Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 446.
Mej. Bettaqae was de page die we van haar gewoon zgn, ieder
betöoverend, zoowel (plichtmatig) "op het tooneel, als (vrijwillig)
in de Baal. De heer v. Bongardt gaf den Graaf recht verdienstelijk,
met den gewenschten adel in spel en zang ; Mej. Spohr vervulde de partij
van Maraelline zeer goed (hoe kan men zulk een lief gezichtje zoo
ouweIjjk maken door grime! we herkenden haar bijna niet); Mnvr. v. Bon
gardt had het kleine partijtje van Barbchen niet beneden zich geacht.
De heer Kriog was als Bavtholo juist or> zijn plaats en de heer Bolle als
Basilio uitstekend; we hebben de Esclshatit-s.na, zelden zoo goed op ons
tooneel gehoord.
Ten slotte hebben wij nog te vermelden Mej. Möllering als Grüfin en
Mevr. Nicklass-Kempner als Susanne. Eerstgenoemde kon ons weinig
bevredigen: haar correcte zang heeft zóó weinig warmte en bezieling
tot,achtergrond, dat het niet mogelijk is er iets bij te gevoelen; het
geJijkt meer het opzeggen van een les dan het voordragen van altijd toch
de eeue of andere bedoeling behelzende muziek. Het is zeker, omdat
het hjer bij de tradities behoort, om bij eene opvoering van de Figaro
hst brief,duat te bissaeren; wij voor ons vonden het herhalen een kaak
slag aan het verledene; niet dat het niet zuiver en netjes gezongen is>
,mais ce n'élait pas ga. En nu Mevr. Nicklass-Kempcer: wel, bet
moot ops van het hart, zij heeft ons maar gedeeltelijk bevredigd; haar
vroeger tzoo helder geluid hesft in hei midden-register iets gekregen, iets
(mogen we bet heesch noemen? in eik geval iets, dat op den duur
ni^t aangenaam is om te hooren; hare co'oratuur echter is nog even
gdiittevond; hare voordracht als altijd geestig en meêsleepend, en haar
mezsa-vbcc boven allen lof verheven. Wat mcu dan ook Zondasjavond
over haar moge gezegd of gedacht hebben, met hare groote aria nam
zij revanche voor alles wat wellicht in het voorafgegane minder goed
geweest was, ea deed zij zich weder geheel kennen als de hoogbegaafde,
bijna volmaakt geschoolde en iijngevoelendo kucstfinares, die wij altijd in
haar geëerd en bewonderd hebben. Al had zij ons als gast slechts dezs
arja doen hoorea we zouden haar er dankbaar voor moeten ziju.
Het orkest werkte goed, de koren waren|?als gewoonlijk in dit seizoen.
Voor hare afscheidsvoorstelling koos Mevr. Nicklass Das Golclene
Erciis va,n Ignaz iJrüll; gesteuad door eene handeling, die, hoe eenvou
dig ook, als een witte raaf onder d* lichtere opera-teksten ma-? beschouwd
wolden, heeft zich dit werkje op een succes te beroemen, als in den
lateren lijd aan weinig opera's ten deel is gevallen. Aan de muziek
alleen heeft het dit zeker raet te danken; we kennen werkenvau
hedeadaagsclio meesters die er vrij wat meer aanspraak op kunnen maken
ziph de poer!en der grootere en kleinere theaters van Duitscliland te
zifin opcr.cn (\ve noemen slechts Imihla, vau Verhey en Smalt). Maar
ainsi va Ie mondt: eu^e onderhoudende handeling, een maiscbje, een
dansje, wnt coupletten, (alles in zijn soort overigens goed genoeg)
en dat atlos aaneengeregen door wat kapelmeesters muziek'', het geheel
aangenaam opgedisoht en gemakkelijk to verteren cu het succes laat
zich niet wachten. Do opvoering was gornl; Behrens als JJomliai'doK liet
peen zweem van heeschheid meer bemerken, zoowel in het eerste als in
het tweede bedrijf was spel en zang voortreffelijk; de coupletten Je mui,
man triigt icas man nicht nclcrn J;ann" misten hunne uitwerking ook
ditmaal uiot, en op outstuimig- verlangen gaf de h?sr D. het door hem
vervaardigde vicrdo couplet ten beste. Mej. Bevtaquo was als Chyisfine
dezelfde als in het vorig seizoen, slechts hindert hier en daar do scherpte
harer hooge tonen, (trouwens hierin niet alleen). Do heer Dranim hnd
als Colas recht goede oogeublikken, eu de heer Bolle (die iuplaafs van
den heer Grüniug als GrOidran optrad) was als altijd verdienstelijk;
dit is echter volstrekt geene partij voor hem, ea hei is jammer do repu
tatie van een zoa ijverig en serieus lid van het tegenwoordig
opera^czelschap to wagen aan hot oordeel dat door een optreden als in het
Geldene Krzus Woensdagavond door vele n i si getrouwe opeiabezockcra
Over hem geveld zal worden.
, Mevr. Kicklass-Kerapnez nam afscheid; de wijzo waarop zij ds Aria
füis Münncr mms man sich dressircn" zong en voordroeg Kal voor
allen, die het voorrecht hadden er bij tegenwoordig te zien, wel onver
getelijk blijven; de bloemen en kransen haar daarbij geschonken, waren
wél verdiend, en mogen baar het bewijs zijn hoe Rotterdam haar nog
gteeds eert en waardeert. Het vele. dat zij ons gedurende haar hierzijn
heeft doen genieten, noopt' ons dan ook om haar daarvoor bier onzen
dank te,brengen, en daarbij de hoop uittesprekan, dat zij ons nog v;iak
Óp eea b'eisóek als gast nv:-^e vergasten. Wij nemen slechts afsdio:;! a:et
ea welgemeend: Tot weerziens! 'V.
: .7 Januari 1886.
Biro d» Marioh te heeten is voor eene kunstenares eene zaak van niet
geringe beteekenis, en zeer zeker zonder alle Ullmann's, Strakoschen en
Schürmann's met liefde 100 Frs. por maand meer betalen aan eene ster
van heele of halve grootte, wier aanstaande komst zij met zulk een
naam konden aankondigen! Welnu, de draagster van dezen naam is
althans voor eonigen tijd als primadoima aan de Uotterdamsche opera
verbonden, en trad gisteren, voor het eerst, nadat zij vóór zes jaren ons
tooneel had verlaten, alhier op als Elsa in Lohengrin; in weerwil van den
weidschen naam, en ook in weerwil van de reclame die aan haar optreden
voorafging, konden wij aan Mevr. Biro de Marien geen enkele
ster-eigenschap ontdekken. Zij beschikt over een goed en in de hoogte recht helder
geluid, haar voordracht draagt onmiskenbaar den stempel van schooi en
routine, haar spel is correct.... maar in een ea ander misten wij de toe
wijding, de bezieling, de vonl;, die hot alles adelt en tot het hart doet
spreken. Bovendien herrinnert hare wijze van zingen somtijds, ):are uit
spraak daarentegen bijna voortdurend op minder aangename wijze aan
eene langdurige gemeenzaamheid met de Engeische taal. In 't algemeen
genomen moeten wy der Directie echter gülukwensche.n, op een zóó on
gunstig tydstip nog eene zoo genietbare plaatsvervang-ter te hebben
gevonden voor Mevr. Miellse, wier toestand wij overigens hopen dat Laar
Bpoedig weder zal veroorloven on te treden.
Voor het overige was de opvoering vrij gosd; Mevr. Jai'de als OïifiKl
voortreffelijk (welk een demonische hartstocht in haar wedergeven dezer
partijj !) de heer von Bougardt als TeUramumd woest en toch edelman;
de heer Schukowsky als KöKiy recht verdienstelijk, de heer Brnram een
der beste vertolkers, die wij van den Heraut hier gekend hebben.
De heer Labatt gaf den Lohenyrin over 't geheel uitstekend, vooral
het eerste bedrijf en de scène in het bruidsvertrek; in het laatste bedrijf
scheon het ons alsof hij hier en daar weifelde. Het or kest komt een warm
woord van lof toe voor de wijze, waarop het het ragfijn geïnstrumenteerde
voorspel uitvoerde; het koor een ernstig woord van blaam voor de mis
handeling der koren.
Zaterdag 16 dezer eerste: opvoering van Die Kaisei'StocJiter vaa
Willem de Haan.
ALMA TADAMA.
III.
Da eerste groote Chlodewi» of Clovia had bij de dochter van den
koning der Bourgondiërs Chïotilde drie zouen: Chlodomer, Childebert
en Chlotarius. De eerste was in den strijd tegen de Bourgondiërs gevallen»
zijne moeder Chïotilde had echter zijne zonen bij zich in Parijs genomen
en voedde ze daar met bijzondere liefde en zorgvuldigheid op. .Doch haar
tweede zoon Childebert werd ijverzuchtig op zijne neven, en daar bjj
vreesde, dat zij door de gunst zijner moeder op den troon zouden komen,
zond hij in 't geheim een bode aan zijn broeder Chlotarins, riep hem naar
Parijs en zij maakten samen het plan de knapen te vermoorden. Om ze
machtig te worde», lieten zij ze door hunne moeder tot hen zenden, onder
voorwendsel ze op den troon te willen verheffen. Chlotilde verheugde
zich over dit besluit, want deze kleinkinderen waren de kinderen van
haar oudsten zoon.
Zoodra de knapen zich nu in de macht hunner ooms bevonden, greep
Chlotarius den oudsten bij den arm, wierp hem op den grond, stiet hem
een mes in den schouder en vermoordde hem op wreede wijze. Bij den
luiden kreet van den stervende viel de andere knaap Childebert te voet,
omvatte zijn knie en riep onder tranen: Behoed mij, lieve oom, dat ik
ook niet sterf zooals mijn broeder!" Toen riep Childebert, terwijl tranen
hem over het gelaat stroomden: ik bid u, lieve broeder, schenk mij het
leven van dit kind: ik wil u daarvoor geven wat gij verlangt, maar dood
het niet!" Maar de andera overlaadde hem met smaadredenen en sprak:
Stoot hem van u of sterf in zijne plaats; gij, zeide h\j, hebt zelf dezs
zaak begonnen en nu wilt ge er u zoo spoedig van afmaken ?:' Toen hij
dat hoorde, stiet, hij den knaap van zich en wierp hem in de handen
zijns broeders. Deze greep hem, stiet hem het mes in de zijde en doodde
hem zooals hij den ouderen broeder reeds gedood had; ook de dienaren
en opvoeders der knapen brachten zij om...,,.
De kor>in«iu legde de lijken der kinderen op een baar en onder veel
koorgezang en met oubsschrijfelijken rouw en droefheid volgde zij ze
zelfs naar de Petruakork en begroef zo daar bij elkander. De een was
tien, de andere zeven jaar oud.;'
Uit deze aaugrijpendo geschiedenis heeft Tadenm geen plaats tot on
derworp gekozen, maar wel blikte ziju kumienaarsoog verder dan heb
door Crregorius medegedeelde en het stelde zich hot beeld d*r grootmoe
der voor, hoe zij klagend vertouwt op hot graf harer lievelingen en
hunnor met teeierc droefheid herdenkt.
Menigmaal ook hield onze vriend zich zeer streng aan de door ziju
historieschrijver vermeide gebuurten is, o. a. bij zijne schilderij
Frcdogonde anu het sterfbed van den bisschop Pretextatus", die drie jaar
nadat hij bij Leijs gekomen was, werd afgewerkt. In deze schilderij
tre.len reeds alle groote eigenschappen van Tadema te voorschijn; een
diep doordringen in hut behandelde onderwerp, eene harmonische opvat
ting bij welke iedere handelende persoon tot zijn recht komt, overal zou
men zegden een klassieke rust welke ze ir gunstig tot achtergrond dient
voor ds hartstochtelijke bewegelijkheid van den hoofdpersoon, de met de
meeste liefde gedane keus eu bewerking der bijzonderheden, een grond
toon welke het gemoed van den bsschouwer geweldig aangrijpt en een
trouw bij het teruggeven van architectuur en kostuum, welke alles af
wijst wat de kenner ais een gebrek zou kunneu aanwijzen, ais niet
balioorende in den tijd, waarin de handeling speelt.
Gregorius van Tours geei't over het toousel dat de bedoelde schilderij
voorstelt, het volgende bericht: Pretextatus, bisschop van Kouaan, was
op :;ariï!okfiüv.m Fredozonde op den Paaschdag, terwijl hij zelf de
beurtzangen mede aanhief, heimelijk overvallen en door het zwaard van den
moordenaar ouder dea arm zwaar verwond. Dadelijk werd de prelaat
door zijne dienaren in zijn slaapvertrek gedragen en to bed gelegd, en
spoedig daarop verscheen Fredegondo met de hertogen Beppolen en
Auswald. Zij deed alsof zij verontwaardigd was over het gebeurde en alsof
zij vurig wensehte den dader te ontdekken en zijue misdaad streng te
straffe. Daarop antwoordde de bisschop, die hare arglistigheid door
zag : Wie het gedaau heelt V Dezelfde dio onzo koningen gedood heeft,
die zoo veel onschuldig bloed heeft vergoten eu die zoovele gruwelen ia
dit rijk heeft ten uitvoer gebracht." Daarop sprak Fredegonde: Ik
heb zeer bekwame genessheeren, die uwe wonde zullen genezen. Vergun,
dat zij u bezoeken." ,.3I.ij, gaf hij haar ten antwoord, roept God nu
uit de/o wereld op, maar gij, van wie al deza gruwelen uitgingen, gij
zult in eeuwigheid vervloekt zijn, en God zal mijn bloed op uw hoofd
doen ncderkomeu." Toen ging zij van daar weg, de bisschop echter
stelde orde op zijn buis en stierf."
De schilderij komt hier trek voor trek overeen met het verhaal van
Gregorius. Pretextatus heeft aieh in zijn bed hoog opgericht en ia de
holte van den arm dia tot den vloek stijf is uitgestrekt, z;ot meu de
wonde, waarvan het verband is losgeraakt tengevolge der heftige
bewegiiig. H-it gezicht van het slachtoffer is niet het zachte gelaat van een
siel^hsrder; J:et is als had Tadema geweten. hetgeen de kritiek ia
latcren lijd heeft bev.-ezea dat hij vroeger verro van onschuldig was
ver!':i!:r.en geweest. Vol «ihlrukkiiu; is het gelust en do hand van den
vloekende. Zeer cigeuaarJig, zeiüverrascend steekt de rust cl