneel is het echter te klein,
terwjjl een zauger als Haase zich daar niet met tivcede partijen kan be
lasten. Tegen eene rol als die van Helling is zijn stem niet opgewassen,
en daardoor leed de geheele opvoering, hoewel de overige medewerken
den zich allen verdienstelijk van hunne taak kweten; bij den feestelijken
optocht was de begeleiding der houten blaasinstrumenten hinderlijk slecht.
Koert's karnermuzieksoirée was goed bezocht en gaf gelegenheid de
kennismaking met mejuffrouw Cateau Esser te hernieuwen; in deze zaal
(van het Nut van 't Algemeen) kwam hare stem meer tot haar recht
dan bij j het concert der Maatsch. ter bev. der Toonkunst in de zooveel
grootere Doelezaal; zij vond warmen bijval en voorzeker zal het velen
aangenaam zijn haar meer te zien optreden. De heer S. de Lange uit 's Hage
verleende zijne medewerking aan het klavier en handhaafde zijn naam op
dat gebied op schitterende wijze; de heer Koert zelf behaalde met de
voordracht zijner kleinere nummers een onbetwistbaar en welverdiend
succes; het eerste nummer (Sonate van Bach) werd door een groot deel
van het publiek met onverschilligheid, door een ander deel niet verveling
aangehoord; men verlangt tegenwoordig iets meer boeiends, meer sprekenda.
Zondag 13 dezer had eene reprise plaats van llobtït der Teitj'd; de
heer Behrens verhinderd op te treden word vervangen door den
heer Muller, die dit naar zjjn beste vermogen deed en niet
onverdiensteljjk zong, hoewel hij het gemis van eerstgenoemden niet vergoeden kon;
ook de heer Udvardy had goede oogenblikken, maar zijn stemmiddelen
zijn niet opgewassen tegen partijen ais deze. Het was een waar genot
Mevr. Mielke weder eens te hooren, zij het dan ook slechts iu den Robert;
haar heerlijk orgaan verzekert haar immer de sympathie van haar audi
torium, zjj stelle die dan ook niet te zeer op de proef door coupures te
\nake ? waar deze allerminst geoorloofd zijn. Mevr. Uirsrii was weder eens
geheel de oude en vond uiiverdeeide toi-vu;ch;n«'; hebben we dit wel
licht te danken aan het aangekondigde bezoek vau Mevr. Seliaa
Niklass-Kempnev? 't Is mogelijk dat het er niit vreemd aan was.
De voorstelling liep voor 'net overige goed van stapel, sl< chts de helle
verlichting van de nachtelijke scène in het klooster was hinderlijk en
wekt de billijke vraag, waarom aan de klachten, daarover bij de vorige
opvoering van alle zijden opgegaan, geen gehoor is gegeven. Woensdags
Der Wüdscliütz van Lortzing, opgeluisterd door de medewerking van
het Balletgezelschap uit den Amsterdamschen Pariscbouwburg; de
hoofdpersoon in deze komische Oper, de schoolmeester Baculus, werd
uitmuntend door den heer Kricg weergegeven, die er werkelijk in
slaagde het publiek van 't begin tot het einde in eene vroolijke
luim te houden en het zelfs niet zelden een schaterlach afdwong.
Do muziek is evenwel ver beneden wat we overigens van Lortzing
kennen, en slechts tweemalen merkten we op dat z;j het auditorium werkelijk
interesseerde, namelijk bij het Duet tusschen den Baron en de Barones in
het tweede, en bij het allerliefste kwartet in het derde bedrijf. De op
voering was in 't algemeen te prijzen, de heer v on Bongardt als Graf,
Mevrouw Jaïde als Grüfin, de Heer Grüning als Baron, Mevrouw von
Bongardt, als Grotenen en last not least Mevrouw Betaque als
Baronin vormden eea ensemble, eener betere zaak waardig; dat Mej.
Betaque in het eerste bedrijf als hedendaagsche dandy met grijzen pan
talon, iiuwesl jasje en ronden hoed ten tooneele verschijnt, is blijkbaar
voor velen een niet geringe aansporing «leze opera te gaan zien. Da
Directie had door het engageeren van Genée'a Balletgezelschap een blijk
van activiteit gegeven, dat waardeering verdient; bet Ballet vond bijval
hoewel het verwonderlijk mag genoemd worden dat op zulke onbedui
dende muziek (om er niets meer van te zeggen) nog zóó goed gedanst kou
worden.
De volgende avond vereenisjds alle wave muziekliefhebbers weder in
de groote zaal van den Doele om het eerste Concert der Vereeni
ging Eruditlo Musica bij te wonen; het bestuur was in de keuze der
solisten ditmaal al bizonder gelukkig geweest, want wat dit tweetal ons
te hooren gaf, zal door niemand licht vergeten worden. Mejuffrouw Her
mine Spies, reeds eene goede bekende, gaf de aria Sehlafe, mei»
Lieusto'" uit het Wcïlinachts-Oratoriwn van Bach, benevens een viertal lie
deren ; ronduit gezegd hadden we in plaats van de aria liever iets anders
gehoord, wij kinderen der negentiende eeuw zijn voor het grootste ge
deelte niet meer vatbaar om de op zijn zachtst uitgedrukt KubnG
schoonheid der Bacb/Eche muze te genieten, al is de voordraiht ook zoo
onberispelijk als ditmaal het geval was. Maar stormenderhand veroverde
Mej. Spies aller sympathie met hare liederen ; dat was schoon, dat was
heerlijk, goddelijk!
De heer Eugene Ysaye, uit Parijs, was voor ons concertpubliek nog
vreemdeling, en de vele viool-virtuosen, die hier in dezen kring optraden,
maken het niet gemakkelijk voor hen die na hun komen om tot sueees
te geraken ; de heer Ysaye bleek echter reeds dadelijk na zijne eerste
maten een arti.st van Gcds genade fe zijn. Een prachtige toon, volmaakte
stokvoering en onberispelijke techniek, daarbij eene zekerheid van optre
den die in een .solist zoo gewonscht is, ziedaar eigenschappen welke het
onnoodig maken in verdere bizondcïheden af te dalen ; genoeg zij het,
te vermelden dat het publiek hem zoowel voor de voordracht van het
D mol Concert van \Vieniawski, als voor de Romance van Svendsen en
het Rondo Capt'iccioso van Saint-Saüns warmen en onverdeelden bijval
schonk, en niet ophield alvorens het nog een toegift had bekomen, waartoe
de artsst eene studie van Bach koos. Wij roepen beiden solisten een har
telijk : tot weerziens ! toe. liet orkest voerde onder leiding van den
heer Gernsheim de Eroïca Symphoruo en de Ouverture Euryanihe op
eene wijze uit, die QDS hart deed kloppen van trots over het bezit van
zulke krachten.
'
HARMONIE EN MELODIE.
IV. (Slot).
Is aan de bespreking van Wa«cer ea diens arleid een ruime plaats ia
het werk van Saint-Saens gewijd, ook voor het uitspreken van zijn oordeel
over andere groote toonkunsteaaren vindt hij herhaaldelijk gelegenheid.
Somtijds is dit oordeel verrassend. Het kliukt ons vreemd in de ooven,
over dea Frcyschiits te hooren spreken als du grand opéra de pe'ite
ville", als een essentieel germaansch product, dat overal elders dan in
Duitschen bodem inoeielijk wortel kaa schieten. Zeer terecht toont
SaintSaens aan, dat de Freyschiits niet geschikt is voor de Parijsche groote
opera en niet past bij al de praal en den pronk der weelderige miso-en-scene,
waaraan de Parijzenaars verwend zijn. Maar men maij vragen, of hij
ten opzichte van den eigeuaardigen smaak zijner landgenooten niet al te
verschoonend te werk gaat, wanneer hij zegt, dat Weber de menschelijke
stemmen te veel als instrumenten behandelt.
Wat ik ga zeggen, zal velen ergeren" zoo lezen wij elders. In
mijne oogen ia de uitvoering der werken van Hiindel en Bach een her
senschim ; men kan in dit genre slechts meer of min curieuse proefne
mingen hebben, proefnemingen bij uitstek geschikt om het hart, van ge
leerden en vaa boekwurnien te verheugen ; maar tusschen deze experimen
ten en de verwezenlijking van hetgeen de componist zich had gedroomd,
is een groot onderscheid. Verbeeld u een orchestdirecteur, die een parti
tuur van Hiindel doorbladert met het doel om haar te doen uitvoeren.
Hij krijgt ongeveer den indruk van een heer, die zich met zijne familie
Wil installeeren in een sedert eeuwen onbewoond riddersiot."
Bij den aaavang stuit hij, als op een Eomaansch deurportaa!, op eens
abrupte" ouverture. In deze muziek is alles anders dan gewoonlijk.
Geen nuaneeeiïng, geen coups d'archet. De aanduiding der tempo's ia
onduiuelijK, of ontbreekt, geheel. De bas is becijferd: met dea eersten
oogopslag ziet men, dat hier gerestaureerd en opgebouwd moet worden,
In welke mate? In welken zin? Ieder heeft daarover zija eigen denk
beelden. Eene traditie bestaat niet; Engeland, dat alleen in staat zou
zijn geweest haar te hovroren, heeft haai- verloren."
Samt-Saens mei-nt, dat hierin iuist do aantrekkelijkheid van deze wer