De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 3 januari pagina 6

3 januari 1886 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 445. voorstelling besteed." We meenden, iat artikelen in de dagbladen en de daarmede overeenstemmende dagelijksche gesprekken toch meer ze kerheid gaven dan alleen, dat meestal leugenachtig men zegt" nog daar gelaten, dat er sprake is van M. B. Meudes da Costa en van S. J. Boaberg Wilson, twee geheel andere personen, dan de bovengenoemde. De heer Alb. Th. nu, niets wetende van de plannen, niets gehoord of gelezen hebbende van de voorbereidselen had zich, eenigszins voorgesteld, dat de vertooners een archaistisch standpunt (zouden) innemen" zoodat men het volledig samenstel eener helleensche schouwburgvertooning" afbeeldde. Dit had de zaak nog eenigszins kunnen verschoonbaar maken, maar t&8ns is de geheele voorstelling een geizoleerd schoolbedrijf." Maar wanner men nu gelieft te bedeuken, dat het onmogelijk is, 20 a 30 duizend Amsterdammers minstens eene voorstelling van een Grieksch treurspel te laten bijwonen in de open lucht onder een schoenen helderen hemel, in eene omgeving als ia Olympia of Corinthe, iu Grieksch gewaad en bezield met de godsdienstige gevoelens der Grieken, met de overtuiging dat tooneel en tempel als 't ware n waren, dat de wraak der goden, dan zal geen voorstelling, hoe archaistisch" ook in staat zijn, ons te doen ondervinden, wat de Grieken ondervonden bij hst ten tooneele voorea van de meesterstukken hunnor dramadichters. Dat et enkele aanmerkingen op het decoratief te maken waren, spreek ik niet tegen, de Egyptische wanddekoratie werkte zelfs zeer zonderling, maar te hoog is de eisch, dat de spelers op kothurnen zouden verschijnen, iets waarover men inderdaad gedacht heeft, maar dat men m. i. gelukkig beeft nagelaten, daar eene zeer langdurige oefening had moeten vooraf gaan eer de spelers er cp konden loopen; eenvoudig belachelijk zou het geweest zijn, de spelers met maskers te zi"n optreden. Noch in Engeland, noch in Amerika, waar dergelijke voorstellingen geregeld aan de orde -zijn, heeft men ooit dien inval gehad of eenige treurige zijde" of iets zonderlings" in deze wijze van werken gezien. Wij zijn aan de bewege lijke gelaatstrekken gewend en kunnen niet als met een tooverstaf zoo , vergriekt worden, dat de maskers ons niet beletten het geheel een vastenasondsgrap te vinden, wat te meer het geval zon zijn geweest, als de spelers evenals de reuzen in het paardeaspel op stelten hadden geloopen. Men heeft gedaan, wat binnen de grenzen van het mogelijko ., gedaan kon worden en ik ben den uitvoerders met duizend anderen daarvoor zeer dankbaar. Even dankbaar was ik den heer Alb. Th. . voor zyn gecast!geerden Warenar, al geleek de schouwburg en de ge heele omgeving volstrekt niet op die van Hooft. Toen Goethe de Ipltigcnie dichtte, wenschte hij een Grieksch treurspel genielelijk te maken voor een Duitsch publiek en speelbaar voor Duitsche acteurs op een Duifsch theater; de Antigone-coimuissie wenschte eveneens hetGriekscho treurspel, manr onveranderd, genietelijk te maken voor een Nederlandsch publiek; ze behield alles, wat ook thans nog mogelijk en begrijpelijk is en liet geen woorden of zinsneden of tooneelen, maar alleen die "ttiteilykheden weg, die ons in eene verkeerde stemming zouden brengen (mas kers, kostumen) en wijzigde het koor in dier voege, dat het zichtbare zweeg en bet onzichtbare zong, waardoor de zanguitvoericg volmaakt was, hetgeen anders onmogelijk het geval had kunnen zijn. Had de opening van het gymnasium moeten gevierd worden door do opvoering van eene vertaling van een Grieksch treurspel, er is geen reden waarom men dan toch niet het volledig samenstel eener helleensche schouw. burgvertooning" zou eischen en wilde men dien eisch ontgaan, dan kon men evengoed elk ander tooneehtuk opvoeren. Achtte men dat onge past ^voor deze gelegenheid, dan zou men, zich op een archaistisch stand punt" plaatsende, die plechtigheid moeten doen bestaan in een preek in de kerk, tenzij de inwijding van 't gebouw moest voorafgaan met eene reeks- aanspraken van autoriteiten in 't Latijn, gelijk vroeger te doen gebruikelijk was. Maar tot welken kring van genoodigden en autoriteiteiten men zich dan mocht bepaald hebben, nog altijd zoudeu er zoo geen 97 pCt. dan toch zeker 95 pCt. bjj geweest zijn, die de taal ook . niet verstonden en daarbij geen tekstboekjes hadden, geen verklarend spel of decoratief en geen stemmingwekkende zang. Wij zijn dankbaar ea voldaan geweest, we hebbon geen bewondering gehuicheld, ws zijn de commissie en den uitvoerders dankbaar we heb beo kunstgenot gesmaakt. Taco H. <Je Beer. UIT BELGIÏ;. De tulpenkweeker, alias Der lustige Krieg. De IndépenSanee schrijft over deze vortooning: Ik zou veel te lang worden indien ik u alle de voorvallen wilde meedeelen die in deze opera de opmerkzaamheid gaande houden. Hoe het gemeenebeat Genua oorlog voert togen de stad Massala, wegens eene danseres; hoe de hertogin van Malaspina een leger heeft geworven uit louter vrouwen om Massala tegen de Genuezen te verdedigen; hoe de gravin Lomellini. . . . den kolonel Uberto huwt, meeaende den hertog van Limburg te trouwen, hoe men van Nicolaas Poot, een Haarlemschen hovenier. . . . eenen valschen hertog maakt om de voortreffe lijkheid van den jongen kolonel beter te doen uitkomen, enz. Het Journal de Bnxellcs bekent eenvoudig in een nummer van den zelfden datum, dat hij geen enkel woord (pas un traitre mot) van de samenspraken en geene enkele bijzonderheid van de geheele verwikke ling heeft verstaan, maar toch een recht aangenamen avond heeft door gebracht. . . . Is het eene slimheid van deze bladen over den knoop van het werk heen te glijden, en zich van den domme te houden? . . . . par gard .jpour les voisins d' outrc-Moerdyk ? . , . . Ziehier wat er ia van de zaak. Da comischa opsra of operette Der Lustige Krieg van Joh. Strauss werd voor vijf jaren te Weenen zeshonderd maal gegeven, reisde weldra naar Berlijn, waar zrj weder nieuwen bijval vond, en ia 1852 werd zij reeds te New-York uitbundig toegejuicht. Moest zulke populaire mnaiek in Brussel geenen opgang kunnen maken? Voorzeker! Doch het onderwerp was al te Duitsch. In een Duitsch kleed mag alleen Wagner in Brussel verschijnen, dewijl 't hij eene zekere klasse van menschen cliic is van Wagner6 te spreken. Toen de Bettélstudent zon worden opgevoerd moest de tekst eerst geadapteerd worden op de omstandigheden, en veel meer is dit nu nog met Der lustige Krieg het geval. De duitsche operette is oorspronkelijk door Zeil en Genée bewerkt naar eenen opeiatekst van Mélesville et Reber, genaamd Les dames capitaines, een werk dat best vergeten mag worden. Doch zooals de duitsche tekst nu door Strauss was ,,getoonzet"(!) kon hy aan de heereii en dames van Brussel niet worden voorgezet. De heeren Alfred en Maurice Hennequin zetten zich aan 't werk, ver taalden, verbeterden, vermeerderden . . . doch nu waren de woorden on mogelijk aan de muziek te lijman. Daar verscheen de bekende Maurica Kufferath, adapteerde den tekst op de muziek en de Alca.za,r(thédtreroyat), waar het toonwcrk zou worden opgevoerd, was geholpen. De kern der verwikkeling is deze: Een zekere tulpenhandelaar (ólevsur de tulipes) van Haarlem, reist met zijue vrouw naar Florence (!) oin aan den hertog van Toskane bloembol len te leveran. Op eenen gestolen ezel komt hij in de omstreken van Massala. Deze stad ligt in twist met hare zusterstad Genua. Nicolaaa wordt voor eenen spion gehouden en naar het legerkamp voor den ko lonel Ubevto gebracht. Tegelijk is ook een jonge dame of weduwe (Violetta, gravin Lomellini) gevangen genomen. Uberto wordt natuurlijk op Violetta verliefd. De kolonel wil aanNicO" laas de vrijheid wedergeven, indien hij op elke wijze Uberto's huwelyk met Vioïetta wil bevorderen. Dat wordt aangenomen. Violetta is ondortusschen ten huwelijk bestemd voor den groot-hertog vaa Limburg". Door eenen brief welken Nicolaas moet vervalsenen, zal Uberto ad interim Violetta huwen. Vervolgens moet Nicolaas zich als eenen hertog kleeden en na verloop van eenige dagen (hoogst natuurlijk!) Violetta komen afhalen. Ubeito fluistert hem in dat hij zich geheel als Hollander aioet voordoen, slechts Nederlandsch spreken en zingen en voorwenden moet dat hij geene andere taal verstaat. (De haeren Alfred Hennequin, Maurice Heiinequiu en Maurice Kufferath laten Nicolaas, die eenen plompen boer voorstelt, met zijne eigene vrouw en tête a tête be lachelijker wijs altoos franse h spreken). Nicolaas Poot handelt naar dit voorschrift, en op 't oogenblik dat hg de bruid naar huis zal voeren vangt hij aan: (letterlijk) Mevrouw ik wensch UTT goeden dag Ik ten bofosrert inderdaed Dat is uiet onplesierig Eet Weder is bedijk! Do solisten en vooral Violetta antwoorden daarop 5 AU quel jargon L'hoïribls laajage" Nicolaas voortgaande: (letterlijk) Belieft u thee. triakt U koffée Eon atnkjo visesea ? wat hebben Wij? Hubt gij no;» tiet ontbeten? Ik zou wel eoten." Dan weer: Honiblo langa^n." Kortom Violetta krijgt eeuoa gi.-ooten afkeer van den (hollanclschen) hertog van Limburg." Ondanks dat wordt Jeanne (de vrouw van Nicolaas) die hem herkend heeft, toch jaloersch op haren man, hetgeen aanleiding geeft tot nieuwe verwikkeling, twist, verzoening, ea een vriendelijk intermezzo vormt. Niets staat nu Uberto's huwelijk meer in don weg. Indien de ware hertog" verschijnt, zal men hom eenvoudig misleiden. Daarmede sluit het tweede bedrijf. Het stuk had er mede kunnen eindigen. Iri het derde bedrijf wordt eenvoudig nog voorgesteld hoe de twee steden door Violetta's bemiddeling vrede sluiten, en Uberto's bedrog aan den dag komt. Wij laten het den verstandigen lezer over, den vrij amakeloozen onzin van dezen tekst, waaraan vole banden arbeidden, te beoordeelen. Hij is eene aaneenschakeling van onwaarschijnlijkheden, tegenstrijdigheden, en toont een volkomen afzijn van begrip van locale kennis, zoo niet nog meer. Wanneer men daarbij nu nog bedeakt dat het leger (?) der Genueezen, zoowel als dat van Massala door vrouwen wordt voorgesteld, dat ondertusschen het pikante van den .Litstigen Krieg is dat de vrouwen van Massala zich tegen de mannen van Genua verzetten; wanneer men zich daarbij de sommige costumes impossïbles van de 18e eeuw voorstelt, Bal men eoa begrip ervan krijgen wadrom de Indépendanoe en het Journal de Bnixelles, gelijk vossen, deels niet hebben verstaan, deels niefc hebben willen verstaan. Dat een Oostenrijksche librettist een of ander afgelegen volk van uit gesproken karakter ('t zij Engelschman, 't zij Hollander) tot voorwerp van spot kiest, al is 't ook ten koste der eenvoudige waarheid en natuur lijkheid dit kan men zich denken. Doch dat de heer Kufferath in België, aan de Hollandsche grenzen, medewerkt om door adaptation die valsche kleur nog te overdrijven, gelijk door een oogenblik van verge lijking der twee teksten onmiddellijk kan blijken, en dat hij zeer weinig de zeden en taal van eigen land en stamgenootea schynt te verstaan is eene groote spleet in het harnas zijner critiek. Oiidertusschen dient erkend te worden dat Der lustige Rrieg tot de beste operetten van Joh. Strauss behoort. Men kan eene zekere oor spronkelijkheid van vinding, petiU&eieud leven en frischheid aan deza eenvoudige muziek niet ontzeggen. Wij halen daaruit (Ie bedrijf) de kopletten van den markies Ugon aan, vervolgens die van Nicolaas, Lat verlies van zijne bloembollen en zijne vrouw betreurende; maar vooral de quintet HO. 8 die een wel doorwerkt muziekstuk is, voi van ongezocht effect.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl