Historisch Archief 1877-1940
tfc
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N EDERL A N D.
No. 444.
(munten enz.) uit het ileroviagische tijdvak opgegraven en het schijnbaar
kleine- doet dikwijls in de ziel des kunstenaars het groote ontstaan. Is
wellicht ook bij hem, den lateren schilder der Merovingische geschiedenis,
doër een woord, dat hij als kind over die dingen heeft vernomen, of door
eene afbeelding die hy er van gezien heeft, de aandacht op dat groote,
bloedige tijdvak der Frankische geschiedenis gevestigd? Zijn vader stierf
vroeg, maar zyne uitmuntende moeder wist den levendigen knaap met
liefde^ eli omzichtigheid te leiden, en zooals menigmaal het geval is bij
zonen, wier opvoeding door de moeder als weduwe werd geleid, zoo
onttoikbelde zich ook bij hem gevoel en verbeelding bijzonder harmonisch
en "krachtig.
Zijn vader had gewenseht dat hij zich ook aan eene rechterlijke car
rière zou wftden, en zoo werd hönaar het gymnasium te Leeuwarden
gezonden, dat eeuige uren gaans van Dronrijp ligt en waarheen de fami
lie was verhuifd. Hier ontbrak het niet aan opwekking van den zin
voor het schilderachtige en van den lust voor dingen van den ouden
tfld, want in de fraaie hoofdstad der Friezen herinnert het deftige, schoone
en eerwaardige raadhuis aan den bloei der kunst in vorige eeuwen, en
een museum van Friesche oudheden wijst op den voortijd van den koenen,
edelen stam der Friezen, wier landrecht vordert: .de Friezen moeten
vrfc zjjn zoolang de winden de wolken dry ven en de wereld zal bestaan."
Zy zyn ook een volk van Vrijen" gebleven en hebben vaster en langer
dan eenjge andere Nedersaksische stam ook uit ei lijk zich aan hunne oude
gebruiken en volksdrachten gehecht.
Leeuwarden is nu nog door de schoonheid zijner vrouwen beroemd
en toen Tadema een jongen was, droegen nog vele Friezinnen de prach
tige schilderachtige dracht haars volks". Hoe sierlijk is die breede
hoofdband van goud, die aan de slapen in rozetten of ovale gouden
plaatjes eindigt, waaraan dikwjjls diamanten schitteren; hoe voornaam
Stond,- en staat nog aan de meer behoudende onder deze vrouwen, die
kap met kostbare kanten; hoe goed pasten bij een mooi gezicht :die
oorhangers, waaraan edele steensn van hooge waarde glinsterden en dia
;als/amiliekleinood van moeder op dochter overgingen. Dat was prachtig
en stak.wondersehoon bij de algemeerie, naar n model gegoten dracht af,
dat moest den jongen kunstenaar bevallen en hem opwekken naar tijden
te vórsehen, toen iedereen in goud en kleurige gewaden zich doste. En
Tadema's jongensoogen hadden reeds vroegtijdig als kunstenaar leeren
opmerken, zijn talent hud zich reeds in zijue eerste kindsheid geopen
baard. Hij heeft mij zelf verteld dat hij nauwelijks vijf jaar was,
toen het voor de eerste maal werd opgemerkt. Alleen om bezig
'gebonden ~te worden, deelde hij in het teekenonderwijs van oudere jongens,
.en toen de onderwijzer eens een blok, dat als voorbeeld diende, hem
trilde voorteekesen, had -lij het dezen uit de hand genomen en hem aan
gewezen, <Jat eene zekere lijn niet zóó, maar omgekeerd moest loopen.
Spoedig openbaarde zich zijn talent ook door zelfstandige, kleine
teekeDingen; doch hoewel zijne moeder hem in de vroege keus van zijn beroep
niet wilde hinderen, zoo stond zy er toch op dat hij eorst den cursus op
het gymnasium doorliep, en de leergierige knaap, die zoodra hij de klas
sieken leerde begrijpen, veel lust voor da oude talen toonde, voegde
zich gaarne naar dien wemch. Hier werd hem de toegang t otdie bron
nen geopend, uit welke hij het beste en heerlijkste putte bij zijn lateren
arbeid; hier kwam hij het eerst in aanraking met het leven der Grieken
en Romeinen, hetwelk hij zich als bekwaam kunstenaar in Italiëgeheel
eigen maakte. Zijn levendige geest, zijn buitengewoon talent voor talen en
zïijnégewone vlijt, maakten dat hij zoo snel al de klassen der school had
doorloopen, d^.t hij reeds in 1853 naar Antwerpen aan de Akademie ge
zonden kon worden. Als zijn eerste zelfstandig werk liet hij bij do zijnen
liet portret zijner zuster achter en vormde zich toen in da Belgische stad
der kunst met \jver tot schilder.
r Hij was een vroolijk jongmensch bij iedereen bemind, geneigd tot ieder
.vermaak der vroolijko kunstenaarswereld, waartoe hij behoorde, en toch
' «icb, met vollen ernst aan de studie wijdende, e jongeling telde do
«orgen des levens licht, maar die der kunst des te zwaarder en het
duurde lang, eer hij tot de bewustheid zijner kracht kwam. Hoe groot
zgn talent en zijn ijver ook waren, kon hij het zich zelven toch moeielijk
naar den zin maken en geen zijner werken scheen hem in den beginne
goed genoeg cm ten toon te stellen of in den handel te brengen.
In het Fransch gedeelte van België, onder meesters en kameraden van
wie de meesten den blik naar Frankrijk sloegen en dat voigden in wat
''jsg'het beste leverden, bleef bij hem het Germaansche bloed zijns stains
«ich krachtig doen gevoelen. Nederlandsen was wel ten eerste de wijze
?ipgner klenrschakeering, en Duitsch was het onderwerp van de eerste
schilderij van dezen schilder, die, hoewel in Friesland geboren, in Belgi
en Frankrijk tot meester in de kunst gerijpt en die zich eindelijk in
Londen als genaturaliseerd Ecgelschman had neergezet, toch onder alle
kunstenaars van het buitenland in Duitschland de meeste sympathieën
bad opgewekt en met zijne scheppingen zooveel indruk maakte op den
lering der knnstvrienden, dat wij hem eeuigermate tot de onzen rekenen.
En dit verschijnsel is niet toevallig, maar wordt gemakkelijk verklaard
door den Germanischen grondtoon van zijn wezen, door den Duit?chen
waarheidszin, eenvoud en grondigheid, die doorstralen in alles wat hij
Voortbrengt.
Niets bevestigt het gezegde beter dan dit, dat Faust en Gretchsn"
liet onderwerp waren van de eerste groote schilderij, die hij in de Belgi
sche kunstschool schilderde. In 1857 maakte hij deze aquarel af, en ver
eerde die aan den waard der cercle artistique, waartoe hij behoorde.
Even minachtend ging hij te werk met zijn tweede werk, dat een onder
werp uit de geschiedenis zijns vaderlands de verwoesting van de abdij
Terdoest," behandelde, daar hij het aan de keukenmeid zijner moeder
:Schonk,; om het, in de eetkamer op de eene of andere wijze te gebruiken.
Zoolang zijne scheppingen niet aan het ideaal beantwoordden dat hem
voor oogen zweefde, schenen zij hem zonder waarde, mnar hy voelde
dat hij het bereiken kon, en wat minder goed gelukte ontmoedigde hem
niet, maar spoorde hem aan om het beter te doen.
?".'??'?? ? (Wordt vervolgt}).
UIT PABWS.
L.
De onverdragelijke kwestie van het Pessimisme ia weder eens op het
tapijt gebracht door een nieuw boek van Paal Bourget.
Dat werk heeft ons een stortbui van artikelen op den hals genaaid,
die allen betrekking hebben op de zoogenaamde letterkundige school,
van welke men beweert, dat zij van het klagen en zuchten een beroep
wil maken. Het is een curieus boek en knap geschreven, zooals alles wat
uit handen komt van den heer Bourget. Maar het zou werkelijk wel tijd
worden om eens voor goed vast te stellen, dat wat die heeren pessimisten
willen en baöogen, totaal schipbreuk moet lijden en dit daet ook.
Wat hebben zij eigenlijk ontdekt? Niets. Wat voor nut denken zo met
hun leer te stichten? Wederom niets.
Hun pessimisme! Maar dat is de meest banale en de meest afgezaagde de*
gemeenplaatsen. Wat kan er toch voor onspronkeljjks in steken, om tegen
illes en nog wat op hevige wijze uit te varen? En welke verandering ver
beeldt men zich in den loop der wereldsche zaken te zullen aanbrengen ?
Het der natuur kwalijk te nemen, dat zij aan de roos dorens heeft
gegeven, dat is eenvoudig meegaan met den grooten hoop. Maar om
haar te danken, gelijk Alphonse Karr dat deed, dat zij aan de dorens d»
roos gaf, dat getuigt van oorspronkelijkheid.
Verder begrijp ik niet, hoe men zich zoo maar als pessimist kan vestigen
even als men een ijzerwinkel of een menbelmagaziyn opzet, of dat men smart,
afgrijzen en wanhoop verkoopt gelijk men madapolam van de hand zet.
In de letterkunde kan slechts de oprechtheid waarachtig medegevoel
opwekken. Nu zal ieder oprecht mensch, tenzij hg het slachtoffer is van
een monomanie, in zijn leven beurtelings uren van gulle vreugd en opge
wektheid en uren van bedruktheid en smart ondervinden; hu zal zijn
oogen blikken hebben, waarin hij alles leeljjk, maar ook momenten,
waarin hij alles mooi vindt.
Bovendien is Biets gemakkelijker dan erzoo'n laagje vanpessimisme op na
te houden, dat niet verhindert om prettig in het zonnetje te wandelen,
lekker te eten, eeu kalm middagslaapje ta doen, noch om des avonds zgn
sombere buien te verdrijven in schouwburg of concert, op bals of partijen.
Er is nocii kan zijn in Frankrijk een pessimistische school in den strengen
zin dos woords. Onze aard is daarvoor veel te vroolijk en snaaksch, en
de onze natie eigene llague zal ons altyd weder een lach op de lippen
brengen ten koste van die hoogepriesters der troosteloosheid.
Men moet echter goed begrijpen, dat wij daarom geen zier minder ons
telkens wesr knorrig en boos zullen maken over alles en om een uiets;
dat wij over achteruitgang en verval zullen klagen gelijk men dat|
wie weet dit niet. van het begin der wereld af gedaan heeft!
En daarom ju'at kau men zeggen, dat het pessimisme wauwelt en
seurt, en dat tiet fonteintje van zijn tranen per slot van rekening slechts
gewoon water blijkt te bevatten.
liet moet overigens erkend worden, dat alles wel schijnt samen
te spannen om den indruk te geven dat het in de wereld verkeerd gaat.
Een Puut-Neuf, dia heel oud blijkt te wezen: die de soliditeik vertegen
woordigde to Parijs en op een goeden dag inzakt; een winter, die niet
weet wat bij wil en van een sneeuwbui overgaat in een plasregen; een
Parijs, zoo vuil en slikkorig als een riool; klachten allerwege over slapte
in zaken en, op den koop toe, het vooruitzicht vaa die eeuwige
Nieuwjaarscadeaux! lilijf daar nu eens vrooiijk onder!
De Senaat heeft zich bezig gehouden met een zaak, die tot bet gebied
der mise en scène behoort.
Van het drama of het blijspel? Van beiden tegelijk.
Hot betrof een herziene en verbeterde echtscheiding. Tot nu toe was
de mairie hst tooneel, waar het laatste bedrijf der scheidingen werd af
gespeeld. Blaar de ondervinding, die wen daarvan had opgedaan, was
alles behalve gunstig geweest en onze wetgevers hebben zich dus afge
vraagd of het niet betor zou zijn dat overbodige nastukje af te schaffen.
Waartoe zou het toch in vredesnaam dienen om diegenen, die voortaan
ieder hun eigen weg sullen gaan, nog eens voor da laatste maal bij elk
ander te brengen? Waarom hun de verplichting opgelegd om nog eeas
voor da driekleurige sjerp te verschijnen':*
Dat heeft reeds menigwerf aanleiding gegeven tot heftige of dwaza
tooneelen. Men heeft geen eakelo reden om te danken, dat de
geseheidenen elkander zullen omhelzen. Wel bestaat er gegronde vrees, dat da
waardigheid van den maire kan worden beleedigd door voorvallen, dia
meer in het Païais-Royal of in het Ambigue tehuis behooren dan daar.
Onder andere zotte gevallen, die hebben plaats gegrepen, wordt het
volgende vermeld, dat op een der inairies te Parijs gebeurd is:
De formaliteiten zijn afgeloopen. De ambtenaar van den burgerlijken
stand heeft het vereiachte proces-verbaal voorgelezen. Men heeft zyn
Landteekening in het dikke boek gezet.
Daarop wil de man, die zeer ernstige en welbewezen grieven had tegen
zijne vrouw, deze nog op het laatste oogenblik een bewijs geven van zyn
grootmoedigheid. Hij gaat naar haar toe en steekt haar, ten teeken, dat
hij bij het afscheid haar vergeeft, zijn hand toe. Zij steekt ook de hand
uit maar om die niet onzacht op het gezicht van haar man te doen
neerkomen, tot groote ontsteltenis der aanwezigen, die reeds op het punt
waren van aangedaan te wordan.
In een pantomime van de Hanlona zou zoo iets misschien effect maken,
maar voor zulke pantomimes is een dergelijke plaats minder geschikt.
Ziedaar eeu komische zijde. Nu de dramatische.
Een andermaal en nu in de provincie is het de man, die vol
wraakzucht en woede, zich met een revolver in de hand op zijn vrouw
werpt, terwijl de maire, bang voor de kogels, zich achter zijn dikke re
gisters vereclmnet.
Deze twee staaltjes kunnen volstaan, niet wsarV om de meening van het
publiek omtrent de ongeschiktheid van zulk een laatste samenkomst voor
goed te vestigen.
De Senaat host''' dan ooi: wijselijk besloten ze af te schaffen.
Met de nadering van den Nieuwjaarsdag komen ook weer de