Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 446
Geen menschenkind
Aanschouwde als ik, met diep ontzag vervuld
Het Eden in een zee van licht gehuld,
Dat 't sterflijk oog verblindt.
Wat droomenstoet!
Gedaanten, luistrijk schoon, omringen mij.
Van Englenlippen ruischt de melodij
Des loflieds, heilig, zoet.
Geen nood of d'aard
Zich hult in duister! Eden's koelte streelt
M|jn voorhoofd; heerlijk heeft der heemlen weeld'"
Mijn straallooa oog ontwaard.
Welzalig oord!
Mgn ziel is gansch verrukking; in mij bruischt
Een machtstroom van gedachten, nu m' omruiscbt
't Gewijde harpaccoord,
Een heilig vier
<- 't Ontstak geen kunst! gevoel 'k dat in mij blaakt.
Een hemelgave is mg in 't hart ontwaakt.
-..?-?.- Geef thans mij mgne lier!
1) Het gedichtje dat wij hier in 't Nederlandsch weergeven, is, voor zoover wij
woton, m geen enkele uitgave van Milton's Werken te vinden. Wij troffen het aan
i'i een bloemlezing proza en poëzie, getiteld: Lewis's Penny Beadings." Daarin
v.-ordt vermeld, dat het manuscript van Miltoo'a laatste gedicht lange jaren in't bezit
van joTuand wi'm wordt niet gezegd is geweest, dje het welwillend aan da uit»
i»i3ïs n ae r.fiDv EeadiiigV beeft afgestaan,
MELODIE.
Eén klank,
Een enkle klank,
Een glazen toon, die zwelt,
In lontra volheid klatert ea
Vervloeit
Met krystallijnen weelde,
Een enkle klank, helaas,
Weêrtrilde er van zijn liere,
Liefdebeden muralend ea
Verstierf, j,
Tokkende, vol verlangen,
Gleden zijn vingeren bang
De zilveren snaren langs,
En de eene snaar, ai, trflde aan de andere
Gelijk, helaas, gelijk,
Eindeloos gelijk....
Toen greep zijn hand,
Forscher dan een giereuklauw zijn buit,
Woester de eentonige koorden,
Tot, klagende, zóóals een ziel in haar smart
Zij krijschten en knarsten,
En schriller, immer schriller
Sidderende,
Tot brekens toe vermoeid...J
Braken...
Ontzenuwd viel het speeltuig uit zijn hand»
Rollend, vertrapt door zijn voet,
Een duif gelijk, die, wreed gewond,
Klapwiekende in heur zwakte,
Neêrzijgt....
Nov '85. Louis Couperus.
BERICHTEN EN MEDEDEKLIXGEN.
Wanneer een criticus zich tot een studie over de Neileriandsche Hurnoristen dezer
dagen zal aangelokt gevoelen, zullen de Warme KacMjes. Zatenlagsvondpraatjes
door Aqitariiis, in dit weekblad voorkomende, een der hoofdonderwerpen zijner be
schouwing moeten uitmaken. Het zal hem eene interessante taak zijn. uit Te vinden,
welk deel van het succes dezer schetsen aan hun bijzonder AmsterJamschkaiaUer,
Welk deel aan een meer algemeen Nederlandsehen geest, waarvan zij de tintelende
U'ting 2ijn, moet wordtn toegeschreven. Do iirma W. J. Thieme en Co. te Zutplien
heeft in overleg met den schrijver zelven, reeds op deze studie geanticipeerd, door
eene keus te doen, en in een bundeltje Warme Kadetjes, herdrukken te geven, die
voor het lezend publiek in 't algemeen bestemd zijn. Wat van voorbijgaand
plaatgelijken aard was, hoewel voor een schrijver van Amsterdam's liistoire anecilutlqui,
zeker ook hoogst belangrijk en curieus, is hier gedeeltelijk op den achtergrond ge
steld tegenover den eigenlijken humor. Professor Aqnarins, zijn zoon Jan en zijn
onsterfelrjken vriend Sagittaiïus redeneeren er geestig over alles en nog wat, over het
honden-asyl en de geheimen der Melkmarkt, het treurspel koning Phantastua en de
wonderen van het Oetgenspad,overde wachtkamer van den Gemeenteraad en caf
sconcerts, de Pesterijen en de Opera bals u riuater cte Paris in den Parkachouwburg,
alles op den gemoecleirjken toon, f^i.^^ctut wuif,1.- rfuppiiyant p(tv, die ^een aandacht
vordert voor de onderwerpen, maar des lezers belangstelling even opwekt, het aan hem
zelf overlatend, of hij tr verder nog om wil lachen, zich boos maken of ergeren.
Het boökje is in aangenaam formaat vervat, en versierd met een karakteristiek
omelasplaatje van Alfaro" waarop do professor van Meeriust, in zijn pels gehuld, en
l^adetjea visschend wordt voorgesteld.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Spectator, 9 Januari.
Be ichten en meJodeelingon. (Archief voor Neder]. Kerkgeschiedenis; W. G. P.
van orgen, Toorieolspeeikiuiat to Utrecht: Colleotion vau derSlraelen?Moons?van
Leriui; Brauna Manritahuis: (Librairis de r'art). Pieter Harting, door dr. P. P.
C. B'tek. Het Goethe Gesellschr.iV door dr. G. W. C. Uycunci: ??Iets over
fonteinen, door mr. J. E. B-mcl* Uit do Di'na-t'iohteri, door n;r. II. Cosinnn.
Piukiel: (Siihaepmanstaai. Kunstveilingen). Piaat: Eerkberoerte te Amsterdam.
Portefeuille, 9 Januari.
Tnco E-. de Bfr, de Nalatenschap van ftlcvr. Kleine. «7. P. wit Sont^yfn, BibHo*
graphie. L, f-'., Uit Vlaanderen. L. .s'., Mevrouw Lina Sehneider over Eobert
Kamerling. J., Mnvr. Lina Sohüeiuer over Paul He-vee. S., Dv. Bijvanck ia
Feiis 3Ie;itis. de Lantaarn. F. Af. Lvrasco, Nuove pn'iibl:ca'7i'''ne e.tc. 1SSB R.
Stabilimento T'ieoi-'li. A, H^ijdiM, <-o PUrynu van rrcileud; I.u^ltior'. A. /.'.
Eatalog des EuBst-Yerla.^ dtr iJhüt-.^r;-,pL:sïLea Cccoilss^alv. U-ttuas-SulletiJD.
d" Eembrandizaal in het Rijksmuseum. Jack, het Nederlandsch Tooneel in
1884?85. L. Simons M~n., Tooneelkout. de Kanarische Prinses. Varia.
Ingezonden. Lijst van Boeken, in de maand December in Nederland uitgekomen.
INGEZONDEN.
Geachte Redactie.
Uwe lezers gelieven te bedenken, dat ik de zaken, die bg de opvoering van da
Antigone gewijzigd eerden noemde: maskers en fcothurnen, terwijl de zetter mij
laat zeggen; maskers en kostmimn, wat in verband met de redeneering blijkbaar
verkeerd is.
Uw dw. dr.
Amsterdam, 8 Jan. '86. Taco H. de Beer.
MILITAIRE ZAKEN.
DE OVERGANG VAN MILITIEPLICHTIGEN ALS VRIJWILLIGER
BIJ DE STAANDE ARMEE.
Art. l der wet betrekkelijk de nationale militie bepaalt:
De sterkte der militie gaat het getal van 55.000 man niet te boven."
Art 2 dierzelfde wet:
Jaarlijks geschiedt eene lichting, het getal van 11.000 man niet
boven gaande."
en Art. 5:
Een deel van elke lichting kan voor den dienst ter zee worden bestemd.
Het wordt door ons bepaald en bedraagt niet meer dan zes honderd man."
Zooals wellicht bekend zal zijn, is sedert het jaar 1807 steeds het
maximum der in Art. 2 en 5 genoemde getallen genomen. Op grond
hiervan zoude men vermeenen te kunnen zeggen, dat in 5 jaren het
maximum van 55.000 zal zijn bereikt. Intusschcn leert de ondervinding,
dat door sterfgeval, ongeschikt worden voor den dienst, verwijdering
wegens slecht gedrag en overgang bjj de zoogenaamde staanae armee,
tal van personen komen te ontv&llen, zoodat nooit dat maximum bereikt
is; en ook nimmer zal kunnen worden te minder, omdat, volgens
art. 6 der Wet, de diensttijd voor de zeemiliciens slechts 4
jaren duurt, terwijl die voor hen, die bij de militie te bind wor
den ingelijfd, op 5 jaren is vastgesteld. Zoodra dus voldaan wordt aan
het bepaalde der Ie alinea van Art. 5 is het onmogelijk, dat, bij
gebruikmakiug van de bevoegdheid in Art. 2 verleend, in strijd zal worden
gehandeld met het voorschrift van Art. 1.
Hieruit volgt dus, dat ne der beide beperkende bepalingen overlodig
i? en dat de wetgevende macht, bij het vaststellen dier bepalingen niet
voldoende overwogen heeft, wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.
Met het oog op de te verwachten wetsontwerpen betreffende de rege
ling onaer levende strijdkrachten na de herziening van de Grondwet,
hebben wij gemeend wel te doen door op de resultaten, ons officieel
medegedeeld in de Nederlandsche Staats-Courant, langs dezen weg de
bijzondere aandacht te vestigen. Om daarbij niet meer werk te verrichten
dan noodig is en onze lezers met niet al te veel cijfers te vermoeien,
hebben wij ons bepaald tot de uitkomsten der jaren 1881 tot en met
1885 en zulks te meer, omdat wy slechts den tegenwoordigen toestand
onzer militie wenschten te bespreken.
Raadpleegt men de verslagen van den afloop der lichtingen voor de
Nationale Militie van de jaren 1881 tot en met 1885 te vinden in de
bijvoegsels van de Nederlandsche Staats-Gourant van 5 en 6 Februari
1882, No. 31, 24 Januari 1883, No. 19, 8 December 1883, No. 289, 28
November 1884, No. 281 en 8 December 1885, No. 289 dan vindt men o.a. :
Totaal afgeleverde AVaarvan ingelijfd bij de
Jaren. manschappen. Zeemilitie. Militie te land.
1881 10.920 000 10.326
1882 10.9U2 600 10.302
1883 10.900 COO 10.306
1884 10.958 599 10.359
1885 10.957 597 10.360
Totalen 54.709 2.996 51.713
Uit deze cijfers blijkt al dadelijk, dat in geen der 5 jaren het cijfer
van 11.000 man, voor de lichting vastgesteld, is bereikt. Zij wijzen derhalve
op eene leemte in de wet, welke in de nieuwe niet meer mag voorkomen,
aangezien daardoor 291 man aan de totale sterkte worden onttrokken,
zonder dat dit noodig is, want, niettegenstaande het groote aantal
militieplichtigen meer dan de helft dat wegens wettige redenen niet in
aanmerking kon komen voor het contingent, bleven er gemiddeld meer
dan COOO boven het getal van 11000 beschikbaar, zooals uit het
onderstannde is te ontwaren.
Aantal Vrijgesteld, uitgesloten
Jaren. militieplichtigen. en overleden. Overgebleven.
1881 36.474 19.509 16 905
18S2 35.022 19.195 10.427
1883 39.H34 20,897 18.437
ISS'4 38.514 20.193 18321
188;") 38.742 20.365 18.377
Niet lettende op de verschillende wijzigingen, welke de cijfers ondergaan
door de in het begin van dit opstel vermelde redenen, alzoo het verloop
der militie buiten rekening latende, zoude de Militie te land eene sterkte
moeten hebben van 51.713 man. Beschouwt men echter de genoemde
Staten van meer nabij, dan ontdekt men daarin 3 kolommen 41, 42
en 43 welke alleszins de aandacht waard zijn, daar zij opnieuw wijzen
op eene 'vermindering van de totale sterkte der militie.
Deze kolommen bevatten namelijk het aantal manschappen, rlat reeds
als vrijwilliger in dienst was bij de zeemacht, bij het leger hier te lande
en bij het krijgsvolk, dienende in 's Rijks overzeesche bezittingen. Dat
aantal bedroeg:
Jaren. Zeemacht. Leger hier te lande. Koloniën. Totaal.
49 119 40 208
49 107 48 204
&) 135 72 267
43 134, 59 241
8ï.r> Ji l 13:"» 81 277
Totalen 207 cP TutT" '
1881
1882
1883
1£S4