De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 januari pagina 2

10 januari 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERL AN D. No. zekeringen van het tegendeel niet onwaarschijnlijk is, dan zullen ook de nieuws verkiezingen voor een groot deel door het monopolie-vraagstuk worden beheerscht. *** De zittingen de'r Spaansche Cortes zijn bij Koninklijk decreet van jl. Dinsdag opgeheven. Het was er in de laatste dagen der vorige week, tegen de verwachting der regeering, weder zeer onsluiraig toegegaan. De oud-minister Silvela liet zich, ongelukkigerwijze, in eene rede waarbij hij de politiek van het conservatieve kabinet in de Carolinen-quaestie verdedigde, eenige woorden ontglippen over Romero Robledo en diens geschillen met Ganovas. Hiermede was de .belofte, van weerszijden gedaan om deze netelige quaeslie niet ter sprake te brengen, geschonden en achtte ook de heer Robledo zich van zijne verplichting ontslagen. In de volgende zitting hield hij een rede, waarin uitvoerig werd uiteengezet, hoe de scheuring in de conservatieve parlij was tot stand ge komen. De conservatieve parlij zal zich thans op een nieuwen grond slag moeten reconstrueeren, want zooals zij nu is samengesteld, heeft zij geen reden van bestaan rneer. De verkiezingen voor de nieuwe Spaansche Cortes zullen in Maart plaats hebben; in April zullen de zittingen weder worden geopend. * «? * De voorbereidende stappen, die tot de vredesonderhandelingen tusschen Serviëen Bulgarije moeten leiden, zijn eenige dagen geleden gedaan. Nadat eerst de Bulgaarsche regeering als haren gevolmachtigde bij de aanstaande beraadslagingen den heer Geshoff, directeur der nationale bank, had aangewezen, is van Ser vische zijde als zoodanig benoemd de heer \\lijatovitch, Servifch gezant te Londen, terwijl de Porie zal worden vertegenwoordigd door haren gedelegeerde Modjid Pacha, die zich reeds eeriigen tijd te Sofia bevindt, om met vorst Alexander afzonderlijk te onder handelen. De kansen op eene heropening der conferentie staan niet bijzon der gunstig. De Russische regeering schijnt weinig genegen, om daartoe mede te werken; de ondervinding heelt haar doen zien aldus wordt beweerd in eene oflicieuse correspondentie van het Journal de St. Pétersbourg dat conferentiön, bijeengekomen zon der voorafgaande vaststelling van een behoorlijke basis voor de beraadslagingen, aan den goeden gang der zaken niet bevorderlijk zijn en slechts kunnen dienen, om den Europeeschen Areopagus in discrediet te brengen. De toenadering tusschen de Russische en Bulgaarsche re"'geering maakt sedert eenige dagen weinig of geen vorderingen. Thans verklaart Rusland, tot herstel van de orde in Bulgarije en Roemelie niet te kunnen medewerken, tenzij al de personen die tot de omwenteling hebben medegewerkt, uit hunne regeeringsbetrekkingen worden ontslagen. Deze eisch der Russische regeering is in de eerste plaats gericht tegen den Bulgaarschen minister-president Karaveloff; vorst Alexander is echter weinig geneigd, om daaraan gehoor te geven en ontslag te verleenen aan den staatsman, die hem in de ure des gevaars zoo getrouw heeft ter zijde gestuan. Daarbij komt nog dat, naast den vorst zelf, de heer Karaveloff de meest populaire man in gansch Bulgarije is. De eisch van Rusland is dus een reden te meer, om het tot stand komen eener verzoening uiterst moeilijk te maken. UIT HET HAAGJE. LXII. De wereld. Wat is de wereld? Mijn vriend de Kullunnel zou deze vraag waarschijnlijk aldus beantwoorden: Van het standpunt deiwetenschap beschouwd, is de wereld een bol, maar van ieders speciaal standpunt gezien, is ze wat men er in verkiest te zien : een lustoord of een tranendal, en alles «-at er zooal tusschen deze twee uitersten gelegen is." Met zulk een wijsgeerig antwoord zou ik me wel kunnen vereenigen, hoewel, heel volledig is 't toch niet. 't Is waar, elk mensen beschouwt de wereld van zijn eigen standpunt, maar hoe dikwijls verkiest de mensen van standpunt te veranderen. Somtijds tienmaal per dag. De wereld, die hij 's morgens bij zijn ontwaken, als het zonnetje in zijn kamer schijnt, liefelijk en schoon vond, krijgt voor hem een sombere tint, ais hij een half uur later naast zijn ontbijtbon! een episteltje vindt, zooals de argelooze brieven-besteller ons die wel eens op de nuchtere maas; komt be zorgen, enfin, wat men noemt een jobs-tijding. De wereld isscbooa en de wereld is leelijk, en behalve van 's mensohen gemoeds-stemming, hangt dat ook wel eens af van 't weer. Toen ik een paar jaren r" den naar Zwitserland reisde om een schoon hoekje wereld te bewon en, was ik vol illusiën; maar toen ik tusschen de bergen zat, te midden van dikken regen; toen de wolken me letterlijk op het hoold hingen en ik geen twintig schreden van me af kon zien, wel, toen vond ik het hooggeroemde, romantische Zwitserland de naargeestigheid zelve. Maar als dan de lucbt weer opklaarde, als do zon in de duleo scheen ea de sombere rotswanden in wisselende tonen kleurde en met heldere, spie gelende kantüchten teekende, zie dan was de akelige nevel-woestijn van bergen die zich in de wolken verloren en van wolken die de bergen ?verzwolgen, voor mijn oog herschapen in een lachend paradijs en in mijn gemoed maakte de sombere stemming terstond plaats voor een schier overdreven optimisme. L'aa vond ik de weruid schoon ea de mensciien bijna beminnelijk. De zon werpt een straal van blijdschap in 'smenschen ziel'', hoorde ik laatst mijn vriend Paradoxns zcggei; eu ik ver\v< rp ciit ietwat para doxaal klinkend aphorisrae in geenen neck'. Dienznliilen Piiradoxus hoor de ik ook eens verklaren: Een donkere Inch!- drukt r.'ijn gemoed r eder'. Heel juist; precies ais bij mij, eu zoo kom il; tot her'besluit, dat OU?l werpld-beschouwing eenieszins afhankelijk is van het weer en dat het gewono praatje over het weer,, waarmede wjj gewoon zijn een gesprek in te leiden, een zeer verklaarbaren grond heeft. Eerlijk moet ik""bekennen, dat ik er vroeger nooit zoo over heb nagedacht en dat ik't dikwijls bespottelijk en soms vervelend vond. dat eeuwig gezanik over 't weer. Ik vind het thans niet alleen natuurlijk, maar het komt me zelfs hoogst onbillijk voor, iemand ten kwade te duiden dat hij het weer tot het onderwerp van zijn gesprek kiest. Daar hebt ge bijvoorbeeld het allereerste personage dat 's morgens aan onze bel trekt, en ik verzeker n geducht hard. zoodat ik er ge regeld van opspring in mijn bed; want dat bellen geschiedt 's winters om zeven uren en dan verooriooi ik me nog op n oor te liggen. Dat per sonage is de rnelk-man. die zoodra hem door onze .juffrouw" de deur wordt geopend en de kan toegestoken, onveranderlijk zijn praatje over het weer begint. Ik hoor dat van a tot z, want ik slaap aan de straat zijde en vrij dicht bij het raam. Ik dacht vroeger: wat kan dien vent het weer schelen, want of het droog is of nat, er is altijd nog genoeg water voor hem om zijn melk het vereischte doopsel toe te dienen." Die redeneering dacht ik al beel wijs, maar ik nam niet in aanmerking, dat een melkboer een mensen is als een ander en dus ook het weer mooi en ... .,beroerd" kan vinden, zooals ik hem van-morgen nog op zeer nurkschen toon hoorde zeggen tot onze .juffrouw", die 't geheel met rem eena was. Wanneer zyn juffrouwen" 't ook niet eens met melkboeren, bakkers, slagers en andere menschen, die ons voor veel geld niet altijd puike waar leveren ? Het tweede personage dat zich aan de deur in weerbeschouwincjen met onze ..juffrouw" verdiept, is de bakker en waarlijk even belangloos ala de melkboer, war.t welk weer en welk seizoen 't ook zij, hij moet toch vóór een gloeienden oven staan. Volgt de groente-boer, die natuurlijk het voorbeeld der twee eersten volgt, even onbaatzuchtig als zij, want als het weer de bloemkool of de snijboonen slecht doet uitvallen, maakt hij ze zoo duur, dat hij er toch geen halven cent bij verliest. En zoo gaat het geregeld door; iedereen heeft het zijne te zeggen over het weer, alleen de petroleum-man niet; dat personage beeft altijd haast en houdt zich met geen praatjes op. Ik hield hem eerst voi>r een zonderling, maar onze .juffrouw" vertelde me onlangs, dat hij zoo doof is als een kwartel" en ze zei dit op een toon, die mij bewees dat zij den armen drommel zijn doofheid hoogst kwalijk nam. Maar om op de wereld terug te komen : ze is rond en ze draait; maar wie vraagt in het dagelijksch leven daarnaar ? Als ze den 31 December 's nachts om twaalf uren haar kringloop heeft volbracht, weten we dat het Nieuwjaar is; maar wie denkt dan aan het draaien der aarde, waar van we trouwens ook niets voelen, wat heel gelukkig is, anders was 't hier niet recht een misselijke bo^l. Wii, onwetenschappelijke men schen, hebhen een heel andere wereld dan de geographen, of laat ik maar zeggen ,,werelden", en hoe 't in die werelden gaat, wekt vrij wat meer onze belangsteliing, dan het eeuwig gedraai van den wereldbol om zich-zelven en om do zon. Hier hebben vve, bijvoorbeeld, de Haagsche wereld un mon^e a part . Ook honden we er een speciale Groote wereld op ua, waartoe de kullunnel en zijn familie ? en wij. God beter 't. ook al zicli verbeelden te behooren. Den Haag bezit zelfs een Halve wereld, die men in de Fransche opera kan opmerken in zekere loges. Dan hebhen we de Diplomatieke wereld, de Militaire, de Polifiplce, de Indische wereld tot zelfs een wereld, waarin men zich ver veelt. Bij al die werelden kan men no? voegen een Booze, een Slechte een Kwaadsprekende, een Ziekelijke, een Zelfzuchtige wereld, en nog meer andere. Welk ean werelden in de wereld! Onder die massa zoek ik echter tevergeefs naar een Onbaatzuchtige wereld, 't Schijnt.dat we die niet bezitten. Men zegt wel dat er een in don maak is bij zekere mensclieuvriendpn, die de hervorming onzer maatschappij op 't oog heb ben. Ik verbeeld me dat zoo'n wereld er zonderling moet uitzien. 't, Ts intus^chen een geluk voor den mptisch, dat hij zich in al dia werelden nipt behoeft te bewegen, hoewel hij toch wel eens gedwongsn wordt werelden te freqnenteeren. waar hij liefst zou buiten blijven. In de Groote wereld verkeert natuurlijk ieder Hagenaar gaarne, maar hier is 't ook: velen zijn geroepen, maar weinicren uitverkoren. Wat nn die Halve wereld betreft, ik hoor dat, hoewel ze alleen uit dames bestaat, de heeren er zeer gemakkelijk toesansr kunnen krijgen; formaliteiten worden er nagenoeg niet vereischt; 't echijnt meer een pecunieele quaestia te zün. Men ze"t ook, dat ze niet onvertnakelijk moet zijn en dat za juist daarom niet allpen voor levenslustige jongelui zooveel aantrek kelijks beeft, maar ook niet zonder bekoring is voor meerder of minder deftise getrouwde heereu, die den huiselijkeu haard hoe gezellig ook, op den duur wat eentonig beginnen te vinden, of wel met den Franschen koning; instemmen dat iovjours des perrlrix een vervplende spijs wordt. Ik moet er nogbiivoegen, dat geen wereld, zelfs niet de allerboosaardierste die men zich bedenken kan. door onze fatsoenlijke dames" zoo verafschuwd wordt als dia Halve wereld. En waarom? Naar ik hoor zijn toch hare bewoon sters de menschenmin in persoon. Maar zoo is nu eenmaal de Onrecht vaardige wereld! In de Diplomatieke wereld komt een gewoon sterveling niet en ifc verklaar, voor mijn persoon, dat ik er ook niet naar aspireer. Mijn vrouw kent al haar leden hoe, weet de hemel en ik geloof dat als ze persoonlijk kennis met, al die voornaamheid mocht maken, ze 't van vreugde zou besterven. Hoe gelukkig dat die wereld onherroepelijk voor ons gesloten is. Wat de Booze. de Zelfzuchtige, de Kwaadsprekende, de Achterdochtige en al zulke wereidfin betreft, daar komt men van zelf en gehpe! ongemerkt in; 't is zelfs hoogst moeilijk, zoo niet onmo gelijk, er buiten te binven. Dan hebhen we de Militaire wereld, waarin men allicht ook getrokken wordt, en daar is ook niets te?en; ze heeft zelfs veel goeds; over 't alfeiipen zijn bare Ipden joviale, opgewekte, levenslustige, schrandere lieden en in drm rfel ontbreekt hun slechts n element om het paradr'sachtiee van Den Haag voor hen te verhoogen, d. i. een bom geld. Als elk officier zijn equipage kon houden, dan was er zeker op 't gansche wereldrond zulk een prettige plaats als Den Haag niet. Helaas, het budget van oorlog1 is al te klein om onze officieren dat bescheiden genoeeen te verschaffen. En dan zijn er nog kamerleden die e!k jaar opnipuw zaniken over die hooge begroetingen voor Oorlog en Marine ! « Wel zouden ze 't liever aan de paarden geven; zoo was er laatst een lid die elk paard met een pond hooi per dag meer wilde bedeelen. Waar kamerleden ziuh al niet mede bemoeien ! Het eenige wat ik op de Militaire wereld zou hebben aan te merken, is de te ver gedreven ambitie harer leden. Wpet are wat ambitie" in de Militaire wereld beteekent? Eerzucht? Ja. zoo iets; voornamelijk de zucht om in zeker boekje,' dat ik gisteren bij den kuüimnel op de tafel zag liggen, den nieuwen jaargang van de Naam- en Ranglijst, in de wandeling genaamd Officiersboekje", iiarpen door te schrappen van hen die zoo beleefd waren dood te gniii, o* die te<?en hun zin gepensionneerd werden, en dus door f-on dirr beide procérlé's plaats maken voor de ambitieus«n onder hen. I)e ijver, ele ambitie, wnarmnde dat doorschrappen geschiedt en waarvan ik nn en dan. ondanks mezelven. getuipe ben, maakt mp wel eena) pri^Kuiig. 't Geeft ma een gevoel als zag ik iemaid onthoofden, en dan ik onwillekeurig: is dat nu een uitvloeisel der zoo hooggeroemde y.dscbap, van den nooit -volprezen korpsgecst ia de MJlitairo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl