De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 3 januari pagina 9

3 januari 1886 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 445 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Op dte rraag zfl het antwoord kort en bondig: een wijl anders elke noot haast een eigen teeken zou behoeven. Beethoven heeft over muzikale declamatie de volgende meening uitge sproken : Gleichwie der Dichter seinen Monolog oder Dialog in einem bestimmt fortschreitenden Rhythmus fiihrt, der Deklamator dennoch zur sicheren Verstandlichkeit des Sinnes Einschnitte und Buhepünkte sogar an Stellen machen m'uss, wo der Dichter sie durch keine Interpunction anzeigen durfte; ebenso ist diesëArt zu deklamiren in der Musik anwendbar, und mcdificirt sich nur nach 'der Zahl der Mitwirkenden bei einem Werke". Schindler, die voortdurend in betrekking tot den grooten meester stond, zegt over de voordracht van Beethoven zelf: Was cainentlich die Sonate pathétique unter Beethoven's Handen wurde, das musste man gehort und wieder gehort haben, um sich genau orientiren zu kunnen, dass es dasselbe, schon bekannte Werk sei. Ueberhaupt wurde Alles und Jedes, von seiner Hand vorgetragen, zu einer neuen ScUöpfung. Was ich selbst von Beethoven vortragen hörte, war mit wenig Ausnahmen stets frei alles Zwanges im Zeitmasse; ein Tempo rnbato" ira eigenllichen Sinne des Wortes, wie es Inhalt und Situation bedingte, ohne aber nur den leisesten Anklang an eine Karrikatur zn haben. Es was die detttlichste, fasslMiste DeMamation, wie sie in dieser hohen Potenz vielleicht nur aus Seinen Werken heraus zu studiren sein dürfto. Seine alteren Freunde, die der Entwickelnng seines Geistes nach jeder Richtung hin aufmerksam gefolgt sind, versicherten, dass er diese Vortragsweise erst in den ereten Jahren seiner driften Cbensperiode angenomraen und von der früheren, weniger nüancirten ganz abgéwicheh sei." Het zal moeilijk vallen in duidelijker bewoordingen te zeggen, dat met noten van alles te maken is, want het weniger nüancirt" kan toch wel niet uitsluitend op forte en piano betrekking hebben. Integendeel, wan neer het voorgaande eenige beteebenis heeft, dan blijkt er het volgende uit. Vroeger speelde Beethoven even als andere pianisten. Waar forte stond, speelde hij krachtig en zacht waar piano stond; cresc. en dim. enz. speelde hij op de aangegeven manier want een Beethoven mocht toch geen plompe fouten tegen de teekens maken! Doch in zijne derde periode, welker aanvang door Schindler ongeveer.in November 1813 wordt gesteld, n waartoe zijne grootste scheppingen behooren, was Becthovens opvatting geheel gewijzigd. Hij legde in de noten eene uitdrukking, die niemand in die domme teekens had kunnen lezen ; zijn groote geest spiegelt zich geheel en al in zijne voordracht af. Zijn oude werken schept hij als 't ware weer op nieuw en in deze periode schept hij nieuwe werken nach seinem neuen Empfinden" die onmogelijk Beethovens geest kunnen weergeven, wanneer zij alleen me} bekrompen inachtneming der teekens worden gespeeld. Met een paar trekken moge het vorenstaande worden voltooid. De voordracht der Becthovensche Quartetten door Schuppanzigh en de dvie andere ingewijden toonde ten duidelijkste, op welke wijze Beethoven zijne muziek liet uitvoeren, wanneer hij daarop zijn persoonlijken invloed kon doen gelden. En wie de gelegenheid miste die voordrachten tehooren,en op te merken hoe de wijze om de beweging te geschikter plaatse te ver anderen, haar invloed uitoefent en de moeilijkste muziek voor leeken zelfs tot eene duidelijke taal maakt, zou misschien, ofschoon ten onrechte, aan de uitvoerbaarheid kunnen twijfelen. Dat Beethoven zijne instrumen tale werken niet allen op die wijze liet voordragen, wordt verklaard door het feit, dat hij te zijner beschikking geen orkest had, dat ex officio verplicht ware die school met hem te doorloopen. Habeneck heeft gedurende twee jaren de negende met het orkest van het Parijsche Conservatorium ingestudeerd, alvorens de uitvoering in het openbaar kon plaats hebben. Beethoven had voor het groote werk twee repetitiën zoo schrift hij dan ook in 1822 aan Rocblitz: Te Weenen hoort men van mijne compositiën niets. Wat zou men hooren? Fidelio;' Die wordt niet gegeven en men wil er niet naar luisteren. De Sinfonieën? Daar hebben ze geen tijd voor." Neen, de BeetlioventradiUe leeft in het hart van den uitvoerenden kunstenaar. Niemand heeft het recht de opvatting van een grooten meester aan te tasten, door de bewering, dat hij in strijd komt met de intentie van Beethoven want niemand kent die intentie uit eigen er varing. Hier staat opvatting tegenover opvatting, meening tegenover meening. H. C. P. D. JETS OVER MENGELWERK" DER STUDENTEN-ALMANAKKEN. En 200 blijven clan nog de twee eerbiedwekkende dichtstukken ter bespreking over, getiteld de Wraak" en Jolantha". Jolantha" is, zoo ik goed ben ingelicht, een coup d'essai ; ik voor mij heb er uiterst veel verdienstelijks in meenen te ontdekken; slechts de vorm waal'schijnlijk gekozen om het grooto gemak, dat zij oplevert is ietwat vervelend. Slechts eenmaal wordt het ^ 1~~I_ afgewisseld met alexandrijnen, en ónmaui door Doch veel liever een gemakkelijken vorm gekozen, waarin waarlijk Gchoonc gedachten goed, dan een lastiger, waarin zij gebrekkig worden weergegeven of wel geheel ontbreken. Bomando verhaalt ons in Jolantha" de geschiedenis van een' zanger in de Middeneeuwen, wiens ouders beiden zijn gedood door de in;vvoeste vaart voorthollende jagers van den koninklijken hofstoet; zijn vader, half verpletterd door de hoeven der koninklijke rossen, doet zijn' zoon Hengistus beloven zijn' dood te wreken en geeft daarna evenals de moe der den geest. Als zanger rondreizende komt Hengistus zonder het te weten aan het koninklijke slot, waar hij Jolantha, de dochter van koning Oscar liefde weet in te boezemen. Den tot. nogtoe sluiraerenden harts tocht weet hij bij Jolantha op te wekken door haar duidelijk te maken wat hij verstaat onder liefde, iets wat der koningsdochter tot dusver ge heel vreemd was gebleven. Dit doet hij door een lied, waarin hij aldus Cupido bezingt: Liefde (Corlnna) is dat, wat de godheid den mensch heeff gost::on!;ca Om liem zalig te maken bij al zijn wereldsche aaarten Liefde nu heeft de godheid vereend in n heilige hand'Kng, Waarin men al het vuur, dat men voedt in elkander kan storten Deze daad is de kus. ., . Men moet toegeven, dat Romando's opvatting van de liefje uiterst zinnelijk is. Doch dat staat hem vrij, zoo hij slechts ons den ontkiemenden hartstocht van Jolantha goed weet te malen. En dat doet Romando. Jolantha droomt dien nacht van Hengistus: Hij riep haar en kuste Haar lippen met vreugde, Hij zei haar: ik min u, Wilt gij mij beminnen?" Als een hemelsche verschijning staat hij zoo vóór haar; doch zie, eens klaps verkeert hij in een monster. Toen werd zij wakker. Jolantha be schouwt dezen droom als een slecht voorteeken en verhaalt hem aan haar voedster. Deze weet. haar echter te troosten en omhangt haar met do rijkste kleederen en sieraden. Aldus uitgedost komt de schoone in den lusthof', waar Hengisius zicii reeds bevindt. Nog meer dan den vorigeu avond bekoort haar de zanger en als hij haar betuigd heeft Jan is zij Nooit zal eene vrnmv meer Nu ik n gezien heb Jlij kunnen bekoren, . . . . ala verzonken Iu atiilügedachtes. Zoo rt-.nden zij beiden De llei'Jüverwon hen. In hot 2e gedeelte bezingt Hengistus aan het gastmaal het achter hem liggend leven'. den dood zijner oaders, zijn eed van wraak en eindelijk den hem bezielenden lust om den schuldige te kunnen treffen. De ko ning verbleekt. Jolantha siddert als Hengistus in toorn uitroept: O, kende ik den Koning, Don beul mijner ouders l" Eindelijk, als hij genaderd ia aan het einde van zijn verhaal, valt de koniujrsdochter, haar angst en smart niet langer meester, op de knieën voor Hengistus en verraadt aldus haar' vader. De bard, de wetten der gastvrijheid kennend, stelt zijne wraak tot een later tijdstip uit en ver trekt, gevolgd door het zielsroerend gekerm van Jolantha: Hii spoedde ter deure Baar lag op haar knieën De schoon? gestalte . , . . Nog nmaal maakt zich een alles overweldigende genegenheid van hem meester, en Een oogenblik plicht en Kijn wraakzucht vergetend En aan zijne borst haar Met liefdevuur drukkend Gaf hij oenen kus op Haar vochtige wangen." Om niet te uitvoerig te worden, breek ik hier af, den lezer den raad latend om zelf dit gedicht ten einde toe te leaen. Het loont de moeite zeker. 1) Iu de Wraak" ten slotte wordt den lezer in vloeiende jamben de hartstochtelijke wraakzucht eens Javaans geteekend, wiens dochter het slachtoffer werd van de laagheid eens Europeeschen bestuurders. Met ijzige koelheid doodt hij eerst, de ecblgenoote des verleiders en mét haar de ongeboren vrucht door middel van een langzaam werkend vergif; daarop den Europeaan met de kris. De Maleier, die hierna moet terecht staan, verdedigt voor de vierschaar zijne daad, als voorgeschreven door plicht en eer. Doodt mij maar, o rechters, brengt de gade Weer bij zijn echtgenoot, den vader bij zijn kind. Beoordeelt hoe gij wilt de daad, die 'k heb verricht, Ik heb gehandeli naar geweten, hart en plicht. Zeer verdienstelijk is hier het dramatische moment, de schok tusschen recht en billijkheid, tusschen wet en geweten, uitgedrukt. Filalethes. I) De Almanak is verkrijgbaar bij den uitgever S, Prijs l'4.00, 9. van Doeabargh. te Leiden ij ontvingen van een volbloed Nieuweramstelaar het volgenda vers. NIEÜWER-AMSTEL's OUDE-JAARWENSCH AAN AMSTERDAM. Een zalig uiteind," s het woord Dat, nit des nabnnrs mond gehoord, Vaak buurmans mok of wrok bekoort Tot vrede. iZon zij van Nieuwer-amstelsgrens Voor d'Amsterdaraschon evenmenach Een zalig uiteind" juist een wenscb. Ter snede. Ai! wat daar ook al is verkeerd En er, eilaas, met stoom vormeertj Een zalig uiteind" wordt begeerd Door allen. Jïoge onze wensen dier burgrenvij Wars van gemeente-schenderij, En aanexatie-dwing'laudij Gevallen. Een zalig uitoind", hopen wij, In 't hospitaal bereihte hij, Dien do paneelenzagerii Mislukte. 1) Een zalig uiteind" zij 't genot Van alle vroedschap, die verzot Ons draaien wilde een poorters-lot Vol drukte. Zij het dan waar, dat Amsterdam, Dar misdaad moe, tot inkeer kwam, En dat zijn raad zijn toevlucht nam Tot ons Gemeente. Thans vergt hij niet wat hem gelust, Maar vraagt ons, van ons recht bewust, Bij Sehoilenbrag een grafplaatsrust (2) Voor zijn gebeente. En Niouwer-Amstel, steeds bereid, Als goede buvir tot dienetigheid, Heeft op die beo, zegt men, gezeid Met kalme redo: Is dat uw wensch, hij zij volbracht! Hier wordt geen recht door macht verkracht. Wie recht en waarheid heeft betracht, Dat hom eon zalig uiteind" wacht; ,/Weos welkom hier! on rust in vredel BAMI. 1) Lavei'tn is volpcna de bladen gestorven. 2) Over ondarhandeling over begraafplaats bij Sehoilenbrag schreven do bladen. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN, Ltfswijaer, l Januari. Bericht. Perey Bysmhe Shelley, door ,/. Winteer Prins. Vcreeniging van Ked. Letterkundigen. Een Studenten-tooneel. Het lied dos waren Dicüiers, door U. ff. van Kreunen. De Hoos in de letterkunde, door II. ran Vélsen. Fraaie Let» tort.n : J. liuf van Buron, Oom Fredorik, doov F. A. Buts. Louise Strat.enus, De Woestonbnrg, door M-'im. l<'loreutijn, Gedichten en Aforismen, door ]!?'. Gusler. Aiiuiii'iiia, Warme Kadetjes. Jiiini.i minde, De lamilie Buchholz in Itaiië. W. Heimburg. Om haar geld, door Dr. G. J. !):>:;?. Kunsten: M. Hant, De Kunstkroniek. Wetenschappen: C. r.un Triel, First Lessons. Feuilleton: Napel» (vervolg), door een ludiacjU-gaat. Berichten: Nieuwe dagbladen en tijdschriften. ^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl