De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 17 januari pagina 12

17 januari 1886 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

.12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 447 Dit bezwaar zou natuurlijk gemakkelijk zijn weg te nemen, indien de commandeerende officieren of in het algemeen de autoriteiten door wie de marschorders of lastgevingen worden verstrekt, daarvan op die stukken Bene aanteekening stelden, doch hoogstwaarschijnlijk achten genoemde autoriteiten, welke art. 9 uitleggen zooals het behoort, haar in alle opzichten overbodig. Bjj het rooiëeren van deze bedragen kan evenmin de hierboven aan gehaalde toelichting op art. 9 zijn toegepast, want de door de Algemeene Rekenkamer daarin gelegde bedoeling kan toch geene andere zijn dan diegenen uit te sluiten van het recht om de vracht voor reisbenoodigdheden te declareeren, welke op n dag de heen- en terugreis volbrengen, of op n dag de reis van hunne oude naar hunne nieuwe woonplaats afleggen. Ten slotte veroorloven wij ons eene opmerking omtrent de toepassing Van de zegelwet op de declaratiën van reis- en verblijfkosten. Blijkens Ministeriëele Beschikkingen van 26 Februari 1885, Ie Afdeeling Secretariaat No. 33, K. M. blz. 329, zal er voor gedeclareerde reisJcosten, hoe groot het bedrag ook zij, geen zegelrecht verschuldigd zijn. Dat dit recht nu welj moet betaald worden, indien er tegelijkertijd of alleca verblijfkosten v/orden gedeclareerd en het geheele bedrag de som van f 10.?te bovengaat, komt ons niet billijk voor, want de ondervin ding leert, dat, na aftrek van de meest noodzakelijke, uitgaven, van die verblijfkosten, altgd voor hen die volgens de 3e klasse reizen, geen f 0.22^ voor n zegel zullen overblijven. Doch het betalen van n zegel zal in da meeste gevallen niet voldoende zijn, want voor reizen, die niet voor den dienst der korpsen gedaan zijn, worden de declaratiën door den Militairen Intendant in de Divisiën of Afdeeling gemandateerd en voor deze man daten is men nogmaals zegelrecht verschuldigd,zoodatdedeclaranten, behalve de rente van het geld, dat zij op deze wijze dikwijls voor geruimen tijd aan het Rijk voorschieten, bovendien nog 45 cent segelkosten Snoeten betalen. Moge hiermede het doel van'ons schrijven: de aandacht te vestigen op hefc onbillijke dat gelegen is in het onjuist en ten onrechte toepassen van bestaande bepalingen ten koste van ambtenaren van den Staat, die ver plicht zijn met geringe traktementen hun stand en positie optehoudeu al is het slechts ten deele, worden bereikt! (1) M. (1) Men herleze ook het artikel: Reis-en Verblijf kosten" in No. 40G jran dit blad. Red. OVERZICHT VAN MILITAIRE ARTIKELEN IN DAGBLADEN. Schrgvers soldijen door N. N. (Handelsblad van 5 December). Het lot der Schutterij bij do aanstaande Grondwetsherziening (N. v. d. Da<j van 7 December). Herziening der wet op de Koninklijke Militaire Academie (Vaderland, 8 en 9 December). De begrooting van Marine door H. J. v. d. Maudele, (Dagblad de Amsterdammer van 8 en 9 December. De bibliotheek van het Departement van Oorlog door Mars. (Handelsblad van 10 December). De betrekking van Inspecteur van het Militair Onderwijs door P. H. C. (Dagblad de Amsterdammer 19 December). De Gouverneur der Koninklijke Militaire Academie (Nietiwe Kotter* damsche Courant van 24 December). SCHAAKSPEL. No. 3 Van F. G. O OENELIS te Rotterdam. (R. Z. B.) ZWART. t G 6 C 2! 3 E 3 f 3 T. D l mat. l a (j 6 d e WIT. Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat, (Wit 8 en Zwart 5 met K. E 6). OPLOSSING VAN SCHAAKPBOBLEEM No. l van Met z'n vieren te Amsterdam. D 2 nt C 2 (a c a D a l B 2 B l T>. (b 2 p l P 2 f D 2 C of E! 9 C 5 D 3 mat. O» l D C nt C 5 ofand. 2 PI?Dlf D 2 nt C 2 3 G 4 E 3 mat. Bij l... A t A 3, of D G 5, tau wit vervolKen met 2 P l D l f of l -P 2 f enz. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Te laat ontvangen vorisen weet do juiste oplossingen van No, 52 vau ,,raefc z'n vieren" te Amsterdam eu van L. te Meppel no. 1. Ook is juist opgelost no 52 on no. l door Henri en ,,JIei:' beiden te Amsterdam en uo. l door Floniigafcd ta Kaatsheuvel. (Herhaling wegens uitvallen van een paar woorden). Verder is no. l juist opgelost door D. te B., B. te W., W. v. H. te Delft no. l en de eindstellingen sub no. 2. De oplossingen van No. l en 2 van Jantje Baptist en van No. l van Jantje Krantje falen bij beter tegenspel van Zwart. PROBLEMEN. No. l van Dr. H. Hartogh Heijs van Zouteveen to Assen: Wit K. C C, D. E l, Pd. E 6 on E 7, Kh. G G. (Prov. Gr, Ct. 1885). Zwart K. E 3, Rh. E 2. (.Wit 5, zwart 2 met K. E 3.) Wit gealt tn 2 zottea mat, No. 2 van den oud-red, van Sissa : Wit K. D 5, D. H 2, Pd. H 8, P. E 2 en H 4. Zwart K. D 7. Wit 5, zwart K. D 7. Wit geeft in 3 zetten mat. Mijn Neef James. Uit het Engelsch, j VAN E, L8JNN LINTON, Ja, ik moet hel bekennen, toen ter tijcl was ik voor ieder bij ons tehuis, een last. Als ik nu aan die dagen terugdenk, kan ik het best begrijpen, maar toen leed ik er even zoo wel als zij allen, onder, dat er zoo weinig overeenstemming tusschcn ons bestond. Blaar was dat aan mij te wijten V Ik was een gezonde.. sterke, lange meid, vol levenslust en levensmoed, vol hoop en verwachting, van wat het leven mij geven, en van wat ik in liet leven doen zou, en mijn vader daarentegen, was altijd ziekelijk, mijne moeder, eene zenuwachtige vrouw, die, zoover ik mij her inner, nooit in een goed humeur was, en die zelfs ons rustig leventje, zóó moeilijk en zóó bezwarend vond, dat zij daarover gewoonlijk zat te tobben en te klagen, ais zij niet aan het knorren en grommen was; en mijne zuster Nora, twaalf jaren ouder dan ik, was even ziekelijk als vader, even zenuwachtig als moeder, terwijl het bovendien bij haar als een vaste regel gold, dal een ware dame nooit iets moest doen blijken wat naar opgewonden heid of bijzondere ingenomenheid geleek eri dat het veel meer pasten om zoo stijf en zoo houterig als een pop te wezen. Het is dus gemakkelijk na te gaaa welk een onuitstaanbaar schepsel ik in hunne oogea moest wezen en hoe moeilijk het voor ons was om goed met elkaar om te gaan. Ik was tusschen de vijl en zes voet, flink en kras uitgegroeid, en had in mijne neigingen en genoegens meer van een jongen dan vu n een meisje. Ik hield veel van honden en paarden, van varen en klimmen (wij woonden in een bergachtige streek) en het was mij onmogelijk, om zooals andere meisjes te huis te blijven zitten, bezig met iapisseticwcrk of met het lezen van onbeduidende romans, dat het liefste tijd verdrijf was vaa moeder en Nora. Die twee gingen bijna nooit uit, zelfs des zomers niet, en zaten meest altijd achter neergelaten gordijnen en goed geslotene vensters. Gewoonlijk begonnen zij te huiveren ea te bibberen, als ik de nette half duistere kamer binnenkwam, met sneeuw of slik aan mijne laarzen, of met hooi, stroo of takken op mijn Jvleereu, en als zij mij in den gang hoorden aankomen, heb ik hen dikwerf zuchtend hooren zeggen:»Daar komt Ida, hoor eens hoe ze weer stopt, of ze een jongen was.'' En dat was ook waar, ik deed het! Maar zij wisten niet, en zij wilden er niet op letten hoe dikwerf ik geprobeerd heb, om bedaard en langzaam to loopen ea nette, kleine slappen te nemen, zooals Nora. Maar "t was niij onmogelijk om dat vol te houden, eri ik verviel spoedig weer ia mijn ouden, natuurlijken tred. Kuch ik heb h'j l beproefd on dal was kis dat zij toch in mij mou^leu hebben erkend. Dikwerf heb ik in die dagen gedacht, dat ik geen kind van papa of mama zou zijn, omdat ik zoo weinig op hen ol' op IVora leek. Papa en ftora waren allebei klein en donker van kleur. Jiarna was grootcr en dikker dun zij en mooier dan ik, want hcur haar u\ss zacht blond en hel mijne is bijna rood, een klein becLjc meer, en dan zou het heusch erg rood zijn maar zooals het nu is, heeft het meer van donkerbruin geloof ik. Doch hoe dit zij, ik had evenmin iets van Mama als van de beide anderen. Papa zei dat ik sprekend leek op een broer van hem die in zijn jeugd naar Californiègegaan was, en die nooit terug gekomen was, en ik geloof, dat dit alleen hen weerhield van de meening, dat ik door mijne min moest, verruild zijn, zootiat ik mei hun eigen kind was. .0;c futaiüetrek bewaarde r:;ijoe goede voedster voor verdere verdenking, maar zij was toch niet in staat mij mijne ouders eeiiigszins meer gesteld te doen worden op eene ciuchicr, (lic zoo geheel buiten hun aard was. Zoo leelde ik voort tot mijn zeventiende jaar. Zonder opvoeding.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl