De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 december pagina 8

27 december 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. I\o. de mijnwerkers van het Noorden een sombere, zwarte levensopvatting entmóet', veroorzaakt door hun werken in de mijnen en het huiszittend leven, waartoe het klimaat hen noodzaakt, treffen wij bij de visschera Van hst Zuiden, zelfs te midden hunner groote tegenspoeden, een opge ruimder stemming en eene luchthartiger levensopvatting aan, 'welke zij Xan hunne Italiaansche nationaliteit en aan het vrije leven in eene zon nige natuur te danken hebben. Maar overigens zijn alle elementen bij ttóiden gelijk: bijgeloof, verbonden aan hun ambacht, domheid, een geest fan onderwerping, een eeuwigdurende strijd om de eerste levensbehoeften welke hen verbittert, een ingewortelde aleur, en een troostend godsdienst begrip. De overeenkomst tusschsn het zieleleven en de uitwendige levensom standigheden dezer Fransche en Italiaansche volksklasse is treffend; het is als vormden zij oorspronkelijk een familie, waarvan een doel zich had afgezonderd om zich onder een andere hemelstreek te gaan vestigen. Vergelekt men bovendien het leven dezer volksmenschen met dat, hetwelk W$ in ons eigen land kunnen waarnemen, dan zou men door de gelijkenis over een nog grooter aantal individuen getroffen worden. Waren wij in ?Staat de parallel door te trekken tot bijv. hetEngelscheenDuitsche volk, dan zouden wjj ongetwijfeld op den bodem van iedere natie eene volks klasse vinden, die wat haar zieleleven aangaat slechts in uiterst geringe mate -van. dat harer naburen verschilt. Iedere staat schijnt gedragen te moeten worden door het breede voetstuk eeuor uniforme volksklasse, die geregeerd wordt door weinige en eenvoudige psychologische wetten, en waarin slechts met de grootste moeilijkheid en na verloop van tijden benig» wijzigingen in het leven worden geroepen. \ViI men echter het onderscheid eener volkspsychologie leeren kennen, de psychologische hoofdtypen eener nationaliteit, dan dient men zich tot de beschavingsmiddenpunten te wenden, waar de groote orkanen der hartstochten woeden, de mensch onder den invloed van een compleksgamenstel van uitwendige omstandigheden verkeert, en zijn zieleleveauit «en veel grooter aantal factoren is samengesteld. l)e hoogte van iemand's maatschappelijk standpunt is in den regel recht evenredig met de samen gesteldheid van zijn psychologiesch leven, en uit een psychologiesch oogpunt beschouwd vormt de staat eene pyramide, waarvan de breede basis door eenige eenvoudige wetten geregeerd wordt, en de smallere top door velen en samengestelden. In betrekking tot de volks-psychologie zijn de Malavoglia's voor het naturalisme derhalve een belangrijk gegeven. Maar naast deze algBmeene beteekenis bezitten zij nog eene bizondcre, welke even min van "belang ontbloot is, nl. het psychologiesch-proces van de familie der Mak.voglia's, waarvan dit boek ons de analyse schenkt. Verga geeft in dezen ornan de beschrijving van het verval eener visscliers-familie, welke in iet begin der geschiedenis in goeden doen verkeert, en op hst einde, door een samenloop en opeenvolging van omstandigheden, vervallen en verarmd is. Deze vervalsgeschiedenis gaat nitt gepaard met romantische .gebeurtenissen, die door den schrijver met opzet in het leven zijn geroe pen om eenig effekt teweeg te brengen, maar zij is het langzame ont bindingsproces, dat zijn normale verloop heeft, als van een lichaam, het welk eens aangetast zijnde, tot ontbinding overgaat. Het is een drama .zonder handeling en de uiteenzetting van eene opeenvolging van toe?tandon, die ongemerkt uit elkander voortvloeien en steeds in hevigheid en ernst toenemen. Dat is het hoofdthema van de Malavoglia's. Na tuurlijkerwijs gaat deze staat van maatschappelijk verval vergezeld met ,een staat van psyehologiesch verval en het is hierin, dat wij den naturaust Verga met behulp der waarneming en der proefondervindelijke leerwijze aan het werk zien, om ons de fijnste schakeeringen in hare .logische opeenvolging te ontleeden. De Malavoglia's doen denken aau een boom, die eerst zijne blaeren verliest, daarna dorre takken krijgt, totdat het bederf tot bet sap is doorgedrongen en de oude reus eindelijk door een hevigen storm ontworteld wordt, zonder dat ooit een menfichenhand er den bijl aan gelegd heeft. Dat Verga onder den invloed der Fransche naturalisten staat en zich naar hen gevormd heeft, blijkt niet alleen uit den ganscheu opzet van dezen roman, maar zelfs uit sommige zijner personen; de apotheker Don Franco o.a. uit de Malavoglia's'1, herinnert tot in de kleinst e bizonderheden aan den klassiek geworden apotheker Homais, uit f'lauberts Madame Bovary". In n opzicht wijkt hij eenigszins van de Franschen af, namelijk in de ongelijkmatige behandeling van zijn onderwerp; terwijl toch bij de Franschen groote zorg besteed wordt aan het gelijkmatig Verloop van het psychologiesch proces, schijnt Verga hier minder aandacht aan besteed te hebben. Of zou dit wellicht aan de vertaling liggen'? Vooral het eersto deel is vol hiaten in den gedachtengang van den schrijver en er heeft zich van mij ouder het lezen een gevoel van twijfel meester gemaakt of de Hollandsche overzetting getrouw aan de oorspronkelijke 'tekst was; ik kon onmogelijk aannemen dat een zoo gebrekkig samenstel op vele plaatsen gepaard kon gaan met de nauwgezetheid en logische meesterlijke behandeling, waarvan het boek op andere plaatsen sporen 'draagt. Toen heb ik mij de vraag gesteld: heeft de vertaler niet hier en daar willekeurig stukken uitgelaten? De aannemelijkheid van dit 'vermoeden wordt grooter, wanneer men weet, dat dezelfde vertaler in een bundel realistische schetsen," welke niet in den handel was, maar waarvan mij de bespreking in dit blad werd toegestaan, uit eene novelle van Guy de Maupassant geheel willekeurig een stuk heett weggelaten, zonder den lezer hiervan te verwittigen. Ik spreek met betrekking tot de Malavoglia's" slechts een vermoeden uit, waaromtrent ik mij echter binnen kort zekerheid zal kunnen verschaften, daar er vaa de hand der heeren Edouard Eod, een nauwgezet kunstenaar, eene Fransche vertaling van dit werk zal verschijnen; dan zal ik openlijk verslag over mijne be vinding uitbrengen. Frans Netscher. DE RUÏNE VAN DEN OLDENBORGfl. Een oude barones wie van hare vroegere grootheid niets is overge bleven dan een schraal inkomen, een vcvvaileu kasteeltje, haar titel en bovengenoemde ruïne het overblijfsel van den stamzetcl van het ge slacht Van den Doornebos heeft een zoon en eene dochter. Beiden, opgevoed in de vreeze des Heeren en de blinde vereering der adellijke traditiën, en wel om de goedkoopte aan huis en van elk afgezonderd, ook uit vrees voor besmetting door niet-adellijken Otto, de stamhouder in spe, ia officier, de eenige betrekking die hem in staat zou stellen om, ook zonder middelen, het geslacht tot zijn voormaligen luister terug te brengen. De man gevoelt zich evenals zijn moeder ongelukkig in zijn bekrom pen financieelon toestand. Luitenant zijn en van adel en zijn stand niet te kunnen opaouden", hindert hem geweldig. Met titanische verach» ting ziet hij op elk ongeadelde neer. Aleyda, zijn zuster, vat de zaken luchtiger op; zij is opgeruimd van nature; in haar sluimeren democrati sche nsigiü.gen die op eene aanleiding wachten om tot bewustheid te geraken. De gelegenheid daartoe doet zich voor. Een gezelschap socialisten houdt in de nabijheid der ruïne eene vergadering in de open lucht. Een jong doclor in de letteren, Willem van Loo, voert daar het woord. Ah-yda hoort, ongezien, den socialist zijne theorieën uiteenzetten. Aanvankelijk verontwaardigd dat nog wel bij de ruïne zoo heftig wordt te velda getrokken tegen den adel, maar aangetrokken door de nieuwheid van het gehoorde, toont ze zich niet afkeerig van het toeval, dat haar ia da gelegenheid stelt hem de les te lezen. Indachtig aan het hoor en weder hoor", vergunt zij Van Loo haar uit Amsterdam socialistische geschriften toe te zenden en.... de eerste kennis wordt gemaakt. Wanneer het meisje daarna voor de eerste maal van haar leven in de hoofdstad gaat logeeren, bij eene familie Lloogerlioudt, verwanten van de barones, komt ze in de nabijheid van en soms in aanraking met den geletterden doctor. Te Amsterdam ligt Otto in garnizoen. Op hem heeft de heer Hoogerhoudt, een rijk handelsman, een goed oogje. De baron zal eene goede partij voor zijne dochter Johanna zijn. Terheide, een vriend van Otto en eveneens officier, is druk bezig' te dingen naar haar hand, maar zonder succes. Johanna is met haar vader n van zin. De baron blijft ongevoelig voor de avances van vader eu. dochter; hij encanailleert zich niet en verwaardigt alleen zich da gastvrijheid te laten welgevallen, waarmede hij door de Hoogerhoudts wordt overlalen. Hij wordt evenwel de dupe van zijn geldzucht en van eene beweerde speculatie door esn broeder van Terheide op het getouw gezet. De operateur weet hem de ruïne, die recht geeft op het voeren van den naam, afhandig te maken ten behoeve van zijn vader, den titelzuchHgcn notaris Terheide. Aleyila knoopt vriendschap aan met een paar schilderessen die haar, tot nu toe dilettante, er toe brengen om de kunst ernstig te beoefenen en op eene waarvan Otto verliefd wordt. Aley.:a neemt zich voor, bij succes, van hare kunst haar moeder te ondersteunen wat, haar broeder, als vernederend voor liun naam, verre van zich werpt. Ook het voorwerp van zijn min tracht hij van de beoefening van haar kunst aftebrengen; eena liefdesverklaring die hij haar doet, na eerst Vorstcrman van Oijen te hebben doen onderzoeken of en laten uitmaken dat zij van adellijke afkomst is, bezorgt hem een blauwtje. De kunst f-n de baron; niet do baron zonder de kunst. Uit wanhoop over het verpanden der ruïne, wil tto zich van het leven berooven, maar wordt hierin, juist, intijds nog, verhinderd door Van Loo. De bijzocclore belangstelling die deze bij verschillende gelegenheden aau dea dag legt, geeft hem de overtuiging dat Van Loo zijne zuster liefheeft, hetgeen hem ten zeerste bclgt. Van Loo kent sijn afkomst niet; hij is ia het geheimzinnig' bezit van een aanzienlijk kapitaal; hij is socialist. Nadat Van Loo hem weder in liet bezit der ruïne heeft weten te stellen, wat hem niet veel ia de achting van de barones en haar ongenaakbaren zoon heelt doen stijgen, ook niet terwijl de oude matrone de geheele toedracht der zaak kent, gaat Otto naar Indiëen sterft daar. Van Loo en Aleyda zijn het eens geworden en na veel vijven en zessen stemt de moeder in het. huwelijk toe. De socialist is van zijne denkbeelden goeddeels genezen; op de fondamenten der ruïne wordt eene coöperatieve kaasfabriek opge richt. Dit is in hoofdtrefc de inhoud van den tweedeeligen roman De Ruïne van den OldetiborgJi, door mevr. Zwaardemaker?Visscher; uitgave van S. en W. N. van Kooten te Schoonhoven. De titel van het boek is .goed gekozen. Om den bouwval toch groepeert zich ds handeling. Bij de ruïne wordt de knoop gelegd tusschen de beide hoofdpersonen. Van Loo en Aleyda. De ruïne haalt den band nauwer aan Van Loo verplicht de familie aan zich door dan terugkoop. Da ruïne ten elotte is de apotheose van het verbond. De kaasfabriek op da grondvesten van daa bouwval dat is de alliantie van het democratisch met, het aristocratisch beginsel. Stof genoeg dus voor eene boeiende verwikkeling mits goed uitgewerkt. liet verloop der handeling is geleidelijk en niet onwaarschijnlijk. Ten aanzien van de karakterteekening kan het oordeel niet gunstig luiden. Hot woord M« caractbre Men, fade est celui do wen avoir uuciiri" spreekt uit ganseh het boek. Aannemende dat de tetkening de waarheid, zooals de schrijfster zich die voorstelde, aabijkomt, dan moet erkend dat zij weinig mededoogen heeft, om u twee cieelen lang iu het gezelschap te laten van zulke onbeduidende personen. De eenige persoon voor wie ze wat sympathie weet te verwerven is Aleyda. Maar men gevoelt zoo gauw iets voor een liefhebbend meisje. Hart heeft dat kanplanfrje wel; maar haar verstandelijk peil bereikt ternauwernood de middelmatigheid, En zoo gaat het met allen. Zcli's de doctor in de letteren hij en Aleyda komen alleen uit door het neerdrukken hunner omgeving zegt niets wat b. v. in een ;<ewoon gezelschap aandacht zou trekken, terwijl zijn handelingen hem niet, tot een karakter stempelen. Hij he.'ft, Aleyda lief. Nu ja. Zoo iets gebeurt meer. Het kogt hem wat moeite om zijn doel te bereiken en hij slikt met graagte allerlei beleedigiuoen om harentwil. Ten aanzien VPU ziju beginselen" doet hij ten siotte water in zijn wijn. Hij laat zich door officieren tweemalen uitdagen... neemt dat niet aan. En dan nog wel van officieren die blijk baar 11 iets daarvan ernstig meeiien. DU eau, Otto diis, is i.e 11 kunikter. Of men moet elk die aan hoog» momlswiWi zin, lijdt voor zood-inig houden. Wel is hij in het bezit vaa

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl