De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 januari pagina 6

10 januari 1886 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 446. Mej. Bettaqae was de page die we van haar gewoon zgn, ieder betöoverend, zoowel (plichtmatig) "op het tooneel, als (vrijwillig) in de Baal. De heer v. Bongardt gaf den Graaf recht verdienstelijk, met den gewenschten adel in spel en zang ; Mej. Spohr vervulde de partij van Maraelline zeer goed (hoe kan men zulk een lief gezichtje zoo ouweIjjk maken door grime! we herkenden haar bijna niet); Mnvr. v. Bon gardt had het kleine partijtje van Barbchen niet beneden zich geacht. De heer Kriog was als Bavtholo juist or> zijn plaats en de heer Bolle als Basilio uitstekend; we hebben de Esclshatit-s.na, zelden zoo goed op ons tooneel gehoord. Ten slotte hebben wij nog te vermelden Mej. Möllering als Grüfin en Mevr. Nicklass-Kempner als Susanne. Eerstgenoemde kon ons weinig bevredigen: haar correcte zang heeft zóó weinig warmte en bezieling tot,achtergrond, dat het niet mogelijk is er iets bij te gevoelen; het geJijkt meer het opzeggen van een les dan het voordragen van altijd toch de eeue of andere bedoeling behelzende muziek. Het is zeker, omdat het hjer bij de tradities behoort, om bij eene opvoering van de Figaro hst brief,duat te bissaeren; wij voor ons vonden het herhalen een kaak slag aan het verledene; niet dat het niet zuiver en netjes gezongen is> ,mais ce n'élait pas ga. En nu Mevr. Nicklass-Kempcer: wel, bet moot ops van het hart, zij heeft ons maar gedeeltelijk bevredigd; haar vroeger tzoo helder geluid hesft in hei midden-register iets gekregen, iets (mogen we bet heesch noemen? in eik geval iets, dat op den duur ni^t aangenaam is om te hooren; hare co'oratuur echter is nog even gdiittevond; hare voordracht als altijd geestig en meêsleepend, en haar mezsa-vbcc boven allen lof verheven. Wat mcu dan ook Zondasjavond over haar moge gezegd of gedacht hebben, met hare groote aria nam zij revanche voor alles wat wellicht in het voorafgegane minder goed geweest was, ea deed zij zich weder geheel kennen als de hoogbegaafde, bijna volmaakt geschoolde en iijngevoelendo kucstfinares, die wij altijd in haar geëerd en bewonderd hebben. Al had zij ons als gast slechts dezs arja doen hoorea we zouden haar er dankbaar voor moeten ziju. Het orkest werkte goed, de koren waren|?als gewoonlijk in dit seizoen. Voor hare afscheidsvoorstelling koos Mevr. Nicklass Das Golclene Erciis va,n Ignaz iJrüll; gesteuad door eene handeling, die, hoe eenvou dig ook, als een witte raaf onder d* lichtere opera-teksten ma-? beschouwd wolden, heeft zich dit werkje op een succes te beroemen, als in den lateren lijd aan weinig opera's ten deel is gevallen. Aan de muziek alleen heeft het dit zeker raet te danken; we kennen werkenvau hedeadaagsclio meesters die er vrij wat meer aanspraak op kunnen maken ziph de poer!en der grootere en kleinere theaters van Duitscliland te zifin opcr.cn (\ve noemen slechts Imihla, vau Verhey en Smalt). Maar ainsi va Ie mondt: eu^e onderhoudende handeling, een maiscbje, een dansje, wnt coupletten, (alles in zijn soort overigens goed genoeg) en dat atlos aaneengeregen door wat kapelmeesters muziek'', het geheel aangenaam opgedisoht en gemakkelijk to verteren cu het succes laat zich niet wachten. Do opvoering was gornl; Behrens als JJomliai'doK liet peen zweem van heeschheid meer bemerken, zoowel in het eerste als in het tweede bedrijf was spel en zang voortreffelijk; de coupletten Je mui, man triigt icas man nicht nclcrn J;ann" misten hunne uitwerking ook ditmaal uiot, en op outstuimig- verlangen gaf de h?sr D. het door hem vervaardigde vicrdo couplet ten beste. Mej. Bevtaquo was als Chyisfine dezelfde als in het vorig seizoen, slechts hindert hier en daar do scherpte harer hooge tonen, (trouwens hierin niet alleen). Do heer Dranim hnd als Colas recht goede oogeublikken, eu de heer Bolle (die iuplaafs van den heer Grüniug als GrOidran optrad) was als altijd verdienstelijk; dit is echter volstrekt geene partij voor hem, ea hei is jammer do repu tatie van een zoa ijverig en serieus lid van het tegenwoordig opera^czelschap to wagen aan hot oordeel dat door een optreden als in het Geldene Krzus Woensdagavond door vele n i si getrouwe opeiabezockcra Over hem geveld zal worden. , Mevr. Kicklass-Kerapnez nam afscheid; de wijzo waarop zij ds Aria füis Münncr mms man sich dressircn" zong en voordroeg Kal voor allen, die het voorrecht hadden er bij tegenwoordig te zien, wel onver getelijk blijven; de bloemen en kransen haar daarbij geschonken, waren wél verdiend, en mogen baar het bewijs zijn hoe Rotterdam haar nog gteeds eert en waardeert. Het vele. dat zij ons gedurende haar hierzijn heeft doen genieten, noopt' ons dan ook om haar daarvoor bier onzen dank te,brengen, en daarbij de hoop uittesprekan, dat zij ons nog v;iak Óp eea b'eisóek als gast nv:-^e vergasten. Wij nemen slechts afsdio:;! a:et ea welgemeend: Tot weerziens! 'V. : .7 Januari 1886. Biro d» Marioh te heeten is voor eene kunstenares eene zaak van niet geringe beteekenis, en zeer zeker zonder alle Ullmann's, Strakoschen en Schürmann's met liefde 100 Frs. por maand meer betalen aan eene ster van heele of halve grootte, wier aanstaande komst zij met zulk een naam konden aankondigen! Welnu, de draagster van dezen naam is althans voor eonigen tijd als primadoima aan de Uotterdamsche opera verbonden, en trad gisteren, voor het eerst, nadat zij vóór zes jaren ons tooneel had verlaten, alhier op als Elsa in Lohengrin; in weerwil van den weidschen naam, en ook in weerwil van de reclame die aan haar optreden voorafging, konden wij aan Mevr. Biro de Marien geen enkele ster-eigenschap ontdekken. Zij beschikt over een goed en in de hoogte recht helder geluid, haar voordracht draagt onmiskenbaar den stempel van schooi en routine, haar spel is correct.... maar in een ea ander misten wij de toe wijding, de bezieling, de vonl;, die hot alles adelt en tot het hart doet spreken. Bovendien herrinnert hare wijze van zingen somtijds, ):are uit spraak daarentegen bijna voortdurend op minder aangename wijze aan eene langdurige gemeenzaamheid met de Engeische taal. In 't algemeen genomen moeten wy der Directie echter gülukwensche.n, op een zóó on gunstig tydstip nog eene zoo genietbare plaatsvervang-ter te hebben gevonden voor Mevr. Miellse, wier toestand wij overigens hopen dat Laar Bpoedig weder zal veroorloven on te treden. Voor het overige was de opvoering vrij gosd; Mevr. Jai'de als OïifiKl voortreffelijk (welk een demonische hartstocht in haar wedergeven dezer partijj !) de heer von Bougardt als TeUramumd woest en toch edelman; de heer Schukowsky als KöKiy recht verdienstelijk, de heer Brnram een der beste vertolkers, die wij van den Heraut hier gekend hebben. De heer Labatt gaf den Lohenyrin over 't geheel uitstekend, vooral het eerste bedrijf en de scène in het bruidsvertrek; in het laatste bedrijf scheon het ons alsof hij hier en daar weifelde. Het or kest komt een warm woord van lof toe voor de wijze, waarop het het ragfijn geïnstrumenteerde voorspel uitvoerde; het koor een ernstig woord van blaam voor de mis handeling der koren. Zaterdag 16 dezer eerste: opvoering van Die Kaisei'StocJiter vaa Willem de Haan. ALMA TADAMA. III. Da eerste groote Chlodewi» of Clovia had bij de dochter van den koning der Bourgondiërs Chïotilde drie zouen: Chlodomer, Childebert en Chlotarius. De eerste was in den strijd tegen de Bourgondiërs gevallen» zijne moeder Chïotilde had echter zijne zonen bij zich in Parijs genomen en voedde ze daar met bijzondere liefde en zorgvuldigheid op. .Doch haar tweede zoon Childebert werd ijverzuchtig op zijne neven, en daar bjj vreesde, dat zij door de gunst zijner moeder op den troon zouden komen, zond hij in 't geheim een bode aan zijn broeder Chlotarins, riep hem naar Parijs en zij maakten samen het plan de knapen te vermoorden. Om ze machtig te worde», lieten zij ze door hunne moeder tot hen zenden, onder voorwendsel ze op den troon te willen verheffen. Chlotilde verheugde zich over dit besluit, want deze kleinkinderen waren de kinderen van haar oudsten zoon. Zoodra de knapen zich nu in de macht hunner ooms bevonden, greep Chlotarius den oudsten bij den arm, wierp hem op den grond, stiet hem een mes in den schouder en vermoordde hem op wreede wijze. Bij den luiden kreet van den stervende viel de andere knaap Childebert te voet, omvatte zijn knie en riep onder tranen: Behoed mij, lieve oom, dat ik ook niet sterf zooals mijn broeder!" Toen riep Childebert, terwijl tranen hem over het gelaat stroomden: ik bid u, lieve broeder, schenk mij het leven van dit kind: ik wil u daarvoor geven wat gij verlangt, maar dood het niet!" Maar de andera overlaadde hem met smaadredenen en sprak: Stoot hem van u of sterf in zijne plaats; gij, zeide h\j, hebt zelf dezs zaak begonnen en nu wilt ge er u zoo spoedig van afmaken ?:' Toen hij dat hoorde, stiet, hij den knaap van zich en wierp hem in de handen zijns broeders. Deze greep hem, stiet hem het mes in de zijde en doodde hem zooals hij den ouderen broeder reeds gedood had; ook de dienaren en opvoeders der knapen brachten zij om...,,. De kor>in«iu legde de lijken der kinderen op een baar en onder veel koorgezang en met oubsschrijfelijken rouw en droefheid volgde zij ze zelfs naar de Petruakork en begroef zo daar bij elkander. De een was tien, de andere zeven jaar oud.;' Uit deze aaugrijpendo geschiedenis heeft Tadenm geen plaats tot on derworp gekozen, maar wel blikte ziju kumienaarsoog verder dan heb door Crregorius medegedeelde en het stelde zich hot beeld d*r grootmoe der voor, hoe zij klagend vertouwt op hot graf harer lievelingen en hunnor met teeierc droefheid herdenkt. Menigmaal ook hield onze vriend zich zeer streng aan de door ziju historieschrijver vermeide gebuurten is, o. a. bij zijne schilderij Frcdogonde anu het sterfbed van den bisschop Pretextatus", die drie jaar nadat hij bij Leijs gekomen was, werd afgewerkt. In deze schilderij tre.len reeds alle groote eigenschappen van Tadema te voorschijn; een diep doordringen in hut behandelde onderwerp, eene harmonische opvat ting bij welke iedere handelende persoon tot zijn recht komt, overal zou men zegden een klassieke rust welke ze ir gunstig tot achtergrond dient voor ds hartstochtelijke bewegelijkheid van den hoofdpersoon, de met de meeste liefde gedane keus eu bewerking der bijzonderheden, een grond toon welke het gemoed van den bsschouwer geweldig aangrijpt en een trouw bij het teruggeven van architectuur en kostuum, welke alles af wijst wat de kenner ais een gebrek zou kunneu aanwijzen, ais niet balioorende in den tijd, waarin de handeling speelt. Gregorius van Tours geei't over het toousel dat de bedoelde schilderij voorstelt, het volgende bericht: Pretextatus, bisschop van Kouaan, was op :;ariï!okfiüv.m Fredozonde op den Paaschdag, terwijl hij zelf de beurtzangen mede aanhief, heimelijk overvallen en door het zwaard van den moordenaar ouder dea arm zwaar verwond. Dadelijk werd de prelaat door zijne dienaren in zijn slaapvertrek gedragen en to bed gelegd, en spoedig daarop verscheen Fredegondo met de hertogen Beppolen en Auswald. Zij deed alsof zij verontwaardigd was over het gebeurde en alsof zij vurig wensehte den dader te ontdekken en zijue misdaad streng te straffe. Daarop antwoordde de bisschop, die hare arglistigheid door zag : Wie het gedaau heelt V Dezelfde dio onzo koningen gedood heeft, die zoo veel onschuldig bloed heeft vergoten eu die zoovele gruwelen ia dit rijk heeft ten uitvoer gebracht." Daarop sprak Fredegonde: Ik heb zeer bekwame genessheeren, die uwe wonde zullen genezen. Vergun, dat zij u bezoeken." ,.3I.ij, gaf hij haar ten antwoord, roept God nu uit de/o wereld op, maar gij, van wie al deza gruwelen uitgingen, gij zult in eeuwigheid vervloekt zijn, en God zal mijn bloed op uw hoofd doen ncderkomeu." Toen ging zij van daar weg, de bisschop echter stelde orde op zijn buis en stierf." De schilderij komt hier trek voor trek overeen met het verhaal van Gregorius. Pretextatus heeft aieh in zijn bed hoog opgericht en ia de holte van den arm dia tot den vloek stijf is uitgestrekt, z;ot meu de wonde, waarvan het verband is losgeraakt tengevolge der heftige bewegiiig. H-it gezicht van het slachtoffer is niet het zachte gelaat van een siel^hsrder; J:et is als had Tadema geweten. hetgeen de kritiek ia latcren lijd heeft bev.-ezea dat hij vroeger verro van onschuldig was ver!':i!:r.en geweest. Vol «ihlrukkiiu; is het gelust en do hand van den vloekende. Zeer cigeuaarJig, zeiüverrascend steekt de rust cl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl