Historisch Archief 1877-1940
No. 445.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
? ons land volgt daarin weer een ander land na, te weten Frankrijk;
welnn, de redea van teruggang van Frankrijks prestige wordt door vele
Franschen geweten aan het bourgeois" dat van af den eersten burger,
den President der Republiek, tot aan den armsten arbeider een karak
tertrek is geworden. Zija wij ook niet op dien weg? En voert die weg
niet naar zwakheid, naar gebrek aan onafhankelijkheidsgevoel, naar
gebrek aan wil, moed, kracht en middelen, om ons en onze rechten te
verdedigen ?
(1) Hoe beeft niet dezer dagen de fransche Premier Btisson in de Cbsmbre des
Députés hetzelfde doen hooren wat onzo majoor tegen zijn medelid uit Arnhem en
de Kamer sprak: Op n rust de plicht om niet alleen voor de financiën des lands,
maar ook voor zyue eer te waken."
SCHAAKSPEL.
58
59
60
C 5 C 7
C 7 H 7
H 7 A 7
A4 B4
B 4 B 6
(ït
Stand der partij na den 52en zet wit.
Wit K. B 3. T. G 7, P. C 4 en G 5. (1) Zwart K. F 4,T.C5,P.B6,C7enE5. (5
2ePartg. Wit (Parijs). Zwart (Weenen).
52
E3
54
55
58
57
58
59
60
B 3 C 3
K. B 4
K. nt B 5
T. 07
C 7 K 7
E 7 E 8
B 5 C 5
K, C 4
F 4 F 5
B 6 B 5
T. et C 4 f
T. G 4
F 5 nt G 5
G 5 F 6
T. D 4
D 4 D l
F 6 F
(f t) Feitelijk werden wederzijds nog enliole zetten gedaan, maar zooals te voor
zien was, is den stnjd eervol met elk eone winstparlrj, onbeslist geëindigd.
Zoo voeren wij eon krijg, die niet verwoest of moordt,
Haar in een ledig uur ons peinzend brein bekoort;
Zij dan de heerscher prat op bloedige laurieren,
In 't strijdperk van 't vernuft zal ons eene eerkroon eieren.
C erutti.
No. l
Van Met z'n vieren", te Amsterdam.
ZWABT.
d e f
WIT.
Wit speelt voor en geeft in 3 zettsn mat.
(Wit 6 en Zwart 6 met K. D 2).
OPLOSSING VAN SC H A AKPK OBLEE M No. 51.
MoWemeo van Samuel Loyd.
l T. nt G 3 Bh. nt T. (a
2 Pd. J1 3 Ad libituin.
3 G 2 G 4 mat.
(3)
l Bh. nt Pd.
« G p - H S i- El- H 4
G 2 G 4 m;
D. E S mat.
K. D 4 (2
(2)
mat.
Np. 2 zonder paard.
H S Et G 3 Bh. E 3
. G 4 E 3 G 5
. H 4 f G 5 nt H 4
P. G 4 mat.
No. 3 zonder paard en pion H 2.
T. B 7 U
B 7 B l
B l H i t
U l H 2
P. G 4 mat.
Bh. E 3 (b
E 3 G 5
G 5 H -i
G 3 nt H 2
(b)
Gaat de Raadsheer l B 6 volgt in
drie' zetten mat. En bij het volgende spol:
B 7 B l
B l E l!
K. G 6
T. £ 4 mat.
P 2 G l
l H 2
K. H 4 (o
Onverschillig
(C)
S Als boven H 2 G l
4 T. nt G l H 5 H 4
6 T. H l mat.
Deze spselwijzen zijn,- even als alles
wat van Loyd ie, zeer geestig.
KEESTMIS-VABIA.
No. l van G. E. Carpentar.
l D. H 31 K. D 6 (i
?» Pd. F 5 mat.
(D
t K. F 4 (3
2 Pd. - E 4 mat.
(3)
l C 5 C 4 (4
2 Pd. F 5 mat.
(4)
l Eb., speelt.
2 Pd. geeft mat.
No. 2 van Sarnuel Loyd.
l Bokkeert lange zijde. D 5 E 4 (l
2 Pd. E l mat.
(D
l K. D4,C4ofC6(5!
2 Pd. D 3 E 5 mat.
(2)
l P. nt E 6 (3
2 D 3 E 5 mat.
(3)
l D 5 nt E 6
2 W. C 5 mat.
No. 3 van E. A. M. M. IN.-Indio).
Wit l B 5 D 7 f E 7 F 8
2 Pd. E 6 11 mat.
Zwart l F 5 nt E 4 t K. ?
2 T. G 5 mat.
Zelf m at.
Wit l Pd. E 6 t f K. nt E 6
2 B 5 nt F 5 f T. nt F B mat.
Zwart l F 5 nt E 4 f K. E 5
2 G 6 E 6 f Pd. nt E 6 mat.
Jïo. 4. In de partij stond op E 7 een
witte pion en op F S een zwart Paard.
Wit aan den zet nam in overijling dit
Paard en vroeg een fiaadsheer. Hij nam
dien fout zet terug, speelde E 7 E 8
Paard en gaf te gelijkertijd schaakmat.
E B
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Te laat ontvangen -voor het vorig weekblad ds volgende juiste oplossingen van
Mei" no. 50 en 't eindspel, en no. 51 benevens 2 en 3 on Keratmis-Varia allen;
.Met z'n vieren" insgelijks allen; Henri de eindatelling en no. 51 diagram, benevens
alle de Kerstmis-varia, alle drie te Amsterdam; Flenügafed te Kaatsheuvel de
Kerstmisvaria en no. 51 met 3 en 4 zet, doch in 5 is bij juist tegenspel 6 zetten tot mat
nodig. De oplossing no. 50 van D. v. K. faalt bij goede verdediging door zwart.
Ook is juist opgelost door P. 3. C. te Amsterdam, DO. 51 in 3 en 4 zetten (van 6
zetten faalt bjj juist tegenspel); voorts de Kei-utnns-varia l, 2 en 3; Fienügatèd te
Kaatsheuvel no. 52; Jantje E'iptist te Sb. schijnt zich vergist te hebben, immers bij
a D 8 F 8, zwart G 7 G 5 volgt geen mat in drie zetten.
SCHAAK PEB TELEGEAAF
tusschen Weonen en Parijs. Vervolg en slot van de Amsterdammer 1885 onder pro
bleem No. 39. Stand der partij na den 52en zet wit.
Wit K. H 2, T. O 3 en D 4, Bh. C 4, P, A 4, B 3, F 2, G 2 en G 4. (9,
Zwart K. F 6, T. B l en Q 8, Eh. P 5, P. A 5, B 6, E G, F 4, G 5 en H 6. (10 etuis.
Wit (Weenen) Zwart (Parijs).
52
53
54
55
66
67
F 2 F S
D 4 nt C 4
B 3 C 4
C 4 C 5
C 3 nt C &
G 8 C 8
D 5 nt C 4
C 8 G 4
B l B 4
13 C nt C 5
B 4?A
Een Boeteling.
KAAR HET HOOGDUITSCH
VAN
SABA HÜTZLEB.
De groene vensterluiken waren gesloten. Vóór het lage huisje
van rooden baksteen, naast de kerk, stond een lijkwagen. Op
het planketsel aan de overzij, dat den bakkerswinkel van Rosa
Ilinders, van het achtergebouw scheidde, zaten, ot liever
hingen een troep knapen, die nieuwsgierig naar den met zwarte
kwasten behangen wagen keken, en op de wijze van ongemanierde
straatjongens hun ongeduld trachtten te verdrijven door zachtjes
te kijven en elkander liefderijke duwen toe te deelen. Wie zou
gestorven zijn? Hier was geen ruim veld tot raden, en
daarom rieden de knapen maar aldoor op n der twee mannen,
die sedert jaren het kleine huisje samen bewoonden. De oude, .
de verlamde vader was den dood nader dan de zoon: Koen
Möller. En als het nu toch eens Koen ware, die , maai
neen, dat was onmogelijk. Wie zou, als Koen Möller?»de
dienstmeid'' niet meer ware, den kinderen tot spot dienen *
Wie anders ware meer geschikt tot naloopen en uitjouwen? Er
was in de kleine stad niemand, die zulke verwilderd afhangende
rokspanden droeg, wiens mouwen zoo afgedragen en zoo kort
om zijn magere armen lagen, en die zulk een rooden zakdoek
om den hals geknoopt droeg, die met bonte slippen in den wind
fladderde. En nu de schoenen, 't waren groote wijde,
viltpantoffels, waarin hij zomer en winter, onhoorbaar daar
heen slofte! Neen, het mocht Koen niet zijn, op wien de sonïr
bere lijkkoets wachtte, en zoo de deur van het lage huisje
niet spoedig openging, zoo de nieuwsgierigheid der woelige
kinderschaar niet spoedig bevredigd werd, dan dan . . . ,
de roodharige Frits uit de apotheek had reeds meermalen gedreigd
dat hij zich zekerheid wilde verschaffen. De naargeestige, druk
kende stilte, die op den ganschen omtrek lag, maakte een geest
van verzet gaande in de onrustige kinderhoofden, en als in stille
verstandhouding wipten eenigen der grootste knapen van het
planketsel af, onder aanvoering van den gevreesden kameraad uit
de apotheek, en terwijl zij den hun ontbreken den moed onder
drieste gebaren verborgen, naderden zij het eenzaam gelegenjs
sterfhuisje. Frits sloop vooruit. De kleine deugniet had, met de.
handen in de broekzakken en de pet half van het. hoofd, onderfc
zoekend en brutaal het terrein opgenomen. Snel zijn besluit
vattend, stapte hij over de straat, en gluurde, het linkeroog
met beide handen overschaduwd, tusschen de reten der
gesjotene groene luiken door. In gespannen houding volgden zijne
metgezellen zijne bewegingen en toen de spionneerende knaap
zich omkeerde, met de armen teekens gaf en de schouders onv;
hoog trok als iemand die verbazingwekkende ontdekkingen doet,
konden ook de anderen kinderen het niet langer uithouden, en
met vlugge sprongen verlieten zij hunne hangplaatsen, ei*
stonden aan de zijde van: rooden Frits.
Als een zwerm musschen drongen zij om het venster heen, om
elkander, met oneerbiedigen ijver, heen en weer te stooten; eerst
uit de grap, en daarop in ernst eene kloppartij aanteleggen, die
weldra in een hevig gevecht ontaardde. De gezichten werden rood.
Luide schimptaal begon los te breken, en te midden van het
plukharen, werd plotseling de smalle deur van het sterfhuisje van,
binnen geopend. Op den drempel verschenen drie mannen, die
met ongedekten hoofde en oifïcieelen ernst, eene lijkkist metj
zwart laken bedekt, naar buiten droegen. Achter hen kwam
iemand, wiens rechterhand, uit de korte mouw stekend, op de
kist rustte, als wilde hij den overledene, nog na den dood tegea