Historisch Archief 1877-1940
No. 445
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Op dte rraag zfl het antwoord kort en bondig:
een wijl anders elke noot haast een eigen teeken zou behoeven.
Beethoven heeft over muzikale declamatie de volgende meening uitge
sproken :
Gleichwie der Dichter seinen Monolog oder Dialog in einem bestimmt
fortschreitenden Rhythmus fiihrt, der Deklamator dennoch zur sicheren
Verstandlichkeit des Sinnes Einschnitte und Buhepünkte sogar an Stellen
machen m'uss, wo der Dichter sie durch keine Interpunction anzeigen
durfte; ebenso ist diesëArt zu deklamiren in der Musik anwendbar, und
mcdificirt sich nur nach 'der Zahl der Mitwirkenden bei einem Werke".
Schindler, die voortdurend in betrekking tot den grooten meester stond,
zegt over de voordracht van Beethoven zelf: Was cainentlich die Sonate
pathétique unter Beethoven's Handen wurde, das musste man gehort
und wieder gehort haben, um sich genau orientiren zu kunnen, dass es
dasselbe, schon bekannte Werk sei. Ueberhaupt wurde Alles und Jedes,
von seiner Hand vorgetragen, zu einer neuen ScUöpfung. Was ich selbst
von Beethoven vortragen hörte, war mit wenig Ausnahmen stets frei alles
Zwanges im Zeitmasse; ein Tempo rnbato" ira eigenllichen Sinne des
Wortes, wie es Inhalt und Situation bedingte, ohne aber nur den leisesten
Anklang an eine Karrikatur zn haben. Es was die detttlichste, fasslMiste
DeMamation, wie sie in dieser hohen Potenz vielleicht nur aus Seinen
Werken heraus zu studiren sein dürfto. Seine alteren Freunde, die der
Entwickelnng seines Geistes nach jeder Richtung hin aufmerksam gefolgt
sind, versicherten, dass er diese Vortragsweise erst in den ereten Jahren
seiner driften Cbensperiode angenomraen und von der früheren, weniger
nüancirten ganz abgéwicheh sei."
Het zal moeilijk vallen in duidelijker bewoordingen te zeggen, dat met
noten van alles te maken is, want het weniger nüancirt" kan toch wel
niet uitsluitend op forte en piano betrekking hebben. Integendeel, wan
neer het voorgaande eenige beteebenis heeft, dan blijkt er het volgende
uit. Vroeger speelde Beethoven even als andere pianisten. Waar forte
stond, speelde hij krachtig en zacht waar piano stond; cresc. en dim.
enz. speelde hij op de aangegeven manier want een Beethoven mocht
toch geen plompe fouten tegen de teekens maken! Doch in zijne derde
periode, welker aanvang door Schindler ongeveer.in November 1813 wordt
gesteld, n waartoe zijne grootste scheppingen behooren, was Becthovens
opvatting geheel gewijzigd. Hij legde in de noten eene uitdrukking, die
niemand in die domme teekens had kunnen lezen ; zijn groote geest
spiegelt zich geheel en al in zijne voordracht af.
Zijn oude werken schept hij als 't ware weer op nieuw en in deze
periode schept hij nieuwe werken nach seinem neuen Empfinden" die
onmogelijk Beethovens geest kunnen weergeven, wanneer zij alleen me}
bekrompen inachtneming der teekens worden gespeeld.
Met een paar trekken moge het vorenstaande worden voltooid. De
voordracht der Becthovensche Quartetten door Schuppanzigh en de dvie
andere ingewijden toonde ten duidelijkste, op welke wijze Beethoven zijne
muziek liet uitvoeren, wanneer hij daarop zijn persoonlijken invloed kon
doen gelden. En wie de gelegenheid miste die voordrachten tehooren,en
op te merken hoe de wijze om de beweging te geschikter plaatse te ver
anderen, haar invloed uitoefent en de moeilijkste muziek voor leeken
zelfs tot eene duidelijke taal maakt, zou misschien, ofschoon ten onrechte,
aan de uitvoerbaarheid kunnen twijfelen. Dat Beethoven zijne instrumen
tale werken niet allen op die wijze liet voordragen, wordt verklaard door
het feit, dat hij te zijner beschikking geen orkest had, dat ex officio
verplicht ware die school met hem te doorloopen.
Habeneck heeft gedurende twee jaren de negende met het orkest van
het Parijsche Conservatorium ingestudeerd, alvorens de uitvoering in het
openbaar kon plaats hebben. Beethoven had voor het groote werk
twee repetitiën zoo schrift hij dan ook in 1822 aan Rocblitz: Te Weenen
hoort men van mijne compositiën niets. Wat zou men hooren? Fidelio;'
Die wordt niet gegeven en men wil er niet naar luisteren. De
Sinfonieën? Daar hebben ze geen tijd voor."
Neen, de BeetlioventradiUe leeft in het hart van den uitvoerenden
kunstenaar. Niemand heeft het recht de opvatting van een grooten
meester aan te tasten, door de bewering, dat hij in strijd komt met de
intentie van Beethoven want niemand kent die intentie uit eigen er
varing. Hier staat opvatting tegenover opvatting, meening tegenover
meening. H. C. P. D.
JETS OVER MENGELWERK" DER
STUDENTEN-ALMANAKKEN.
En 200 blijven clan nog de twee eerbiedwekkende dichtstukken ter
bespreking over, getiteld de Wraak" en Jolantha".
Jolantha" is, zoo ik goed ben ingelicht, een coup d'essai ; ik voor mij
heb er uiterst veel verdienstelijks in meenen te ontdekken; slechts de
vorm waal'schijnlijk gekozen om het grooto gemak, dat zij oplevert
is ietwat vervelend. Slechts eenmaal wordt het
^ 1~~I_
afgewisseld met alexandrijnen, en ónmaui door
Doch veel liever een gemakkelijken vorm gekozen, waarin waarlijk
Gchoonc gedachten goed, dan een lastiger, waarin zij gebrekkig worden
weergegeven of wel geheel ontbreken.
Bomando verhaalt ons in Jolantha" de geschiedenis van een' zanger
in de Middeneeuwen, wiens ouders beiden zijn gedood door de in;vvoeste
vaart voorthollende jagers van den koninklijken hofstoet; zijn vader,
half verpletterd door de hoeven der koninklijke rossen, doet zijn' zoon
Hengistus beloven zijn' dood te wreken en geeft daarna evenals de moe
der den geest. Als zanger rondreizende komt Hengistus zonder het te
weten aan het koninklijke slot, waar hij Jolantha, de dochter van koning
Oscar liefde weet in te boezemen. Den tot. nogtoe sluiraerenden harts
tocht weet hij bij Jolantha op te wekken door haar duidelijk te maken
wat hij verstaat onder liefde, iets wat der koningsdochter tot dusver ge
heel vreemd was gebleven. Dit doet hij door een lied, waarin hij aldus
Cupido bezingt:
Liefde (Corlnna) is dat, wat de godheid den mensch heeff gost::on!;ca
Om liem zalig te maken bij al zijn wereldsche aaarten
Liefde nu heeft de godheid vereend in n heilige hand'Kng,
Waarin men al het vuur, dat men voedt in elkander kan storten
Deze daad is de kus. ., .
Men moet toegeven, dat Romando's opvatting van de liefje uiterst
zinnelijk is. Doch dat staat hem vrij, zoo hij slechts ons den
ontkiemenden hartstocht van Jolantha goed weet te malen. En dat doet Romando.
Jolantha droomt dien nacht van Hengistus:
Hij riep haar en kuste
Haar lippen met vreugde,
Hij zei haar: ik min u,
Wilt gij mij beminnen?"
Als een hemelsche verschijning staat hij zoo vóór haar; doch zie, eens
klaps verkeert hij in een monster. Toen werd zij wakker. Jolantha be
schouwt dezen droom als een slecht voorteeken en verhaalt hem aan
haar voedster. Deze weet. haar echter te troosten en omhangt haar met
do rijkste kleederen en sieraden. Aldus uitgedost komt de schoone in den
lusthof', waar Hengisius zicii reeds bevindt. Nog meer dan den vorigeu
avond bekoort haar de zanger en als hij haar betuigd heeft
Jan is zij
Nooit zal eene vrnmv meer
Nu ik n gezien heb
Jlij kunnen bekoren,
. . . . ala verzonken
Iu atiilügedachtes.
Zoo rt-.nden zij beiden
De llei'Jüverwon hen.
In hot 2e gedeelte bezingt Hengistus aan het gastmaal het achter hem
liggend leven'. den dood zijner oaders, zijn eed van wraak en eindelijk
den hem bezielenden lust om den schuldige te kunnen treffen. De ko
ning verbleekt. Jolantha siddert als Hengistus in toorn uitroept:
O, kende ik den Koning,
Don beul mijner ouders l"
Eindelijk, als hij genaderd ia aan het einde van zijn verhaal, valt de
koniujrsdochter, haar angst en smart niet langer meester, op de knieën
voor Hengistus en verraadt aldus haar' vader. De bard, de wetten der
gastvrijheid kennend, stelt zijne wraak tot een later tijdstip uit en ver
trekt, gevolgd door het zielsroerend gekerm van Jolantha:
Hii spoedde ter deure
Baar lag op haar knieën
De schoon? gestalte . , . .
Nog nmaal maakt zich een alles overweldigende genegenheid van
hem meester, en
Een oogenblik plicht en
Kijn wraakzucht vergetend
En aan zijne borst haar
Met liefdevuur drukkend
Gaf hij oenen kus op
Haar vochtige wangen."
Om niet te uitvoerig te worden, breek ik hier af, den lezer den raad
latend om zelf dit gedicht ten einde toe te leaen. Het loont de moeite
zeker. 1)
Iu de Wraak" ten slotte wordt den lezer in vloeiende jamben de
hartstochtelijke wraakzucht eens Javaans geteekend, wiens dochter het
slachtoffer werd van de laagheid eens Europeeschen bestuurders.
Met ijzige koelheid doodt hij eerst, de ecblgenoote des verleiders en
mét haar de ongeboren vrucht door middel van een langzaam werkend
vergif; daarop den Europeaan met de kris. De Maleier, die hierna moet
terecht staan, verdedigt voor de vierschaar zijne daad, als voorgeschreven
door plicht en eer.
Doodt mij maar, o rechters, brengt de gade
Weer bij zijn echtgenoot, den vader bij zijn kind.
Beoordeelt hoe gij wilt de daad, die 'k heb verricht,
Ik heb gehandeli naar geweten, hart en plicht.
Zeer verdienstelijk is hier het dramatische moment, de schok tusschen
recht en billijkheid, tusschen wet en geweten, uitgedrukt.
Filalethes.
I) De Almanak is verkrijgbaar bij den uitgever S,
Prijs l'4.00,
9. van Doeabargh. te Leiden
ij ontvingen van een volbloed Nieuweramstelaar het volgenda vers.
NIEÜWER-AMSTEL's OUDE-JAARWENSCH AAN AMSTERDAM.
Een zalig uiteind," s het woord
Dat, nit des nabnnrs mond gehoord,
Vaak buurmans mok of wrok bekoort
Tot vrede.
iZon zij van Nieuwer-amstelsgrens
Voor d'Amsterdaraschon evenmenach
Een zalig uiteind" juist een wenscb.
Ter snede.
Ai! wat daar ook al is verkeerd
En er, eilaas, met stoom vormeertj
Een zalig uiteind" wordt begeerd
Door allen.
Jïoge onze wensen dier burgrenvij
Wars van gemeente-schenderij,
En aanexatie-dwing'laudij
Gevallen.
Een zalig uitoind", hopen wij,
In 't hospitaal bereihte hij,
Dien do paneelenzagerii
Mislukte. 1)
Een zalig uiteind" zij 't genot
Van alle vroedschap, die verzot
Ons draaien wilde een poorters-lot
Vol drukte.
Zij het dan waar, dat Amsterdam,
Dar misdaad moe, tot inkeer kwam,
En dat zijn raad zijn toevlucht nam
Tot ons Gemeente.
Thans vergt hij niet wat hem gelust,
Maar vraagt ons, van ons recht bewust,
Bij Sehoilenbrag een grafplaatsrust (2)
Voor zijn gebeente.
En Niouwer-Amstel, steeds bereid,
Als goede buvir tot dienetigheid,
Heeft op die beo, zegt men, gezeid
Met kalme redo:
Is dat uw wensch, hij zij volbracht!
Hier wordt geen recht door macht
verkracht.
Wie recht en waarheid heeft betracht,
Dat hom eon zalig uiteind" wacht;
,/Weos welkom hier! on rust in vredel
BAMI.
1) Lavei'tn is volpcna de bladen gestorven.
2) Over ondarhandeling over begraafplaats bij Sehoilenbrag schreven do bladen.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN,
Ltfswijaer, l Januari.
Bericht. Perey Bysmhe Shelley, door ,/. Winteer Prins. Vcreeniging van
Ked. Letterkundigen. Een Studenten-tooneel. Het lied dos waren Dicüiers, door
U. ff. van Kreunen. De Hoos in de letterkunde, door II. ran Vélsen. Fraaie Let»
tort.n : J. liuf van Buron, Oom Fredorik, doov F. A. Buts. Louise Strat.enus, De
Woestonbnrg, door M-'im. l<'loreutijn, Gedichten en Aforismen, door ]!?'. Gusler.
Aiiuiii'iiia, Warme Kadetjes. Jiiini.i minde, De lamilie Buchholz in Itaiië.
W. Heimburg. Om haar geld, door Dr. G. J. !):>:;?. Kunsten: M. Hant, De
Kunstkroniek. Wetenschappen: C. r.un Triel, First Lessons. Feuilleton: Napel»
(vervolg), door een ludiacjU-gaat. Berichten: Nieuwe dagbladen en tijdschriften. ^