De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 3 januari pagina 3

3 januari 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 445 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Het ia al goed Betje," riep de jo^P mevrouw, doe nu maar wat mijn man je heeft gezegd!" De meid ging, maar aan de deur keerde zij zich nog eens om; u mocht warentig wel eens bij de heeren van de waterleiding gaan klagen", zeide zij, want het is een schandaal zoo dikwijls als je geen druppel uit de kraan krijgt. Een mensen moet zich afbeulen om den heelen'dag naar de bnren te loopen om emmers water, te vragen. Het is God geklaagd! De boojen zijn er toch waarachtig niet voor 't plezier van de heeren van de waterleiding, die duiten genoeg opstrijken, en...." Naar je keuken!" bulderde Sagittarius. Heerejennig mensch, zet maar zoo'n keel niet op! Ik ga al van zeivers," mopperde de meid en vertrok, nadat ze nog eenige mededeelingen omtrent een blaaskaak en een schorem boeltje had gedaan, waarvan ik echter niet veel begreep. Zoude 't waar zijn dat de vuilnis in geen drie dagen is opgehaald?" begon Sagittarius. Geloof het toch niot," antwoordde ik, dat is natuurlijk een praatje; je moest toch wijzer zya vriend, en niet alles gelooven wat men je blieft te vertellen." Wij gingen aan tafel en ik kwam, onder den invloed van een goed glaa wjjn, weldra in eene behagelijke. stemming. Het souper was schitterend, al te schitterend zelfs; we begonnen bij voorbeeld met oesters en er was nougat en kalfszwezerik, vanille-ys en kaviaar, geperst vleesch en marasquin opgedischt. Ik gaf daarover later mijne verbazing aan Sagittarina te kennen, en zeide hem niet onduidelijk dat ik niet 'begreep hoe hij eene dergelijke wijze van leven zoude volhouden, waarop de man met een zucht Antwoordde: dat mama had. gezegd dat hij zijn stand moest weten op te houden." . Enfin, wg soupeerden heerlijk en de wijn WE 3 uitstekend; ik kreeg al 200 langzamerhand een gevoel alsof ik in den zevenden hemel was, toen er eensklaps een spaak in het wiel kwam. Ik geloof poes, dat ik daar een sjr.eld in 't etsn vind", zeide Sagitta rius met een benepen gezicht. Dat is niet mogelijk", antwoordde 3e jonge mevrouw, ik heb zelve Voor het gereedmaken gezorgd". : Maar het is toch heusch waar l" Mijne dochter is te welopgevoed om spelden in het eten te koken, mijnheer!" zeide de schoonmama vinnig. Maar dat is riep Sagittarius, die zich met moeite bedwong; aAquarius wat is dit wat ik hier heb?" Een speld!" antwoordde ik bedachtzaam, na het voorwerp minitieua te hebben onderzocht. De jonge mevrouw barstte in tranen uit. Wanneer de heeren hebben zaamgezworen om iets een speld te noemen, wat geen speld is" riep de schoonmama, dan is er niet tegen te praten, en " Hel en duivel!" schreeuwde Sagittarius, die zijn gedold verloor, zal ik in mijn eigen huis de waarheid niet mogen vertellen". Er volgde eene scène, die daarmede eindigde dat de dames het*veld ruimden; Sagittarius en ik bleven bij een paar flesschen wijn zitten. Ik heb wat aangehaald!" zuchtte mijn vriend, terwijl hij op een stoel viel. , En ik," zeide ik. Jij kunt ten minste opstappen, wanneer je wilt, maar ik ben bakker an." Ik moet erkennen dat je schoonmama een draak is!" Een Vampyr," antwoordde Sagittarius, weetje wat je doet, Aquarius, trouw jij met het mensch, dan raak ik haar met fatsoan kwijt," Ben je mooi mal Sagittarius!" riep ik, ik gebruikte eigenlijk een ander woord, dat niet heel parlementair was wanneer je mij met zulke praatjes aan boord komt, verhuis ik maar weder naar Meerlust!" Trouw haar dan niet" sprak de man, maar kom laten wij onze erger nis onder een glas wijn vergeten." Wij bleven nog een paar uurtjes zitten, rookten een sigaar en keuvelden. Begrijp JU 'ets van die geschiedenis omtrent dien hond, die uit het dieren-asyl is weggeloopen ?" vroeg Sagittarius. Het zal een dubbelganger zijn", meende ik, want ik kan niet verónderstellen dat men in het zoo nuttig gesticht, zoo slecht op de dier tjes zoude passen." Het beest kan ook wel een aanval van krankzinnigheid hebben gehad", meende Sagittarius diepzinnig, ,in de gasthuizen loopen ook wel eens patiënten weg." Neen er moet wat andera wezen, want de directie had pertinent ver klaard dat het beest was overleden." Ik ben er", riep Sagittarius, het dier aal schijndood zijn geweest en bij z\jn ontwaken met het, aan de honden eigen krabbel-talent, uit zijn groeve zjjn te voren gescharreld!" Zeer vernuftig gedacht, Sagittarius!" zeide ik, je gezondheid vriend!" Wij klonken en herdachten het bijna vervlogen jaar; wij kwamen tot de conclusie dat 1885 bitter slecht was geweest en 1886 wel wat beter mocht worden. We hadden het over de viaducten en het Kijks-museum, over de Sociaal-democraten en het gebrek aan werk, over Bulgarije en Servi en Amerikaansche spoorwegwaarden en over wat al niet. Ja het is een duffe boel geweest", zeide Sagittarius, de eenige licht punten vond ik nog de wisseling van beleefdheden tusschen jou en de beroemde mannen, die je tot professor en militaire specialiteit maakten". Was sich liebt, neckt sich", antwoordde ik, dat kan nog wel eens meer gebeuren, maar het is verschrikkelijk laat geworden en ik ga slapen, bereid jij je maar op een bedsermoen voor. Sagittarius trok een scheef gezicht; schrijf je deze week een kadetje?" ttoeg hg. Ja, hoe dat?" Breng dan b|j de jaarswisseling mijne heilwenschen aan het lezend publiek over!" Gaarne voldoe ik aan dien wensch en bied, zoowel namens mij selven, ?Is namens mijn vriend, lezeressen en lezers van dit blad bjj het begin den nieuwen jaarkring, de dan gebruikelijke complimenten aan. Ik hoop dat de ondergeteekende, in 1836, nog vaak kadetjes zal mogan schrijven en het publiek genadig door de vingers zal zien, wanneer sommige baksels eens minder goed uitvallen. Zelfs de gewone bakker levert wel eens werk dat niet deugt, men zegt dan, geloof ik, dat hij er zijne vrouw heeft doorgejaagd zoude het bakkers-gilde, waartoe ik behoor, dan onfeilbaar zijn V Aquariu», UIT HET HAAGJE. LXI. Er zijn menschen die allergelnkkigste kwalen bezitten, welks ze, naar gelang van omstandigheden, kunnen afleggen en waur s indoen, zooals men een jas uit- of aantrekt, overeenkomstig de gril van 't weer of van den mensch zelven. Zoo kennen we lieden met uitmuntende oogen, maar die nu en dan blind, of bijziende, of scheelziende verkiezen te zijn en met uitnemend gevolg. Of die willekeurige oogkwalen den mensch van nut knnnen zijn, betwijfel ik, en wat mij betreft, ik zet liefst mijn oogen zoo wijd mogelijk open. Ik heb me daar altijd 't best bij bevonden. Maar we hebben een andere kwaal, die ik, als ik 't niet ietwat paradoxaal vond, een weldaad voor 't menschdom zou noemen. Op haar naam afgaande, zou ik zeggen, dat ze door een Oost-indiër moet zijn uitge vonden, want ze heet Oostinjesche doofheid". Wie kent dien zegen voor staatslieden, huisvaders, schuldenaren en zoovele anderen niet, die of niet kunnen of niet willen antwoorden op de hun gestelde vragen? In mijne betrekking van echtgenoot en huisvader ben ik wel verplicht ge weest ook een Oostinjesche doofheid te cultiveeren en ik moet zeggen dat ze mij wel eens uitmuntende diensten heeft bewezen, hoewel ze mij in de laatste jaren, sedert mijn meisjes tot dames zijn gepromoveerd^ nog al eens een enkelen keer in den steek liet. Gelukkig ben ik niet de eenige huisvader die dit van zichzelf getuigen moet, en nog gelukkiger acht ik me, te mogen zeggen, dat er anderen zijn, die door hun vrouw en dochters zoo radicaal van hunne Oostinjesche doofheid zijn genezen, dat er voor hen geen hoop meer bestaat, ze ooit terug te krijgen. Neen, zoover is 't met mij, den hemel zij dank! nog niet gekomen. In enkele gevallen ben ik nog zoo kanon-doof, dat geen losbranding van een monster-mortier in staat zou zijn me te doen knipoogen. Ik behoef alweer niet verder te gaan dan mijn vriend den kullunelom op een voorbeeld te kunnen wijzen van een man, die zich eenige jaren geleden nog in een Oostinjesche doofheid mocht verheugen, welke, volgeus de verklaring zijner eigen vrouw, somtijds wel iets verontrustend» had, maar die eindelijk volkomen is gecureerd, sedert mevrouw zijne ge malin op de krachtige samenwerking harer volwassen dochters bogen mag. Ja, :t is zoo: de kolonel heeft thans in zijn eigen huis voor geen oortje meer in te brengen. De fiere krijgsman van weleer, die op zijn ontzag wekkende stem duizenden deed marcheeren, rechtsom, linksom, rechtsom keert en halt maken; voor wion die duizenden beefden als hij zijn wenk* bramven fronste, als ware hij Jupiter in hoogst eigen persoon; de vete raan, die toen ik zijn kennis maakte, een half dozijn iaren geleden, nog eeu man waa, wien men 't kon aanzien dat hij gewoon was niet al« leen te bevelen, maar ook gehoorzaamd te worden, en die heden nog, als hij met hoog opgezette borst door de straten wandelt en hij zjjn zware stem verheft, zeker ontzag inboezemt, > diezelfde ontzagwek kende man wordt 't is zonde dat ik 't zeg door zijn vrouw en dochters totaal om den duim gewonden. Onlangs boezemde hij me diep medelijden in. Ik kwam hem tegen op de wandeling en in de verte zag ik reeds dat er iets niet pluis bij hem was, want in plaats van de borst vooruit te steken en het hoofd in den nek te werpen, zooals hier in den Haag veel heeren doen die terecht of te onrecht met zichzelf op een goeden voet staan, liet de kolonel hst fiere hoofd hangon en ging hij voorover gebogen, als iemand die een onsichtbaren last torst. Hij mg mij niet en hij zou me voorbij zijn gegaan zonder me op te merken, als ik niet was blijven staan en vrij hard had, geroepen: Bonjour, kolonel!" Ah, bonjour, amice", zei da kolonel als uit een droom ontwakende en ook terstond de borst weer opzettende en het hoofd in den nek werpende. Kolonel", hernam ik lachend, ik wed dat ge in uw gedachten bezig waart een promotie te maken voor uwe oud-kameraden, die ik steen en been hoor klagen over den stilstand in de bevordering." Neen, amice", antwoordde de kolonel, me bij den arm nemende en zonder me to vragen of ik lust had terug te keeren of niet, me met zich voorttrok; dat was nu juist het geval niet. Ik beken dat het met de promotie tegenwoordig allerellendigst is gesteld, 't Wordt een duffe boel, en ik dank alle goden dat ik er uit ben" dat zeggen alle gepensionneerde ofucieren, ma ir ik heb er nog nooit «en aangetroffen die 't meende t,tnaar ik heb voor 't oogen blik wel over iets anders te denken dan over promotie's, die toch ook voor mij niets meer kunnen opleveren..." Aan die laatste opmerking herkende ik den practischen man der ne gentiende e:aw, zooals men hem heden ten dage zoc gaarne ziet. Zjo, kolonel ?" zei ik op een niet al te onbescheiden vragenden toon. Ja", antwoordde de kolonel met zijn beminnelijke openhartigheid; als men groote dochters heeft, zooals gij en ik, dan heeft men genoeg te deuken, zonder dat men noodig heeft zich de belangen van anderen aan te trekken." Inderdaad!" antwoordde ik met een zucht. Ja, meneer," vervolgde de kolonel, die groote meisjes, die zijn.... een zegen, heb ik wel eens gehoord, maar ik heb 't nooit ondervonden gu?:; Kolonel," antwoordde ik sententieus, kinderen zijn altijd een zegen, of 't meisjes zijn of jongens, namelijk wanneer ze, zooals de uwe en de mijne, knappe, oppassende kinderen zijn." Altijd?" riep de kolonel driftig, .,'k Vraag je excuus, meneer! Een quaestie van standpunt, meneer, niets anders! Heb je fortuin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl