De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 januari pagina 4

10 januari 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 440 En de schranderheid en het genie van den dichter hebhen zóó goed gezien en gedaan, dat, nog heden, in het jaar 1886, na twee en een halve eeuw, de Gijsbrpght" steeds stampvolle zalen trekt. Hoe gelukkig, dat er tsulke onwraakbare autoriteiten zijn, die ons omtrent de waarde van het stuk volkomen gerust stellen. Neen, mijn landgenoten, gij hebt niet ruim twee eeuwen lang een prulwerk toegejuicht. Verhaal en rei, 't is waar (en schoon), spelen een hoofdrol in het stuk; maar heeft men dit den Griekschen treurspeldichters ooit verweten? Zijn de geestige, sententiëuze tweespraken niet insgelijks den hoogen Helleenen afgezien? En laat u het dramatiesch effekt van Gijsbrechts eerste te waf invliegen, de te-rug-keer van Arend, de angst van Badeloch, de dood van Arend, de etrijd der echtgenoten, ongeroerd? Ik heb, bij het bedenkelijk vocu-deel van oen lang verleden, het stuk wel dertig keer gezien, en toch ziji die tooneelen zóó aangrijpend, dat ik er nimmer mijn tranen bij bedwingen kan. Daarbij die taal! Daarbij de overtuigende kracht, waarmee Vondel U toeroept: lees mijn Hollandsch; het is het oudste van het nieuwere; maar het beste. Tot mijn leedwezen, heb ik geene gelegenheid gehad Mevrouw de Vries als Badeloch en den Heer Ising als den Bisschop te zien; ik kan er dus geen oordeel over uitbrengen.! Ik vond gelegenheid het groote talent van Jufvr. Christ. Poolman op nieuw te bewonderen. Niemant zegt beter de vaerzen dan zij. BadelocJi behoeft niet door eene klassieke tragédienne gespeeld te worden. Mev. Engelman en Mev. Vau Ollefen da Silva brachten (na Mevr. Muller-Westerman) reeds veel hollandsche natuur in de rol; de.dames Kleine en Ellenber ger niet minder. Mej. Poolman heeft voor geen van deze te-rug te treden. In het samenspel met haar, was de Heer van Schoonhoven goed. De monoloog liet te wenschen, Daar wist de Heer Veltman mér uit te halen. De Heer de Jong heeft uitmuntend de rol van Arend vervuld. Zijn binnenkomen alleen, en gelijk hij 't niet belooft" had, was treffend. De Heer Jacq. de Boer heeft het niet de moeite waard gerekend iets van den Spie te maken. Is hij geen Albregt, hij had dan ten minste Vink of Stoete kunnen nastreven. Bizonder goed heeft de Heer Plas den ruwen DiedcricJc van Haerlcm gezegd en gespeeld; ook de Heer Van der Hilst, of wie voor den Poorticr optrad, was werkelijk goed. De Heer Ising kweet zich met ijver van de rol van Wïllelord; maar waarom niet nog eens bij K. Vos gaan vragen: hoe was dat ook"? Vos blonk hier uit. Op zijn grime na, was de Heer Wonsma als Broer Peter voldoende. De Heer Spoor speelde met goedhartige waardigheid den Gosewyn. Westerman, HajofsM, Van der Linden, Tjasinlc en Van Ollefen hadden (te onrechte) de onnoozelheid van Goswvyn buiten aanmerking gelaten. De Bode was in handen van den Heer Bouwmeester: spel zoowel als voordracht waren fraai, gevoelig, ongemeen. Ook de Heer Clous verdient een woord van lof voor ziju Vooren. Mevr. Eössing heeft, zonder uitgalming", den eersten rei en de toe spraak van Rafa'èl voorgedragen. Het was smaakvol; maar aan het einde van den rei ware wat opwekking niet misplaatst geweest, en de regels De Hollantse gemeent" tot aan In 't midden van den twist" hadden met meer epische onzijdigheid moeten gesproken zijn. Mej. van Biene heeft, als meer-malen, den rei Waer wert opreghter tron" met gevoel gezegd, 't Is zeer jammer, dat zij de moeite niet ge nomen heeft een der voortreflijkste lierzangen onzer taal meer letterlijk te memorizeeren. Even als een vorig jaar zeide zij weer: Aen haero borst met eorg gevoed", in plaats van met melck". Ook heeft ze van eene doorluchtige voorgangster op het Tooneel de Slechte gewoonte overgenomen uit hartelijkheid vele malen met de hand Op de borst te tikken: een smakeloos gebaar, dat schier nooit op zijn plaats is. Mej. Poolman had niet moeten zeggen: voor mijnen man", maar ,voor enen man". 't Is ook jammer, dat de Heer van Schoonhoven weer getuige geweest is van de 7 eerste vaerzen der ontwakende Badeloch. Hierdoor past zijn vraag: Wel, liefste," niet goed op den toestand. Nog moet ik getuigen, dat de Heer Ivleynadier met zorg en niet zonder Verheffing zijne partij in den rei der Edelingen vervuld heeft. Mej. Weiman heeft ons eene aangename, maar weinig dramatische J&aeris geschonken. Het kostuum van den Bisschop was, dit maal, iets beter dan de Laatste jaren; maar nog verre van geheel in 'tcharakter. Witsen Geysbeek ziet laag neer op Kloris en Roosje". Ik waardeer heel hoog het nationaal charakter er in, de ouderwetsche melodiën, de jf%<M«asj;aêr-traditie, enz. De Heer Spoo? en Mevrouw Stoetz hebben zich van de niemvjaarswcnsclivoordracht goed gekweten. De strekking verdient hoogen lof. 6 Jan. '86. Alb. Th. HET TOONEEL TE ROTTERDAM. Een nieuw stuk van Faassen! Nu gaan we zien en hooren, roept ons pnbliek luide uit, en de directie ferkneutert zich in het zien en hooren van het aardsche slijk." Is er een jaar denkbaar waarop Rosier Faassen niet een nieuw stuk levert ? Wacht ons publiek niet op een aankondiging: in studie.... oorspronkelijk.... van Rosier Faassen ? Zeer zeker. En dan weten we reeds vooruit dat er volle zalen komen. Waarom ?... Wel omdat Faassen zijn luidjes" kent. Hij weet dat hij schrijft voor den grooten hoop, is overtuigd dat zijn arbeid den grooten hoop behagen moet, want hij kent zyn publiek door en door. Hij blijft volksman en tooneelspeler; laat zien en gevoelen. Hij is geen adelaar, die hoog in het blauwe zijn vleugelen uitslaat, o neen, hij is een vogel die bij ons thuis hoort en slechts flladdert op onze boomeu en onze daken. Vraag geen diepte in levensbeschouwing; zoek niet naar scherpe karakterteekening of zuiver logische oplossing. Gg zult het in Faas? >ns Volksstukken" niet vinden. Wat ge er wel in vindt, menschen en toe standen geheel onder het bereik van een ieder. Ik sprak van volksstuk" omdat de Ecmplacant onder dat genre ge rangschikt moet worden. Beschouwen wij het als aoodanig, dan mag een woord van welverdiende hulde den schrijver-tooneelspeler niet ont houden worden. Wel staat zijn Plantijn en Co., en Zouder Naam" hooger, maar als volksstuk kan de Remplacant als welgeslaagd beschouwd worden. Ziehier den inhoud. Een gepensioneerd kolonel Van Stein" (J. Haspels) is als sergeant getrouwd met de dochter van de marketenster Schele Mie" (mevr. Faassen). Het huwelijk is niet gezegend met kinderen. Een nichtje Bertha" (mpj. Vink) is hun vreugd en toeverlaat. Een oud gediende, die lezen noch schrijven kan, miar een hart van goud heeft (WekkerRoser Faassen) en als huisknecht dienst doet, is van kolonel, vrouw en nicht l'enfant churi." De muziekonderwijzer Noordveld (W. v. Zuijlen) die het nichtje les geeft, is verliefd op de bekoorlijke pupille van den kolonel. Noordveld behoort tot het ras van jongelieden die veel uitgaan, voel verteren en in de dartelheid dev jeugd vergeten dat zij ook plichten" te vervullen heb ben. Zijn moeder (mevr. Beersmans) is kantwerkster en verkeert in be hoeftige omstandigheden. Het toeval voert mevr. Noordveld ten huize van de familie Van Stein". Zij biedt er kant te koop. De familie is veront waardigd over het gedrag van den muziekonderwijzer. Bertha zelfs, die hem zoo genegen is, zegt hare lessen op. Een kapitein in dienst (D. Haspels) werft ook om de hand van Bertha. Wel heeft hij de prille .jeugd reeds lang achter den rug en is althans voor Bertlia veel te oud, maar zijn rang en militair hart geven hem tegenover den muziekonderwijzer zoo de voorkeur, dat deze hem Bertha's hart en hand gaarne gunt. De ontslagen muziekonderwijzer zoekt troost in de buitenlucht. Eenige jonge boeren nemen den arbeid op van een oudere, die niet meer werken kan. Die daad brengt hem tot inkeer. Hij komt thuis (2e akte) vraagt zijn moeder vergiffenis, belooft zijn leven te verbeteren en te werken voor het huishouden. Zijn jongere broeder Albert (Victor Faassen), een notarisklerkje, moet in dienst. Hij, (Alex. Noordveld) weet dat zijn gedrag tegenover zijn moeder de aanleiding was dat Bertha hem op hoffelijke wijze de deur wees. Zijn illusie eenmaal haar hand te verwerven, is vervlogen, welnu, j'embrasse ma mère et me fais soldat." Hij wordt soldaat en wel als rcmplai;ant zijns broeders. Bij d(! familie Noordveld ontmoet de oude wekker (R. Faassen) een lid zijner familie, Charlotte (mevr. Caeling-Vorderman). Charlotte is de aan staande van Albert Noordveld (Victor Faassen). Dit jonge mensch dat liever een bult of manke beenen had" alleen om niet soldaat te worden, heeft nog een vrouwenhart kunnen veroveren!... Alexander Noordveld brengt liet in dienst al spoedig tot sergeant. Kaptein Wcrms, (D. Haspels) blijft nog steeds dingen naar Bertha's hand. Hij weet dat de sergeant zijn medeminnaar is, en gaat op instigatie van den gepensioneerden kolonel Van Stein" zoo ver, dat hij zijn sergeant verbiedt te dikwijls langs haar woning te loopen. Een heftig tooneel volgt. De kaptein (!) verwijt den sergeant zijn mede minnaar te sijn en onder getuigen (de scène heeft plaats op het voorplein eener kazerne) slaat de sergeant den kapitein met zijn handschoen inliet gelaat. Subord.inat.ie! Noordveld's moeder, is getuige van dit heftig tooneel. Alles staat, den armen sergeant te wachten. Krijgsraad en tuchthuisstraf! De kapitein echt er heeft andere middelen beraamd. Hij laat getuigen en sergeant bij zich komen. De sergeant is op bevel in burgerkleeding. Te voren heeft mevr. Noordveld genade gesmeekt voor haar zoon en het hart van den kaptein verteederd. De kapitein heeft zijn ontslag ingediend. Hij wil zich als soldaat" niet wreken, maar als burger" slaat hij nu (4e akte) den sergeant met denzoli'den handschoen in het gelaat. Een uitgelokt duel wordt verijdeld door den ouden Wekker. De sergeant neemt dienst in het Indische leger. De kolonel is gestorven en kaptein Worms en Wekker blijven de huisvrienden van de weduwe Van Stein". De kapitein heeft voor goed zijn liefde voor Bertha vaarwel gezegd en inziende hoe verkeerd hij handelde weet hij slechts door goede daden eigen kwaad uit te wisschen. In Atjeh" wordt Noordveld blind geschoten. Door bemiddeling van den kapitein komt hij het eerst bij de wed. v. Stein aan huis en daar hoort de blinde de zoete woorden van Bertlia: Ge zijt blind en hebt leiding noodig." Ik handel in den geest van den kolonel door hem te trouwen, dien ik liefheb. Welnu Alexander, u heb ik lief, wilt ge mijn man worden? Men ziet, genoeg stot voor tal van treffende tooneeltjes. Toch mist men vooral in den beginne de noodige voorbereiding van personen en toeStanden. Do laatste bedrijven echter missen hun dramatisch effect niet. Het geheel werd blijkbaar con amore gespeeld. Vooral Rosier Faassen muntte door spel en grime uit. Het Ie tooneel van het He bedrijf, waar hij vertelt hoe hij zijn pijp (de pijp vanden kolonel) op diens graf rookte, toen het een jaar geleden was dat de kolonel het adsum" uitsprak, waa treffend. Willem van Zuijien eert als muziekonderwijzer en later als sergeant maakte van zijn rol wat er van te maken was. Zijn stil spel in het 4de bedrijf was uitmuntend. Als sergeant echter miste hij Ie chique militaire." De Heeren D. en J. Haspels, droegen veel bij tot de goede vertolking. Een bijzonder woord van lof voor den Heer Keerwolf (Sergeant-majoor). Rollen in dergelijke mplooi worden door dezen acteur zeer verdienstelijk gespeeld. Last not least onze dames Mevr. Beersmans ah de weduwe Noordv eld vervulde even als mej. Marie Vink (Bertha) ondergeschikte en tegelijker tijd onuitgewerk;e rollen. De scène als mevr. Noordveld haar zoon blind terug ziet had plaats achter da schermen. Hoe jammer voor het spel dat we hadden kannen genietec.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl