Historisch Archief 1877-1940
DÉAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
als leerling volgde. Wanneer het genie van dezen meester hem ook al
Bifct hökwaam maakte om groote historische onderwerpen tot aangrijpende
uitwerking te brengen, zoo was hij toch met hart en ziel kunstenaar en
?m fijn opmerker. Uit zijn Wandeling uit de stad naar buiten, en uit
«One »Mis" blikt den beschouwer eene gezondere realiteit tegen en eene
meer gelukkige en liefderijke eisoh aan het leven in zijne werkelijkheid,
dan alt allo andere schilderijen van dien tijd ; ook de portretten, welke
WB Van hem gezien hebben, munten uit door grooten waarheidszin en door
«en realisme dat gaarne bereid schijnt, de schoonheid aan de
getrouwbeid op te offeren.
Overigens kan aan zjjne schilderijen ook een schitterend koloriet niet
ontzegd worden, 't geen hjj aan zijne Parijsehe meesters te danken heeft.
Gewoonlijk koos hij onderwerpen uit het volksleven en uit de geschiede
nis zijns vaderlands, en ook de frescos in het groote raadhuis te Antwer
pen stellen dergelijke voor; vóór de voltooiing van deze nam de dood
hem weg. In dezen kunstenaar had Tadema den rechten meester ge
vonden. Eene zeldzame oorspronkelijkheid zal niemand aan de werken
van Leijs kunnen ontzeggen en juist deze eigenschap bezat Tadema, die
tot de meest oorspronkelijke naturen behoort die ik ooit ontmoette, in
aeer hooge mate. Mag men naar de werken van den belgischen meester
oordeelen over zijne persoonlijkheid, dan moet hij eene zeer beminnelijke,
waarachtige en bij allen eenvoud toch krachtige en zelfbewuste
kunstenaarenatuur geweest zijn; mag men ook den boom naar de vruchten
beoordeelen, dan; was hy een voortreffelijk onderwijzer, en Tadema zelf
Verzekert, dat het onderwijs van Lejja bijzonder ingrijpend heeft gewerkt
op zijne geheele ontwikkeling.
Toch bleef hij er verre van af, zich aan de wijze van doen des meesters
onvoorwaardelijk te onderwerpen. Hij is van den beginne getrouw aan
aan zich zelven gebleven en met volle recht kon hij in latere jaren tot
den goed ingelichten kunstkritikus Zimmern zeggen: Als mij ooit iets
geInkt is, dan komt het daarvan, dat ik altijd trouw ben gebleven aan mijne
eigene denkbeelden, dat ik de ingevingen van mijn eigen geest heb opge
volgd en geen anderen kunstenaar heb nagevolgd. Hij, die het in eenig
opzicht in zijn leven tot iets brengen wil, moet allereerst zijn eigen wezen
trouw blijven, en ik mag verzekeren, dat heb ik gedaan."
Terwijl hij onder de oogen van zijn gids vorderingen maakte, was zijne
opmerkzaamheid getrokken door eene periode der Europeesche geschie
denis* die hoa verschrikkelijk en afschuwelijk ook in haar geheel, toch
jn de bijzonderheden zeer rijk is aan schilderachtige onderwerpen. De
«Frankische geschiedenis" van Gregorius van Tours was hem in handen
gekomen en had hem bekend gemaakt met het koningshuis der
Merovingers, aan welks hoofd krachtige manuengestalten stonden, met gouden,
Bierlyke wapenen, of schoone vreeselijke vrouwen met golvend haar of
schitterende hoofdsieraden, in kleurrijke gewaden en met kostbare juweelen.
Merovingische oudheden waren gevonden in de nabijheid zijner woon
plaats, en het eenvoudig Latijn van den bisschop van Tours te lezen,
viel den weionderwezen jongen kunstenaar niet mosielijk, en het heeft
ons bijzonder veel genoegen verschaft de rnanitr te volgen waarop het
geschiedverhaal van Gregorius door hem is gebruikt, en hoe hij toen
reeds met een zin voor de wetenschap en met de trouwe
onveroiocidheid van den geleerde zich beijverde, alles uit te vorschen en aan te
Wenden wat te bekomen was van sporen van kleederdracht, van wapenen,
gereedschappen en sieraden uit het Merovingisch tijdvak.
Het bovengemelde werk over geschiedenis is inderdaad eene
onuitputtelijke mijn voor schilderstof en toen Vosmaer op zijn vraag aan den
vroolijken vriend, (wien al wat duister en verschrikkelijk was, vreemd was)
boe hij juist aan de Merovingers gekomen was, het lustige antwoord
kreeg: 't Is wel geen heel fatsoenlijk gezelschap i maar toch schilderachtig
en interessant," toen had Tadema volkomen gelijk; het werk van hun ge
schiedschrijver is boeiend en aangrijpend als een tragisch heldendicht -'ol
leven en beweging voor den raenscb die begaafd is met eene levendige
verbeelding en voor wiens geestesoog al dat ongewone en afschuwelijke,
?wat daar door mannen en vrouwen gedaan wordt, tastbaar duidelijk is.
Al ontbreekt het Gregorius van Tours ook aan de kritische voorzichtig
heid, dia wij van onze geschiedschrijvers vorderen, hij is daarentegen een
Verteller van den eersten rang, wiens levendige wijze van voorstelling nog
bijzondere bekoorlijkheid erlangt, doordat hij zijne helden sprekend in
voert, eo veel te subjectief voor een historieschrijver partij voor
hen trekt, om, al naar dat het in zijn plan past, het loon der deugd of de
Btraf der zonde reeds gedurende het leven op aarde bg enkelen te kun
nen aanwezen.
Reeds kort vóór dat hij bij Leys ter schole ging, had Tadema zijne
aandacht geschonken aan den tijd der volksverhuizing. Eene potloodstudie
nit hét jaar 1859 bij de aquarel Attila's dood", bevindt zich in Vosmaers
bezit en uit denzelfden tijd is ook de schilderij Chlotilde op het graf
harer kleinzonen." Aan deze schilderij kan men duidelijk nagaan, hoe hij
gebruik maakt van zijne bron. Eene aangrijpende plaats maakte zich
meester van zijn geest en bij spon die verder uit, en gaf door de kunst
uitdrukking aan die voorstelling welke hem het meest had aangegrepen
bij de innerlijke verwerking der opgenomen feite-a. Bij Gregorin v. Tours
staat bijv. niets van de bij het graf treurende koningin, maar wel vertelt
bij de volgende geschiedt MS;
(.Wordt vervolgt).
LETTERKUNDE.
Dr. HANS VON BULOW EN DE ---- TRADITIE.
I.
Gden muzikale uitvoeringen in de hoofdstad hebben in den laataten
tijd zooveel geredekavel" in het leven geroepen, als die welke onlangs
in de zaal tan den Stadsschouwburg ouder leiding van Dr. Hans von
Bülow werden gegeven.
Dat de Meininger kapel, waar het gold de werken der moderne mees
ters te vertolken, der volkomenheid nabij kwam, wilde men toegeven;
maar met de interpretatie van de beide sinfoniën van Beethoven was men het
volstrekt niet eens, omdat de dirigent het gewaagd h^ aan Beethoven
frevles Spiel zu treiben" en de Traditie" niet had geëerbiedigd.
Het kan zijn nut hebhen, geleid door een vroeger verschenen artikel
van Dr. Guckeisen, die zoogenaamde traditie" eeus onder de oogen te
kijken en de vraag te beautv oorden of dat kostelijke pand onder da
hoede van eenige musici zou kunnen berusten.
Wat heeft rnen onder het woord traditie" in den aangeduiden zin te
verstaan'? Is men in het bezit der traditie", wanneer men kan zeggen:
Toen ik nog heel jong- was, heb ik die sjnfonie van den beroemden X.
gehoord; die beroemde X, heeft ze in zijne jeugd van een nog meer be
roemden Y. leeren kennen, en eezo laatste heeft ze van Beethoven zelven
gehoord ?"
Geven zulke herinneringen uit, den voortijd, met eene reeks van scha
kels aan het tegenwoordige gehecht, voldoend gezag om over de inter
pretatie uitspraak te doen? Mededeelingen, van mond tot mond over
gebracht, brengen allicht de oorspronkelijke kern in gevaar: het gaat
er mede als met de figuren die in sommige geillustreerde tijdschriften de
evolutieleer van Darwin op vermakelijke wijze voorstellen.
Wij *illen intusschen beproeven hoever ons de traditie" met betrek
king tot de negende" kan brengen. Onder persoonlijke leiding van
Beethoven werd de negendo Symphonie op 7 Mei 1824 in het Hoftheater
te Weenen uitgevoerd. Volgens het getuigenis van Schindler was het
Beethoven niet mogelijk meer dan twee repetities te houden, wijl het
orkest al zijn tijd moest besteden aan de instndeering van een nieuw
ballet. Wat Beethoven ook deed om eene derde repetitie van het kolossale
werk to bekomen, hem werd geantwoord: Es wird schon mit zwei
Proben gehen!" Derhalve eene uitvoering na twee Proben"' en dat met
instrumentalisten, die vroeger geen enkele noot der Sinfonie te zien
hadden gekregen. Ziedaar de geboorte der Traditie".
Beethoven was doof. Van de stormachtige toejuichingen, die na de uit
voering in de zaal weerklonken, hoorde hij niets. Frl. Unger moest den
meester eerst op zijn lessenaar omdraaien om hem te laten sien wat er
in de zaal plaats vond. Zon Beethoven van de uitvoering meer gehoord
hebben dan van de toejuichingen? Schindler zegt het uitdrukkelijk:
Was war jedoch die Folge dieser Ohstiuation ? (Beethoven had name
lijk geweigerd eenige verandering aantebrengen, die zang of spel konden
vergemakkelijken) dasz .Ieder und Jede im Solo wie im Chor so gut
es ging sich selbst Erleichterungen machte, daher schwieg, wenn die
nöthige Höhe nicht zu erreichen war; hörte doch der mitten in der
groszen Masse stenende Meister nichts von Allem, hörte er doch nicht
einmal den ungeheurcn Beifallssturm u. s. w."
Met welk recht zal nu de beroemde Y durven beweren, dat hij
Beethovcns intenties kent, wijl hij de Sinfonie onder Beethoven zelf gehoord
heeft. Eene fraaie gelegenheid waarlijk om de intenties te leeren kennen,
wanneer de componist zelf niet kan vermoeden hoe zijne intenties worden
«itgevoei d.
Zoodanige ,,traditie" heeft gcene beteekenis. Er dient naar tastbare
gronden gezocht. In de eerste plaats komen dan de metronomische op
gaven, die ons de intenties van den componist met. betrekking tot bet
tempo zouden kunnen leeren kennen. Het Miilzelsche metronoom dateert
echter van 1816, dus uit een tijd, waarop de meeste werken van Beet
hoven reeds waren verschenen. Alleen de 7e en 9e synfonie zijn door
den componist met opgave dar tempi volgens het metronoom voorzien;
evenzoo de na de uitvinding van het metronoom gedrukte sonaten
op: lOü, 109, 101 on 111. Volgons Schindler is elke andere
metronomiseering niet van de hand van Beethoven. Trouwens, met veel weerzin
ging hij altijd tot dat, Geschaft" over, zooals hij metronomiseeren
placht te noemen. De uitgevers konden eerst op bet laatste oogenblik
en na dringeaden eiseh die aanteekeningen bekomen. Er is meer. Wan
neer Beethoven een zelfde werk tweemaal van metronomische aanteeke*
ningen voorzag, gaf hij hot tempo telkenmale anders aan.
Dit. kwam op verrassende wijze aau het licht hij de negende Sinfonie,
die de componist eens voor den uitgever Schott en later weder voor de
Philharmonische GesellscbafV' te Londen metronomiseerde". In de
laatste uitgave waven alle tempi anders, nu eens langzamer dan weder
sneller. Schindler maakte den componist op de afwijkingen van de
Schottsche uitgave opmerkzaam. En wat antwoordde Beethoven? Gar
kein Metronom! Wer richtiges Gefühl hat, der braucht ihn nicht, und
wer das nicht hat, dem nntzt er doch nicht; der liiuft doch mit clem
ganzen Orchester davon". Gulden woorden van den meester, die elk in
't geheugen moge behouden!
Ook met het metronoom" zijn we nog niet ver gekomen. Beethoven
zou zich in zijn graf omkeeren, wanneer men zich bij de uitvoering zijner
sinfouiën op het metronoom wilde beroepen.
II.
Doch Beethoven heeft ook piano en forte aangegeven, crescendo en
diminuendo, somwijlen ook ritardando enz. Dat staat dan toch duidelijk
te lezen, en we weten waaraan we ons te houden hebben. Hierop kan in
het algemeen geantwoord worden, dat groote componisten in dat opzicht
aoowel als bij de tempi zich zelven niet gelijk blijven. Brahms b.v. heeft
bij de uitvoering van zijn Eequiem" te Keulen bepaaldelijk tegen de
opgaven van het klavieruittreksel gezondigd. Waar p. p. voorgeschreven
stond liet hij het orkest dikwerf met vollen toon spelen.
Intusschen hebben wij nu eenmaal de teekens en we kunnen niet weten
of Beethoven ze wellicht zon veranderd hebhen; in ieder geval heeft hij
het niet gedaan. Goed. Daar zijn nu de teekens en we sullen er ons
naar richten.
Tusschen de teekens staan echter eene massa noten, de eenen zoo zwart
als de anderen. Hoe nu ? Wordt de eene even krachtig of zwak gespeeld
a's de andere ? Wordt de eene muzikale gedachte even snel als de andere
ontwikkeld? In n woord, wordt ons in eethovens werken juist voor
geschreven, hoe wij op muzikale wijae zullen iuterpreteeren ?