De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 januari pagina 9

10 januari 1886 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 446. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. oen peest aanschouwt, vorm en gestalte te geven aan de beelden zijner fantaisje. Zelf in staat romans to schrijven in den trein, terwijl hij zijne betrekking als ambtenaar bij de posterijen waarneemt, spreekt hij met verachting over hen, die er theorieën op nahouden over inspiratie die biet altijd komen wil." Er zijn menüchen die denken, dat iemand die met zijne verbeelding werkt, wachten moet tot hij eene inspiratie krijgt. Als ik zulke theo rieën hoor verkondigen, heb ik mijne verontwaardiging byna niet kunnen bedwingen. Ik verafschuw zulke praatjes en vind ze onmanlijk. Het J3 voor my niet opgorijmder als de schoenmaker wachtte op inspiratie of de kaarsenmaker op het goddelijk oogenblik", dat het vet smelt." Ongetwijfeld is er eene kern van waarheid in deze beweringen, is de verontwaardiging rechtmatig, zoolang wij het oog hebben op dat gebrek aan kracht om te handelen, dat dikwijls gepaard gaant met het echte kunstenaars temperament. Maar als Trollope ons wijst op zijn eigen voorbeeld om eenige uren te schrijven, vóór hij zijn dagwerk bij de post begint, als hij ons verhaalt, dat hij het zoover gebracht heeft om, met het horloge voor zich, 250 woorden in het kwartier te schrijven en be weert dat ieder, met eenige aanleg en inspanning hetzelfde doen kan, dan teekenen wij protest aan tegen zulk een vervaardigen van litteratuur bij de el en eisuhen wij eene vrijer ontwikkeling van het individu, zal het werk den stempel dragen der individualiteit. Maar men moge over deze theorieën denken zooals men wil, zij zijn in een boek als dit bijzaak. De hoofdzaak is dat wij er een verkwikkelijken indruk van ontvangen. Als wij het boek uit de hand leggen, blijft ons een vriendelijk beeld bij. Een beminnelijk vertegenwoordiger der vroegere generatie, rondborstig, eenvoudig, niet strevend naar het hoogste, maar die wist welk werk hij in de wereld te doen had en liet deed. Door eigen kracht geworden wat hij is, werpt hij het licht van zijn gosd humeur over de bladzijden, waarin hij vol zelfvoldoening rei-haalt hoe hij heeft gezegepraald ovsr de ongunstige omstandigheden, waarin hij geboren werd. Vermakelijk en naïf is van tijd tot tijd zijno ingenomenheid met zyn eigen werk. Maar even waar is hij somtijds in zijne afkeuring er van. Een eerlijk man, die zich geeft zooals hij is, zóó eerlijk dat hij in't begin ons waarschuwt: ik zal u niet alles van mij zelf verteilen, want dat doet niemand," zóó natuurlijk als dat in onze maatschappij mogelijk is. En niemand aal ontkennen dat dit groote verdiensten zijn Agues van Egmond. 70LAPÜE. III. Ovor de rodedeelen zullen wij zeer kort zijn. In 't algemeen" zegt de Volapülsatidel" valt de klemtoon op de laatste syllabe. Mij dunkt bet ware nqodig geweest, dien klemtoon in elk woord door een bijzonder toeken, 't zij een accent of een streepje boven dea bevoorrechten klinker aan te geven. Met dien klemtoon zullen echter de Franschen weer last hebben, want zoo als beleend is, accentueert men in de Fransche taal de woorden slechts uiterst weinig. Beginnende met het substantief (Jat door Schleyer Subsat wordt ge noemd) merken wij op, dat de heer Schleyer, terwijl hij toch bezig was, de orde der rededeelen ook wel had mogen veranderen om met het wcrlttroortl, het woord bij uitnemendheid, zonder 't welk gecne gedachte bcstaanbaar is, te beginnen. Ik kan gedachten uitdrukken zonder een Substantief, maar uiet zonder werkwoord. Bvb. Ik wil eten", ik ga wandelen" enz. Ja zelfs is het werkwoord stilzwijgend neergelegd in uitdrukkingen als: De hond van den tuinman"" d. i. dc> hond die den tuinman toclitlwort. En bovendien moest de hr. Schleyer, als katholiek geestelijke zich herinnerd hebben, dat er geschreven staat in Joh. 1. Au commencement tait Ie verve!" Maar plaisanterie part. De beer Schleyer noemt een vaJcr fat (spr. uit faat) van 't Engelsche fatJicr, eene moeder mot (spr. uit moot) van 't Eng. wother, de man man (spr. uit maan), 't Geslacht wordt doodeen voudig van mannelijk in vrouwelijk veranderd door vóórvoeging van y'i (spr. uit sji). Ik wed dat de Franschen tegen dat ji (wat met het Engel sche sJic in she-wolf bvb. overeenkomt) zullen protesteeren, op grond dat dit bijvoegseltje hun kieschheidsgevoel zou kwetsen. Kent de heer Schleyer geen Fransen ? Maar ook dat terzijde gelaten. Broeder heet in volapük blod (spr. uit Vlood) en zuster ji-blod (sji-blood). Uoe nu S. aan blod voor broeder komt zullen wij den lezer zeggen: bij tal van volnpükwoorden blijkt ons, dat die verkregen zijn door verminking van bestaande woorden in andere talen met weglating of verandering van de »? in l. En dat de heer Schleyer zich niet geneert zullen wij uit het volgende lijstje zien. Wij geven de afleiding zooals die ons voorkomt te zijn. Iloüandseh. Volapük. Uitspraak. Afgeleid uit het huis dorn doom Latijn stad sif tsiev stadje smazif sma-'tsiev Engelsen en Latijn kind cil tsjiel Engelsch (child) broeder biod blood (brother) stiefvader lufat loefaat (father in law> kleinzoon nekel nekeel Puitsch (Enkel) neef kösen keu-seoa Fransch (cousin) neef nef neef Duitsch (Nefi'e) oom nok neuk Engelsch (uncle) stiefzoon Inson loe-soon Engelsch (son-io-la Schleyer neemt oudera pal (spreek uit paal). brood boi bood Puitsch cf Hollandsen beschuit Svib swieb Duitsch (Zwieback) vleescb, mit miet Eugelscb (meat) koek kek keek (cake) .aardappelen pötets peutects (potatoes) kater kat ka at Duitsch (Kater) worst sosit Eosiet Fransen (saucissp) huisraad möbs meubs (meubles) wijn vin vien Spaansch en Italiaansch (vinoj bier bil bieZ Duitsch (Bier) r in l veranderd. azijn vinig. vinieg Franach (vinaigre) kanapt* sof seuf van sofa tafel tab taab Fransch (table) kachel fön feun Duitsch (Ofen) tapijt t;ip tep (Teppich) schaap jip sjiep Engelsch (sheep) paard jeval sje vaal Fransch (cheval) Zooals men ziet is 't een aardig mengelmoes. Eveneens zijn de bijvpegelijke naamwoorden afgeleid, die alle vanden liefelijken uitgang iJc ('spreek uit iek) door den Heer 8. voorzien zijn, bjjv. Afgeleid uit het Duitsch (schön) Engelsch (good) Eng. (great) r door l vervangen, Engelsch (small) (bad) Fransch (bref) Engelsch (speedy) « (daily) Duitsch (kalt) He bijvoegelijk naamwoord zelf heet Ladyek (spr. uit laadjeeJc). Hoe S. er toe komt het lidwoord l met de twee eerste syllaben van adjcctif samen te flansen, om daaruit ladyek, meervoud ladye'ks te maken, moge hij zelf verantwoorden. En dan hoe liefelijk, niet waar al die ifiïs. En hoe gemakkelijk rooi den verzensmid of poetaster! Rijmen op iel; met de vleet! Een staaltje van dat fraais, (volapükpoezie) komt dan ook aan 't slot van 't leerboek voor. 't Is eene vertaling van het bekende Scheiden", beginnende met Wenn die Schwalben heimwürts zieh'n". En luidt aldus: Hollandsen. schoon goed groot kleiu boos kort haastig dagelijksch koud Volapük. jönik gudik gletik smalik badik büefik gpidik deilik kalodik Uitspraak. sjeu-niek goe diek gletiek smaliek badick bJefiek spidiek de-i-liek kalodiek Dilön. Ven in lomi golom sval, Ven no lols floloms su tul^ Ven, in fot, jönik kanit No patonom fa galit, Lad ob ik, Binom lüg ik. Liedö! mob in ola, Dilön, ag dilön! letom oba! da folies sjeuwj'efc Laad obkk Binoom lugieJ;. Laad peu/Ye/i, kikood plonool Ien ta7:cedi o golool,. en geyiel: moge den lielliebliers Uitspraak: IMc-un, I. Ven in lomi golom sval, Veen ien Zomi firoloorn svaal, Veen no lools fiolooms soetaal, Veen, ien fooi, sjeunteft ka,niet £fo paionoom fa ga.Het, Laad obiek, Binoom goeliéh. Li-e-deu! mobien ola, . Dlleun, ag dikun, letoom oba. Ik heb de lettergrepen waarop de klemtoon valt, gecursiveerd. Niet waar, hoe heerlijk dat ..no lools floZooms" dat sjeujzz'efc kaniet," die rij men, waarin telkens die leelijke, snerpende i klank, die bovendien zeer moeielijk te zingen maar gemakkelijk te schreeuwen is, voorkomt! Ik sou evengoed de twee volgende koepletten kunnen kopiëeren, maai geef er slechts enkele woorden uit: Uitspraak: 4e versregel: da fotis jönik glünik" Lad obik Binom lügik enz. uit het 2e koepiet: Verder: Lad pöalc! kikod plonol ? In takedi ogolol." enz. Do overdaad van het ge'v'vWr.ge7?/e/,l.ge?fc7,1 van Volapük" wel bekomen; wij echter vertrouwen, dat de ooren van de overgroote meerderheid der Nederlanders nog niet genoeg bedorven zijn, om zulk een wauluideud, klaakarm, treurig iiiioornprojekt to besttideeren. C. Falkenburg. iJILTON'S LAATSTE GEDICHT. 1} Vertaling van P. F. 'k Ban oud en blind, tien schuwt ine als sloeg de toorn des Heeren mij. Te Ben zwaar beproefd geen vrienden staan mij bij» 'k Ben toch niet droef gezind. 'k Ben zwak, toch sterk! Berustend in mijn blindheid, wat of 'k oud En arm en hulploos zij! Mijn harte bouwt Op God in daad en werk. Ik kniel ter neer En duidlijk wordt m' uw doelmcrk geopenbaard J Verduist: d is mijn oog opdat het U ontwaard', Slechts U, genadig Heer! En vriend'lijlv-, zacht Neigt tot mij zich uw luistrijk aangezicht, Bestraalt mijn arme kluis het, heilig Hebt. ^» En van mij vliedt mijn nacht. Steeds nader Gij, o Heerlijk God, als menschen verder staan! Als vrienden om mijn zwakheid van mij gaan/ Genaakt, vertroost Gij mij. Geen vrecze waakt. Dacz' duisternis is Uwer vleuglen scliaüw Dat :k onder haar mij zalig wanan zou. (teen leed dat hier genaakt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl