Historisch Archief 1877-1940
No. 4-14
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ken ligt voor vele dirigenten, die niet aoo volijverig zonden zijn, als het
hun geen genot was, als mede-auteur van het meesterstuk te mogen op
treden. Hij houdt echter vol, dat de instrumentatie verouderd en voor
onze oorea ongenie:baar is: un travail lourd et grossier." T)e koren
daarentegen schat Saint-Ssens als vocale compositie, zeer hoog. Maar
de aria's! Talrijk als het zand der zee, en eentonig. Naast schatten van
melodie en van grootschea stijl, stortvloeden van schrikkelijk
ouderweteche roulades. Als slot eene deftige, gezwollen formule, een recept, dat
op alle gevallen wordt toegepast, en, tot afwisseling, plompe ritornellen,
in welke de violen loodzware figuratiën maken.
Slaat men eene partituur van Bacb. op, dan wordt men op ganseh
andere wijze verrast. Daar stuit men op eene wonderlijke flora en fauna.
De flora zijn de bizarre harmonieën en de vreemdsoortige melodieën die
aan eene schilderij van Memlinc of eene gravure van Dürer doen denken.
De fauna zijn de instrumenten: drieërloi fluiten, op verschillende sleutels
geschreven, een gewone ohoe, een ol>oe ffamore, een óboe di caccia, ver
scheiden soorten van trompetten, waaronder enkele, die tot eene
voor onze instrumenten onbereikbare hoogte opstijgen; de hoorns mede
veel hooger dan die van onzen tijd. Onder de strijkinstrumenten
een violino piccolo, een violoncello piccolo, eene viola d'amore en eeno
viola di gamba. Verder eene fantastische fagot, die tot de contra-G afdaalt
De koren, waarschijnlijk geschreven voor een klein aantal zeer geoefende
eangers, wemelen van moeielijkheden, van trillers, van 'samengestelde
passages, van sprongen van bijna twee octaven. En de soli geven op dit
punt aan de koren niets toe.
Na dit zondenregister, dat wel vrat aan Fransehe overdrijving lijdt,
Tionit Saint-Saens tot de conclusie, die wij in menig opzicht onder
schrijven, dat de v/erken van i);uh en Handel sterk besnoeid moeten
worden, eer men ze ten gohooro brengt voor een publiek, dat niet,
zooals het Engelsche, de verveling ais een noodzakelijk kwaad aanneemt.
Gelukkig erkent hij teven?, dat eene dergelijke opvoering mér kan zijn
dan eene curiositeit, of een daad van muzikale piüteit, maar dienen kan
tot opvoeding van de executanten, van het publiek en van do compo
nisten. Do. artisten zuilen er een grootschcn stijl uit leeren kennen;
het publiek zal aich de gewoonte eigen raak?, om naar ernstige zaken
te luisteren; de componisten zullen er een uitgangspunt, vinden." En met
ouverholen en onverdeelde bewondering spreekt de schrijver over de groota
muziekfeesten te Biimingham, waar de oratoria van Handel liet dagelijksch
brood zijn.
Zullen wij Saint-Saens van zijne openhartigheid een verwijt, maken?
De oude Bach zou het zeker niet doen. In 1730 schveoihii: ., Uie Kunst
ist ura sehr viel gestiegen, der Gasto hat sich verwundcrungswiirdig
geandert, daherauch die ehemalige Art der Mnstk in unscren Ohren
nicht melir klingen will." En Each was een veel te heldere kop om zich
te verbeelden, dat zijn werk al blijkt Let ook een mnmnneniiim aere
pcrtmnius te, wezen, voor alle eeuwen da Alpha en de Omega der kunst
bevat.
Aan Liszfc wijdt do Fransche schrijver eenige met groote warmte ge
schreven bladzijden. Hij vindt het zwaarfonunt van den arbeid van den
lïongaarschen virtuoos en componist in diens SymphoniscJie Jjich/iinycn
en beweert, dat deza nieuwe vorm, het gebied der toonkunst op buiten
gewone en vruchtbare wijze heeft verrijkt. Haydn, Mozart en Beethoven
hadden voor orchest niets anders geschreven dan symphoniüo en ouver
tures. Weber, Mendelssohn, Schubert en Schnmann hadden zich ook niet
verder gewaagd. Liszt ?wol: hij heeft gedurfd". Durven is in de kunst
het verschrikkelijkste, dat men zich denken kan. In theorie is niets een
voudiger. Er zijn geen wetten tegen de kunst; de artisten zijn vrij om
te doen wat zij willen wie zou liet hun beletten;' Maar in de praktijk
is het geheel anders. De nieuwe vormen, die men eischt en verlangt,
schijnen schrik en afkeer in te boezemen. Om zich daarin thuis te ge
voelen, is geestelijke inspanning noodig, en de lieden, die zich willen in
spannen, zijn zeldzaam. ;,Ce qu'on aime. c'est i se pelotonner dans sa
paresse et dans sa routine, düt-on crever d'enuui et de satióté."
De St/mphonische DicUungcn geven Saint-Saens aanleiding, om de
qviaestie der programma-muziek ter sprake te brengen, Hij heeft geen
bezwaar tegen een program, dat het juiste begrip der compositie gemak
kelijk, dikwijls zelfs mogelijk moet maken. De schilderkunst heeft het
eveneens noodig. Een schilderstuk zal voor een toeschouwer, die zijn
Bybel niet kent, nooit Adam en Eva voorstellen, maar een paar naakte
menschen in een tuin." Saint-Saens sluit zich hier geheel bij Liszt aan,
die schreef : Die Musik gehort ihrer Natur nach nicht ausscliliesslich dom
Bereich des Gefühls an. Sie vermag duroh mehr ais ein Ankn
pfnugspunkt sich den Interessen des Gedankenszu versitiigen. Die vocale kann
es durch die Wahl ihrer Texte, deren Sinu durch ihre Iliilfe au erh
htem Ausdruck geiangt, die Instrumentale kann es durch I'rogramme."
Het is niet moeielijk, tegen deze opvatting eene wolke van getuigen aan
te voeren, die in het programma uen bewijs van muzikaal onvermogen
fcien, of wel eene poging, om de kunst, ten kostu vau haar zelfstandigheid,
tot een vreemd gebied uit te breiden.
Richard Wagner schrijft: \Yenn dor Musiker das heisst der absolute
Musiker zu malen versacht, so briiigt er weder Musik noch ein Ge
malde zu Stande".
Ferdinand Hillcr: Die Tonkunst Kitte gar keine Berechtigung zu
existiren, wena maa das, was sie auaspricht, in kLre Worta bersetzun
oder in Oei malen könnte."
A. W. Ambros: Eine blosse Ueberschrift liisst dom Hürer noch immer
den weitesten geistigen Syielraum, ein Programm macht ihn zum
Sclaven und mit diesem geistigen Zwange hort so aiemlich die geistige
Freude aui".
Moritz Hauptmann: ,In der Kunst, welcho sie auch sei, soll die
ErEcheinuns» selbst wirkea, nicht was wir uns dabei zu denken habcn.''
< *
*
Wij hebben ons door de weinige bladzijden, die Saint-Saens aan Lisz
oawiüejseui'ig tot een kleinen uitstap op het gebied der formale
aesthetica laten verlokken, De lezer, die Harmonie et Melodie ter hand
neemt, zal zich daarover niet verwonderen. Er is geen opstel in den
gansehen bundel, dat niet opwekt tot nadenken en vergelijken, al heeft
het den vorm van een luchtig op het papier geworpen schets. Juist
daarom wenschen wij het boekje in de handen van velen. Mogen de en«
kcle losse grepen, die wij in deze aankondiging konden doen, onze lezers
tot nadere kennismaking met het werk van den geestigen, kundlgen, en
bovenal onbevooroordeelden FranEchen musicus aanmoedigen.
E. D. P.
ALMA TADEMA.
Den Ssten Januari a. s. zal het eene halve eeuw geleden zijn dat
onze beroemde landgenoot, de schilder L. Alma Tadema, in bet noorden
des lanils het levenslicht aanschouwde. Daarom scheen het thans de tijd
om meer in het bijzonder de aandacht op hem te vestigen en te do«n
zien, hoe een ander beroemd man, de Egyptoloog G. Ebers, hier télande
wel bekend, met veel waardeering en lof over Tadama spreekt.
Al is men ook niet zoo ingewijd in de antieken als deze beide oud»
heidkenners, men behoeft maar eenmaal het schitterend licht, de door
schijnende lucht, de kleurenpracht van zee, bloem en blad, en iets van het
leven in het zuiden gezien en genoten te hebben, om die heldere tonen,
die diepe schaduwen, ook de figuren op Tadema's stukken uit Home,
Griekenland of Egypte, beter te begrijpen, al dragen de laatste ook
antieke gewaden.
LAUEENS ALMA TADEMA.
van Georg Ebers.
Het heerlijke van de dubbele, de wetenschappelijke en de poëtische
roeping van den steller van dit stuk is, dat deze hem vergunt, zich altjjd
slechts met dingen bezig te houden, die met zijne neiging overeenkomen;
eu wat kon er aangenamers zijn dan het leven en werken van een man
na te gaan, dien wij zeer genegen zijn, wiens voortbrengselen ons slechts
genot en vreugde verschaffen, en van wiens wijze en kring van werken
men zeggen mag bescheiden stelt de schrijver als kunstenaar zich achter
Tadema dat zij dikwijls en in het oogvallend overeenkomen met de onze.
Toch aarzelden wy lang voor wij besluiten konden een levensbeschrijving
van den vriend te schrijven. Hij is schilder, en daar de schrijver slechts
een vriend der kunst is, geen kunstbeoordeclaar van beroep, zoo moest
hij wel opzien tegen eene taak, waartoe zijn kunde en zijne gave der
beoordeeling niet toereikend schenen, daar hij een gebied betreedt dat
tegenwoordig door de wetenschap is in bezit genomen.
Maar hoe meer sympathie hij koestert voor den mensch wiens leven en
werken het geldt, hoe meer het hem aantrok; nadat hij by zich zelven
overlegd h?d, hoe hij die tnak kon ten uitvoer brengen, en hij de ont
wikkeling en het werl:en des meesters had nagegaan, meende hij, dengeen,
dien hij als mensch zoo goed keilde ook als kunstenaar begrepen te
hebben, en zóó wol in staat te zijn een trouw beeld van zijn leven te
s;even. Dit beeld ino;t eahtor niet als kunstkritiek beoordeeld worden,
en de schepper er van zal tevreden eu dankbaar zijn als het hem gelukt
door zijn werk het welgelijkend portret van een der grootste en meest
eigenaardige kunsteuaarsnaturen van onzen tijd, aan andere vrienden der
kunst naar het leven en begrijpelijk te doen aanschouwen.
Icma;id die er meer toe gerechtigd is, de kunstbeoordeelaar en dichter
Vosmaer, heeft in zijn kunstenaarsroman de Amazone" (een werk dat
in Duitschland niet genoeg bekend is, hoewel vertaald door Mevr. L.
Schneider) reeds vóór ons een beeld van Tadema ontworpen, als hij zijne
persoonlijkheid als mensch en kunstenaar in den Echilder Aisma trek
voor trek trachtte na te teekcnen; maar de dichter heeft de hem ver
gunde vrijheid gebruikt om aan hot portret veel van het zijne toe te
voegen, en zich ook meer met den reeds bekwamen meester dan met
zijn ontwikkelingsgang beziggehouden. In dit laaUto opzicht toch
isVosmaer het meest afgeweken van den waren loop der dingen; mij schijnt
het echter bijzonder aantrekkelijk, niet als dichter, maar als geschied
schrijver, het vlerken des meesters te volgen, en den voleindigden kun
stenaar niet in het licht der verdichting, maar zooals hij werkelijk is aan
den lezer te toonen.
De familie Tadema is, zooals de naam reeds aanduidt evenals die
der families Hobboma, V/ybinga, Eisinga, enz., een oud friesch geslacht.
De vader van onzen Tadema was notaris in het deftige welvarende
dorp Dronvijo bij Leeuwarden, zijne moeder heette Brouwer van
zichzelve. Don sten Januari l83ügeboren, ontving de knaap, die zijne ge
boorteplaats zoo groote eer zou aanbrengen, bij den doop den naam van
Laurens. Alma is een naam zijner fantasie, dien hij als ionp kunstenaar
er bij heeft afingenomen, gedeeltelijk om den wolluideuden klank,
gedeoltelijk ou\dat het, hem verdroot dat, zijne schilderijen in do catalogus
sen der tentoonstellingen altijd eerst op eene der laatste bladzijden
stonden genoemd, omdat ziju naam met een T begon.
Men weet algemeen hoe vlak en arm aan verheffing van den grond
Nederland in de meeste zijner provinciën is; doch die van de geboorte
streek van ORZCU vriend is eenigszius golvend heuvelterrein. Goed on
derhouden korenvelden liggen hier naast malsche weiden, waarin bonte
runderen grazen. Licht <;ii schaduw wisselen vriendelijk af op deze
vruchtbare landerijen, die zoo rijk zijn aan allerlei kleur en tint, en
schilderachtig groepeoren de huizen van Dronrijp zich om de wat hooger
gelegen kerk. Bij zonsondergang glinstert het malsche gras, schittert
het rijpe koren in gouden glans, en op den achtergrond dezer schilderij
verheft zich boven de golvend», vruchtbare heuvelen en de nette boeren
woningen, het godshuis, zóó schilderachtig alsof een kunstenaar het
daar geplaatst had.
Hier ontving Tad?ma de eerste indrukken der kindsheid, hier hebbeu
zich wellicht in zijne ziel geprent die heldere kleuren en dat vroolijke
licht, waarvan zijne kunst later zoo heerlijk wist gebruik te maken.
Uit dezen grond zijn ook de eenige in Holland gevondene oudheden