Historisch Archief 1877-1940
No. 446.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Met niet minder dan 1197 man is dus de sterkte van 51.713 verminderd,
poodat deze wordt teruggebracht tot 50.516 man.
Hoewel deze cijfers zeer gunstig getuigen voor den Inat, welke er in
ons land bestaat, om zich ala vrijwilliger bij de land- en zeemacht te
verbinden, wijzen zij toch naar onze meening op een feit, dat, b\j
het ontwerpen der nieuwe wet op de strijdkrachten, niet over het hoofd
mag worden gezien.
Immers, wordt in die wet veder opgenomen het bestaande artikel 9,
luidende:
Elk, die voor de militie is ingeschreven, en ieder, die daarbij is inge
lijfd, kan, behoudens de uitzondering in art. 74 (1), overeenkomstig de
daaromtrent bestaande voorschriften, tot eene vrijwillige verbintenis voor
den tijd van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemacht, het
korps Mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij
het krijgsvolk, dienende in 'sRijks overzeesche bezittingen.
Hjj, die bij het aangaan van zoodanige verbintenis reeds bij de militie
is ingelijfd, of daartoe later wordt opgeroepen, strekt altijd in mindering
van het aandeel in de lichting, te dragen door de gemeente, binnen
welke hij is ingeschreven."
dan wordt aan de totale sterkte der militie door elkeen, die gebruik
maakt van de hem bij dit Artikel verleende bevoegdheid, een nadeel toe
gebracht en wel des te grooter, naarmate op die sterkte bij de organisatie
van het nationale leger meer of minder was gerekend.
Afgaande op de resultaten, vermeenën wij dan ook te moeten waar»
eehmven tegen het nemen van maatregelen, welke de vrijwillige dienstne
ming van miliciens moeten bevorderen, zooals o. a. is geschied bij
Ministerieele aanschrijving van 8 September 1883, Vlle Afd., No. 49 (B. U.
blz. 2399J, laïtsteiijk gewijzigd b\j die van 10 Augustus 1885, Vlle Afd.,
No. 74 (R. M. blz. 145) (2) welke bepaalt, dat de miliciens-korporaals
en miliciens-sergeanten met behoud van hun graad kunnen worden toe
gelaten tot eene verbintenis als vrijwilliger bij het korps, waartoe zij
behooren, voor zooverre daarbij vacatures in hun graad bestaan en
zijj naar het oordeel van den chef, de geschiktheid bezitten, voor het
bekleeden van dien graad van de vrijwillig dienenden gevorderd. De
aanvulling van het incompleet aan vrijwilligers bij de zee- en landmacht
dient onzes inziens te worden verkregen door aanwerving van
personen, die .buiten de nationale militie staan, en wel in het bijzonder
van diegenen, die als vrijwilliger bij de zee- of landmacht gediend,
of wel büde militie de militaire opleiding ontvangen hebben, m. a. w.
die reeds eenigszins geoefend zijn. Dan alleen is het mogelijk te zeggen,
dat een maximum aantal mannen voorbereid worden voor de taakj welke
hun in oorlogstijd wacht, te weten: de verdediging van de onafhankelijk
heid en de rechten van het Vaderland.
Wezen wij in no. 443 van dit weekblad op den invloed die door de
plaatsvervangicg op désterkte van het leger wordt uitgeoefend, thaus
vestigen wij in 't bijzonder de aandacht op dien, welke daarop de over
gang van militieplichtigeo bij de staande armee kan hebben, opdat in
het nieuwe wetsontwerp daartegen gewaakt kunne v.orden, hatzij door te
bepalen, dat, in de plaats vau den uit de militie tredende, een ander
inilitieplichtige zal moeten opkomen, hetzij door de bepaling van art. 9
geheel te doen vervallen. Welke van beide maatregelen de voorkeur ver
dient, durven wij niet te zegeen; wel zouden wij da laatste de billijkste
achten, omdat zij voorkomt, dat iemand, die reeds van don dienst bij de
militie vrijgesteld was, daartoe nog kan worden opgeroepen, omdat een
ander, die daarvoor was aangewezen, zich daaraaa onttrekt. Deze had
immers even goed vroeger die vrijwillige dienstverbintenis kunnen aan
gaan, evenals zoovele anderen dat doen; heeft hij dat besluit niet vóór
zijne inschrijving of inlijviug kunnen nemen, dan behoort hij ook do ge
volgen daarvan te ondervinden en te wachten tot het tijdstip, waarop hij
wordt ontslagen van zijn militieplisht, of wel zieh door een anderen
militieplichtige kan laten vervangen, zoodat de sterkte cler militie door zijn
uittreden niet wordt verminderd.
Tot staving van het gezegde, dat reeds velen vóór het tijdstip van
militieplichtigbeid zich als vrijwilliger bij de staande armee verbinden,
dienen de volgende cijfers, aangevende de aantallen personen, aan wie
op grond van 4o, 5o, 60 en 7o van Art. 47 der wet vrijstelling van den
dienst bij de militie is verleend:
jaren 1881
fn dienst bij 3e zeemacht, bij het leger
hier te lande of bij hst krijgsvolk in
's Rijks overzeesche bezittingen. . . . 1240
Adelborsten pf cadetten op 'sliijks mili
taire scholen 81
Opgeleid wordende voor den militaire
geneeskundigen dienst of tot militairen
paardennrtsen 11 9
Als vrijwilligers 5 jaren gediend hebbende 9 6
. Totalen '1341 1256
1882 1883 1884 1885
1167
74
1223
72
7
4
1306
1282 1312
70 60
12
14
6 _12
1372 1402
T)e cijfers, gesteld achter de eerste categorie van personen, zullen zeer
zeker aanmerkelijk grooter worden, zoodra Art. 9 der wet komt te ver
vallen, zoodat op deze wijze eene nieuwe bron zal ontstaan, welke de
benoodigde vrijwilligers kan leveren.
Van welk groot belang het is in de nieuwe wet al die bepalingen op
te nemen, waardoor voorkomen wordt, dat de sterkte der militie zóó
min mogelijk vermindert, kan blijken uit het onderstaande, dat een
overzicht geeft van de vermindering, welke de militie te land in de laat
ste 5 jaren heeft ondergaan.
Volgens de staten B en C der Staatsbegroting van Hoofdstuk VIII
toor het dienstjaar 1886, was op l Juni 1885 de militie samengesteld uit:
Lichting 1880 1881 1882 1883 1884 1885
(en vroeger.)
Lotelingen en nummerverwisselaars 405 7486 7573 7878 8033 S032
Plaatsvervangers 93 1349 1437 141G 1534 1560
Totalen...... 503 '8835 9010 "9294 0567 ?95Ü2
benevens 31 zonder loting iugelijfden. Hare totale sterkte bedroeg alzoo
mjn.
Blijkens de opgaven der Staats-Courant werden er fn de jaren 1831
tot en met 1885 ingelijfd:
Jaren 1881
Lotelingen en nummerverwisselaars 8332
1882
8255
1836
7
1883
8434
1652
13
1884
8373
1721
24
10.118
1885
8342
1730
10.003
Plaatsvervangers , 1772
Zonder loting ingelijfden . . . ? 14
Totalen.... 10.118 10.098 10.099
in het geheel alzoo 50.516 man.
Deae laatste cijfers vergelijkende met de bovenstaande, ziet men, dat
de respectievelijke lichtingen verminderd zijn met: 1283,1088,805,551,491,
totaal 4218 man, of ruim 8 pot. van het totale aantal.
Het oorspronkelijke cijfer van 51.713 man is dientengevolge geworden
46.298 man, d. i. met 5415 man of ongeveer 10.5 put. verminderd.
Naar onze meening mag op deze reductie wel de aandacht gevestigci
zijn der ontwerpers van de nieuwe wet, vooral met het oog op het
aanzienlijk incompleet aan vrijwilligers op l Juni jl. 5568 man daar
het totale aantal soldaten, indien daarvoor gerekend wordt op eene
organieke sterkte van 5 X (11.000 600) = 52.000 miliciens (3) en
9745 vrijwilligers, thans reeds 291 -f 5415 + 5568 = 11.274 man
minder bedraagt.
Op ruim 61.000 soldaten een te kort van 11.000 man! Voorwaar een
aanzienlijk getal, dat tot nadenken mag stemmen, dat moet leiden tot
het overwegen van de middelen, om daarin voor de toekomst verbetering
aan te brengen.
In ons vorig opstel kwamen wij tot het besluit, dat tot n dier mid
delen gerekend kan worden: afschaffing der plaatsvervanying; thans
vermeenen wij daaraan te mogen toevoegen: intrëKking of wyzïging der
vergunning tot het aangaan eener vrijwillige dienstverbintenis door
tnilitiepKchtigen.
Alsdan zal, blijkens de vermelde cijfers, dadelijk de reductie a2.5pCt.
minder wezen. Welk gedeelte van de overblijvende 8 pCt. b dit cijfer
gevoegd kan worden, is voor het oogenblik niet aan te geven, wegena
gemis aan gegevens; wij hopen echter, dat door onze beschouwingen in
deze leemte zal worden voorzien en dat zij tot het gewenschta resultaat
zullen leiden. Ares.
(1) Plaatsvervangers worden gedurende den tijd der aansprakelijkheid van do
vervangenen uiet als vrijwilligers bij de zeemacht of het korps Mariniers toegelaten.
(2) De thans ingetrokken aanschrijving van 26 Maart 188é, Vlle Afd. No. 39,
(B. M. blz. 132) was nog nadeeliger voor de militie.
(3) Volgens de organieke sterkte bedraagt het aantal miliciens slechts 44.450 m*n,
zoodat feitelijk 1848 miliciens overcompleet zijn. Wij hebben echter het cijfer van
5200!) genomen, om des te beter te doen uitkomen, hoe groot de vermindering is
en hoe noodig het is hiermede rekening te houden.
SCHAAKSPEL.
No. 2
Van VIOTOB MIESES te Leipzig.
Ko. 3 uit het dubbel bekroonde stel van drie problemen met dea Isten prjjïeft.
boveattien als de beate 2, 3 en 4 zet in 't 6e probleem-tornooi dar
Nuova Ei v is t a, in September 1335.
ZWAKT.
ftbodrfgb
WIT.
Wit «peelt voor »n geeft in 4 zsttsn mat,
(Wit 10 en Zwart 8 met K. E 4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPKOBLEEM No. 52,
l T. F 8 K. D 4 E 5 8 F 8 E 8 mat.
G 5 - F 3 f t E 5 E 4 (»
S H 5 D 5 maf.
M
l A.1» boven. Als boven.
2 Idem E 5 D fr . ,
3 F 8 D 8 mat.
(b)
l Als boven. E 6 E 5 (c
2 H 5 H 4 E 5 E 4 (?*
3 G 5 ~ ?
(e)
l T. F 8 G 7 GS
2 G 5 nt E 6 Kh, nt E 6 (?
3 F 8 F 4 mat.
(e)
2 Als boven K. £ l (J
3 T. F 4 mat.
(f)
l D 8 F 8 Bh. G 3
2 G 5 nt E 6 f K. B 4
3 T. F 8 geeft mat.
o? a mat.
(d)
3 H 5 H 4 Eh. E
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
No. 62 is juist opgelost door W. v. H. te Delft; van Prouti Quartet No. 61 de3»a
4-zet (do 5-zet faalt bij juist tegenspel) te Amsterdam.
Ook is No. 52 en No. l door Henri en Mei" beiden te Amsterdam en No. l door
Flenügaï'sd te Kaatsheuvel.
EindstelUngen van den oud-red, van Siasa".
No. Il Wit K. H l, T. P 6, Bh. A l, P. F 3 en H 2 (5
Zwart K. H 4, P. A 2, G 6, H 5 en H 3 (5 met K. 8 4,
Wit geeft in drie zetten mat.
No. 2. Vat» denzolfle.
Wit K. A 2, Pu. F H en G 5, T. E 8, P. B 5, C 8 en D 4 (7
SSirarc K. D 5, Pd. 6 en G 4, P. C 4 en D 6. (5 etuks.
Wit geeft ia drie zetten mat.