Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
I\o.
de mijnwerkers van het Noorden een sombere, zwarte levensopvatting
entmóet', veroorzaakt door hun werken in de mijnen en het huiszittend
leven, waartoe het klimaat hen noodzaakt, treffen wij bij de visschera
Van hst Zuiden, zelfs te midden hunner groote tegenspoeden, een opge
ruimder stemming en eene luchthartiger levensopvatting aan, 'welke zij
Xan hunne Italiaansche nationaliteit en aan het vrije leven in eene zon
nige natuur te danken hebben. Maar overigens zijn alle elementen bij
ttóiden gelijk: bijgeloof, verbonden aan hun ambacht, domheid, een geest
fan onderwerping, een eeuwigdurende strijd om de eerste levensbehoeften
welke hen verbittert, een ingewortelde aleur, en een troostend godsdienst
begrip.
De overeenkomst tusschsn het zieleleven en de uitwendige levensom
standigheden dezer Fransche en Italiaansche volksklasse is treffend; het
is als vormden zij oorspronkelijk een familie, waarvan een doel zich had
afgezonderd om zich onder een andere hemelstreek te gaan vestigen.
Vergelekt men bovendien het leven dezer volksmenschen met dat, hetwelk
W$ in ons eigen land kunnen waarnemen, dan zou men door de gelijkenis
over een nog grooter aantal individuen getroffen worden. Waren wij in
?Staat de parallel door te trekken tot bijv. hetEngelscheenDuitsche volk,
dan zouden wjj ongetwijfeld op den bodem van iedere natie eene volks
klasse vinden, die wat haar zieleleven aangaat slechts in uiterst geringe
mate -van. dat harer naburen verschilt. Iedere staat schijnt gedragen te
moeten worden door het breede voetstuk eeuor uniforme volksklasse,
die geregeerd wordt door weinige en eenvoudige psychologische wetten,
en waarin slechts met de grootste moeilijkheid en na verloop van tijden
benig» wijzigingen in het leven worden geroepen.
\ViI men echter het onderscheid eener volkspsychologie leeren kennen,
de psychologische hoofdtypen eener nationaliteit, dan dient men zich tot
de beschavingsmiddenpunten te wenden, waar de groote orkanen der
hartstochten woeden, de mensch onder den invloed van een
compleksgamenstel van uitwendige omstandigheden verkeert, en zijn zieleleveauit
«en veel grooter aantal factoren is samengesteld. l)e hoogte van iemand's
maatschappelijk standpunt is in den regel recht evenredig met de samen
gesteldheid van zijn psychologiesch leven, en uit een psychologiesch
oogpunt beschouwd vormt de staat eene pyramide, waarvan de breede
basis door eenige eenvoudige wetten geregeerd wordt, en de smallere top
door velen en samengestelden.
In betrekking tot de volks-psychologie zijn de Malavoglia's voor het
naturalisme derhalve een belangrijk gegeven. Maar naast deze
algBmeene beteekenis bezitten zij nog eene bizondcre, welke even min van
"belang ontbloot is, nl. het psychologiesch-proces van de familie der
Mak.voglia's, waarvan dit boek ons de analyse schenkt. Verga geeft in dezen
ornan de beschrijving van het verval eener visscliers-familie, welke in
iet begin der geschiedenis in goeden doen verkeert, en op hst einde,
door een samenloop en opeenvolging van omstandigheden, vervallen en
verarmd is. Deze vervalsgeschiedenis gaat nitt gepaard met romantische
.gebeurtenissen, die door den schrijver met opzet in het leven zijn geroe
pen om eenig effekt teweeg te brengen, maar zij is het langzame ont
bindingsproces, dat zijn normale verloop heeft, als van een lichaam, het
welk eens aangetast zijnde, tot ontbinding overgaat. Het is een drama
.zonder handeling en de uiteenzetting van eene opeenvolging van
toe?tandon, die ongemerkt uit elkander voortvloeien en steeds in hevigheid
en ernst toenemen. Dat is het hoofdthema van de Malavoglia's. Na
tuurlijkerwijs gaat deze staat van maatschappelijk verval vergezeld met
,een staat van psyehologiesch verval en het is hierin, dat wij den
naturaust Verga met behulp der waarneming en der proefondervindelijke
leerwijze aan het werk zien, om ons de fijnste schakeeringen in hare
.logische opeenvolging te ontleeden. De Malavoglia's doen denken aau
een boom, die eerst zijne blaeren verliest, daarna dorre takken krijgt,
totdat het bederf tot bet sap is doorgedrongen en de oude reus eindelijk
door een hevigen storm ontworteld wordt, zonder dat ooit een
menfichenhand er den bijl aan gelegd heeft.
Dat Verga onder den invloed der Fransche naturalisten staat en zich
naar hen gevormd heeft, blijkt niet alleen uit den ganscheu opzet van
dezen roman, maar zelfs uit sommige zijner personen; de apotheker
Don Franco o.a. uit de Malavoglia's'1, herinnert tot in de kleinst e
bizonderheden aan den klassiek geworden apotheker Homais, uit f'lauberts
Madame Bovary". In n opzicht wijkt hij eenigszins van de Franschen
af, namelijk in de ongelijkmatige behandeling van zijn onderwerp; terwijl
toch bij de Franschen groote zorg besteed wordt aan het gelijkmatig
Verloop van het psychologiesch proces, schijnt Verga hier minder aandacht
aan besteed te hebben. Of zou dit wellicht aan de vertaling liggen'?
Vooral het eersto deel is vol hiaten in den gedachtengang van den schrijver
en er heeft zich van mij ouder het lezen een gevoel van twijfel meester
gemaakt of de Hollandsche overzetting getrouw aan de oorspronkelijke
'tekst was; ik kon onmogelijk aannemen dat een zoo gebrekkig samenstel
op vele plaatsen gepaard kon gaan met de nauwgezetheid en logische
meesterlijke behandeling, waarvan het boek op andere plaatsen sporen
'draagt. Toen heb ik mij de vraag gesteld: heeft de vertaler niet hier
en daar willekeurig stukken uitgelaten? De aannemelijkheid van dit
'vermoeden wordt grooter, wanneer men weet, dat dezelfde vertaler in
een bundel realistische schetsen," welke niet in den handel was, maar
waarvan mij de bespreking in dit blad werd toegestaan, uit eene novelle
van Guy de Maupassant geheel willekeurig een stuk heett weggelaten,
zonder den lezer hiervan te verwittigen. Ik spreek met betrekking tot
de Malavoglia's" slechts een vermoeden uit, waaromtrent ik mij echter
binnen kort zekerheid zal kunnen verschaften, daar er vaa de hand der
heeren Edouard Eod, een nauwgezet kunstenaar, eene Fransche vertaling
van dit werk zal verschijnen; dan zal ik openlijk verslag over mijne be
vinding uitbrengen.
Frans Netscher.
DE RUÏNE VAN DEN OLDENBORGfl.
Een oude barones wie van hare vroegere grootheid niets is overge
bleven dan een schraal inkomen, een vcvvaileu kasteeltje, haar titel en
bovengenoemde ruïne het overblijfsel van den stamzetcl van het ge
slacht Van den Doornebos heeft een zoon en eene dochter. Beiden,
opgevoed in de vreeze des Heeren en de blinde vereering der adellijke
traditiën, en wel om de goedkoopte aan huis en van elk afgezonderd, ook uit
vrees voor besmetting door niet-adellijken Otto, de stamhouder in spe, ia
officier, de eenige betrekking die hem in staat zou stellen om, ook zonder
middelen, het geslacht tot zijn voormaligen luister terug te brengen. De
man gevoelt zich evenals zijn moeder ongelukkig in zijn bekrom
pen financieelon toestand. Luitenant zijn en van adel en zijn stand
niet te kunnen opaouden", hindert hem geweldig. Met titanische verach»
ting ziet hij op elk ongeadelde neer. Aleyda, zijn zuster, vat de zaken
luchtiger op; zij is opgeruimd van nature; in haar sluimeren democrati
sche nsigiü.gen die op eene aanleiding wachten om tot bewustheid te
geraken. De gelegenheid daartoe doet zich voor. Een gezelschap socialisten
houdt in de nabijheid der ruïne eene vergadering in de open lucht. Een
jong doclor in de letteren, Willem van Loo, voert daar het woord. Ah-yda
hoort, ongezien, den socialist zijne theorieën uiteenzetten. Aanvankelijk
verontwaardigd dat nog wel bij de ruïne zoo heftig wordt te velda
getrokken tegen den adel, maar aangetrokken door de nieuwheid van
het gehoorde, toont ze zich niet afkeerig van het toeval, dat haar ia da
gelegenheid stelt hem de les te lezen. Indachtig aan het hoor en weder
hoor", vergunt zij Van Loo haar uit Amsterdam socialistische geschriften
toe te zenden en.... de eerste kennis wordt gemaakt. Wanneer het
meisje daarna voor de eerste maal van haar leven in de hoofdstad
gaat logeeren, bij eene familie Lloogerlioudt, verwanten van de barones,
komt ze in de nabijheid van en soms in aanraking met den geletterden
doctor. Te Amsterdam ligt Otto in garnizoen. Op hem heeft de heer
Hoogerhoudt, een rijk handelsman, een goed oogje. De baron zal eene
goede partij voor zijne dochter Johanna zijn.
Terheide, een vriend van Otto en eveneens officier, is druk bezig' te
dingen naar haar hand, maar zonder succes. Johanna is met haar
vader n van zin. De baron blijft ongevoelig voor de avances van vader
eu. dochter; hij encanailleert zich niet en verwaardigt alleen zich da
gastvrijheid te laten welgevallen, waarmede hij door de Hoogerhoudts
wordt overlalen. Hij wordt evenwel de dupe van zijn geldzucht en van
eene beweerde speculatie door esn broeder van Terheide op het getouw
gezet. De operateur weet hem de ruïne, die recht geeft op het
voeren van den naam, afhandig te maken ten behoeve van zijn vader,
den titelzuchHgcn notaris Terheide. Aleyila knoopt vriendschap aan met
een paar schilderessen die haar, tot nu toe dilettante, er toe brengen
om de kunst ernstig te beoefenen en op eene waarvan Otto verliefd
wordt. Aley.:a neemt zich voor, bij succes, van hare kunst haar moeder
te ondersteunen wat, haar broeder, als vernederend voor liun naam,
verre van zich werpt. Ook het voorwerp van zijn min tracht hij van de
beoefening van haar kunst aftebrengen; eena liefdesverklaring die hij
haar doet, na eerst Vorstcrman van Oijen te hebben doen onderzoeken
of en laten uitmaken dat zij van adellijke afkomst is, bezorgt hem een
blauwtje.
De kunst f-n de baron; niet do baron zonder de kunst. Uit wanhoop
over het verpanden der ruïne, wil tto zich van het leven berooven, maar
wordt hierin, juist, intijds nog, verhinderd door Van Loo. De bijzocclore
belangstelling die deze bij verschillende gelegenheden aau dea
dag legt, geeft hem de overtuiging dat Van Loo zijne zuster liefheeft,
hetgeen hem ten zeerste bclgt. Van Loo kent sijn afkomst niet; hij is ia
het geheimzinnig' bezit van een aanzienlijk kapitaal; hij is socialist. Nadat
Van Loo hem weder in liet bezit der ruïne heeft weten te stellen, wat
hem niet veel ia de achting van de barones en haar ongenaakbaren zoon
heelt doen stijgen, ook niet terwijl de oude matrone de geheele toedracht
der zaak kent, gaat Otto naar Indiëen sterft daar. Van Loo en Aleyda
zijn het eens geworden en na veel vijven en zessen stemt de moeder in
het. huwelijk toe. De socialist is van zijne denkbeelden goeddeels genezen;
op de fondamenten der ruïne wordt eene coöperatieve kaasfabriek opge
richt. Dit is in hoofdtrefc de inhoud van den tweedeeligen roman
De Ruïne van den OldetiborgJi, door mevr. Zwaardemaker?Visscher;
uitgave van S. en W. N. van Kooten te Schoonhoven.
De titel van het boek is .goed gekozen. Om den bouwval toch groepeert
zich ds handeling. Bij de ruïne wordt de knoop gelegd tusschen de beide
hoofdpersonen. Van Loo en Aleyda. De ruïne haalt den band nauwer
aan Van Loo verplicht de familie aan zich door dan terugkoop. Da
ruïne ten elotte is de apotheose van het verbond. De kaasfabriek op da
grondvesten van daa bouwval dat is de alliantie van het democratisch
met, het aristocratisch beginsel. Stof genoeg dus voor eene boeiende
verwikkeling mits goed uitgewerkt.
liet verloop der handeling is geleidelijk en niet onwaarschijnlijk. Ten
aanzien van de karakterteekening kan het oordeel niet gunstig luiden.
Hot woord M« caractbre Men, fade est celui do wen avoir uuciiri"
spreekt uit ganseh het boek. Aannemende dat de tetkening de waarheid,
zooals de schrijfster zich die voorstelde, aabijkomt, dan moet erkend
dat zij weinig mededoogen heeft, om u twee cieelen lang iu het gezelschap
te laten van zulke onbeduidende personen. De eenige persoon voor wie
ze wat sympathie weet te verwerven is Aleyda. Maar men gevoelt zoo
gauw iets voor een liefhebbend meisje. Hart heeft dat kanplanfrje wel;
maar haar verstandelijk peil bereikt ternauwernood de middelmatigheid,
En zoo gaat het met allen. Zcli's de doctor in de letteren hij en
Aleyda komen alleen uit door het neerdrukken hunner omgeving zegt
niets wat b. v. in een ;<ewoon gezelschap aandacht zou trekken, terwijl
zijn handelingen hem niet, tot een karakter stempelen.
Hij he.'ft, Aleyda lief. Nu ja. Zoo iets gebeurt meer. Het kogt hem
wat moeite om zijn doel te bereiken en hij slikt met graagte allerlei
beleedigiuoen om harentwil. Ten aanzien VPU ziju beginselen" doet hij
ten siotte water in zijn wijn. Hij laat zich door officieren tweemalen
uitdagen... neemt dat niet aan. En dan nog wel van officieren die blijk
baar 11 iets daarvan ernstig meeiien.
DU eau, Otto diis, is i.e 11 kunikter. Of men moet elk die aan hoog»
momlswiWi zin, lijdt voor zood-inig houden. Wel is hij in het bezit vaa