De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 januari pagina 3

10 januari 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No." 446 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Maar wat is er volmaakt, zelfs in Ie meitteur des mondes possibles? Ik bemoei me toch weinig met de Militaire wereld, want ziet ge, ik ben te oud voor haar jongu leden, en de oudere heeren gaan me te veel op in hunne ambitie. Toch heeft ze in den laatsten tijd mijne aandacht meer dan gewoonlijk beziggehouden. De begroeting van oorlog boezemt me alleen belang in om haar cijfer, maar ditmaal werd mijn belangstel ling gewekt en beziggehouden door de kameraadschappelijke vertooning, door drie hooggeplaatste officieren geleverd, ten aanschouwe en ten aanhoore van de geheele Nederlaudsche Natie! 't Was alles behalve verk wikkel iik en, ach, de vertooning is nog niet uit. Met recht kon men in de Tweede Kamer vragen met Basile: Qui trompe-t-on iel? En nu de man, die heette gedesavoueerd te zijn, zich schoon wascht, krijgt hij tot belooning van den opperste in rang nog een uitbrander toe. Amice, zeg ik tot den verongelijkte: 't Is kwaad kersen eten met de grooten, want ze gooien met de pitten. Pasquino. UIT DE KOEKSTAD. Wat was 't een genot voor mij, neef eens te kunnen vertellen, dat het hier juist andersom was. Dat wij de luiden van het edel bakkersbedrijf op hun voorman wisten te zetten, dat ze ons, om met neef te spreken, m'et konden villen. Bravo," riep neef, en hoe staat ge met de slagers?" Met de slagers, neef? op denzelfden voet; verlagen zij den prijs van *t vleesch, dan betalen wij minder". n rauwe kreet klonk door de kamer. Wat was het geval. Op het antwoord mijner wederhelft, dat, ik moet 't erkennen, van een «reinig tégoed vertrouwen in een zoon van Semitisch ras blijk gaf, had mijn neef een gezicht getrokken zóó wonderlijk, zóó allervreemdst, dat hij er als de gepersonifieerde boeman uitzag. Dezen indruk moest mijn jongen ook van hem gekregen hebben, want hij was het, die dien gil had uitgestoten en ons met bevende vingers op neefs transformatie attent maakte. Langzamerhand nam zijn gelaat de gewone plooien weer aan en op de bezorgde vraag van mijn vrouw: wat er aan scheelde, antwoordde hij kortaf: Hier moet je wat hooreu als je niet doof bent. Je bent toch vrij, hoop ik." Die vraag was tot mij gericht. Natuurlyk was ik vrij. Nu, laten we dan in de kleeren schieten; ik ben nieuwsgierig, wat er van mijn moeders stad is geworden; veel zaaks sal 't wel niet wezen." Natuur'ijk moest die gevolgtrekking door, ik zou bijna zeggen, door den bullcbak gemaakt worden. Het jjdelheidsduiveltje kwam voor den dag neef moest de Verlengde Peizerstriat, Brinkpoortstraat en Singel zien. Daar zou hij staau te kijken. Geen huurcasernen onder n gevel, zooals in de buitenwijken van Amsterdam, bei Leibe nicht! BNu neef, wat zegt- ge van zulk een rij huizen ?" Kranig vent, er zit een beetje (hij drukte op 't woord beetje) stijl in, maar a propos, wat ia dat voor een ark e Noachs aan de andere zijde." Dat is de leerschool van de Kweekschool". Deftig herhaalde neef: de leerschool van de Kweekschool" en alsof .hij zijn goeden luim had herwonnen van heden morgen, toen hij op de knie mijn zoontje den weg naar Rome had gewezen, sloeg hij mij op den echouder met den jovialon uitroep: In de dwaasheid zit toch symetrie". Dat wil zeggen neef i1" "Waarde vriend", kloi>k het doceerend, is het geen waanzin geweest om een school te ttichten op een plekje, of laat ik liever zeggen op een groot stuk grond, dat als bouwterrein voor uw stad groote waarde .had, dat ...... Maar neef", viel ik hem in de rede, maar neef, dat moest wel; 't land had zich voorbehouden, daar die arke te bouwen Bravo, bravissimo!" luidde het antwoord. liet land noodzaakte, dwong de stad een mooi terrein aftestaan voor iets, dat overal gebouwd kan worden eerste dwaasheid. De stad schonk haar goedkeuring, betaalde, door terreinafstand, een goede som voor, om dezelfde woorden te gebruiken, iets dat overal gebouwd kan worden?tweede dwaasheid; tegenover genoemde arko bouwt .een ondernemer woningen, de derde en in die woningen kruipen menschen en daar hebt ge de vierde dwaasheid. De Symetrie der dwaas heid, vrindje, zooala U zooeven zeide. Neef had natuurlijk ongelijk met zijn beweringen; daar het echter niet op mtfn weg ligt heidenen te bekeeren, nam ik van zijn gebazel geen notitie. Wij kwamen aan de Kweekschool en ik hield mijn hart vast daar EOU wat komen. Tot mijn verbazing had ik mij vergist. A propos, ik vind dat men hier al aardig de groote steden naaapt. Wat tappen ze in dat ding'? Limonade imburen saft, melk? Wordt er druk gebruik van gemaakt of is 't misschien een cabinet inodore ?'' »*t Is de kweekschool, neef," Och, dat malle theatre bedoel ik niet; hier dat houten gebouwtje, dat eoo geestig als met een slap handje in de glooiing van de gracht is ge smeten." Dat, neef, is een brandspuit- of aanjagershuisje." Heerlijk, goddelijk, en daar geplaatst volgens 't een of ander raads besluit?" Om u te dienen. Is daar zoo iets vreemds in ? Neen, 't lijkt maar zoo. Stel, dat ik bij uw gemeenteraad aankwam met het verzoek om in de glooiing hier en daar zoo'n sta-in-den-wcg te mogen zetten, met de plechtige verzekering van nette uitvoering enz. enz. Wat zou het gemeentebestuur van mij denken?" Dat je gek waart." Alzoo," nader bescheid bleef achterwege. En dat is de kweekschool, zooals gij zooeven de goedheid hadt op te meikeu, een mooi gebouw l a propos slaat ge uw Schiller nog wel eens op?" Waar moest dat heen? Neen neef." Dus je herinnert je zijn grafschrift op Jean Jacques niet 7\ Was neef wel recht snik? Niet?" Neen." Na den eersten regel van zijn au Roussean" moesien ze in den gevel houwen Monument von unseren Zeiten schande" en met keerde hij zich om en verwaardigde met geen enkelen blik meer dit juweel van officieelen bouwstijl. Maar", viel hij in eens uit, wat trek je een geheimzinnig gezicht!" Neef, kun je een geheim bewaren?" Als de beste, maat." Je ziet daar wel dat eilnnd, vlak bg 't station?" Ik heb geen zand in mijn oogen." Daar willen ze, maar vertel het om den dood niet verder, ofschoon het Jan-en-alleman weet, daar willen ze een sociëteit op bouwen." 't Is te hopen, dat het bestuur goede vrienden blijft met de spoorweg maatschappij. Wat heeft die er weer mede te maken." Wel, bij het toeiiemend gebrek aan goede solisten zou ze, wanneer het te pas mocht komen, misschien een op zwart zaad gezette locomotief voor een prikje afstaan; gratis geeft ze niets." Een dwaze vent, je weet nooit wat ie aan hem hebt. Langs den gordel van smaragd naderden wij het nieuwe ziekenhuis. W. H. (Slot volgt.) K U N S T. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stads Schouwburg: GysbregM van AerASteL Kloris en Roosje, De oudheidkunde" heeft ongetwijfeld veel op het meesterstuk van den grootsten Dichter", zoo als de weinig Amsterdamsch- en zeer Haemstef'gezinde Bilderdijk deu Clijsbreght" noemt, aan te merken, en met recht?indien men voor dit treurspel de beweering laat gelden,dat de geschie denis, de reeks der feiten, de namen der personen, hunne levenswijs, hun kostuum, hunne gebruiken, in dit dramatiesch dichtstuk riaauwkeurig moeten afgespiegeld worden. Maar indien men hier den eisch loslaat, dat Melpomeue de professorale bef moet voorbinden, even-zeer als men dit niet van haar vergt, als zij in andere tooneelwerken optreedt, dan kan de kritiek zich niet staande houden. Eene hoogere historische waarheid ligt in den Gijsbreght": voor zoo ver de schilderij ons den atrijd vertoont van monarchisme en aristokratisine. Bïderdijk-zeli' zag in de samenzweerders tegen Floris den Ve de voorloopers der Lcevcsteinsche factie" en der geheele amsterdatusche aristokratische partij der XVIIe Eeuw. Even natuurlijk als in Bilderdijks treurspel Floris de Ve", gemaakt ter eere van Koning Lodewijk, de Graaf als martelaar wordt voorgesteld, even natuurlijk is in Gijsbreght van Acmstei", gemaakt tsr eere der Burgemeesteren en XXXVI Raden", da vertegenwoordiger der aristokratie, de Heer van Aemstel, de medelijden en waardeering inboezemende figuur. Dit hangt aan het standpunt: maar beide stukken zijn, in den zelfden zin, historiesch. Hoogleeraren van zekeren naam hebben onberaden handen geslagen. aan het stuk als tosthetiesch gewrocht. Ik heb mij, in der tijd, veroor loofd den Heer Jorisseu op zijn plaats te zetten; Van Vloten heeft Jonckbloet, ook ten dien aanzien, naar verdiensten getuchtigd. 't Is wel vreemd, dat zelfs een zoo scherpziend beoordeelaar als Potgieter, doo Van Lennep, ten opzichte der deugden van den Gijsbreght", tot de orde geroepen heeft moeten worden. Allerlei belangrijks valt betrekkelijk dit treurspel op te merken. Geen wonder, dat het, in zijne 200 straks aangeduide strekking door Vondel aan Iluygh de Groot werd opgedragen. Geen wonder, dat de Calvinis tische Predikanten (van nature anti-aristokratiesch) getracht hebben de vertooning te verhinderen. Brandt heeft geljjk, dat hun ook de schildering der Roomsche Kerkzeden niet welgevallig koude zijn en even-min de profanatie, die zij meenden gelegen te zijn in het godsdienstig charakter van het stuk en de rol, die men er God en de Heiligen in laat spelen. Pikant is het, op te merken, hoe Vondel, bezig met de studie van zijn aanstaanden overtreJ nae Rome", de rniddeleeuwsch-religiëuze kleur van het geheel heeft weten te verbloemen voor zijne Edelachtbare bescher mers. Hij spreekt hun vrijmoedig toe, hij juicht er in, dat niet slechts de schouwburg met zijn spitse kap" (men had toen nog geen Muzeüm- en Schouwburg-s t ij l verdicht) de starren gaat naderen; maar dat hij ook met dartel hant.sfeklap" al 'tRaethuys verwellekoomt", en dat dit, op zijne beurt, den Schouwburg inwijdt. Waaraan komt het Raethuys" hier aendachtighe ooren leenen" ? Och, doodeenvoudig aan het verhaal, dat yEneas aan Dido deed! Dat was uit het midden der liefste overwegingen van onze beaux-esprlts der XVIIe Eeuw gegrepen: Virgilius, de Mantuaensche zwaen", is hier aan 't woord, en de lotgevallen van ons Amsterdam worden bezongen. Daarbij, het lievelingsdenkbeeld der Amsterdamsche kooplieden, de vrede, die nog 10 jaren uit zou blijven, wordt voorspeld, en als die een-maal ,oaa schfleprijck Y bestraal," dan, ja dan Kiest gants Euroop dees stad tot Amirael", en haar voorspoed en haar luister kent geen palen meer. Als er van zulke groote dingen gesproken wordt, dan kan men licht een weinig papisme voor lief nemen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl