Historisch Archief 1877-1940
N*.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zélis Zonder opzicht of leiding en toch altijd beknord steeds
er oaar trachtende, om voor allen lief te zijn, terwijl ik nooit
daarin slaafde, omdat ik niet begreep waardoor ik hen eigenlijk
mishaagde. Dikwerf verwonderde ik mij er over, maar dan drong
ik mij zelve op, dat ik naar en lastig en onuitstaanbaar was, en
dat ik hun ongenoegen zeker verdiende, maar waarom, dat werd
mij toch eigenlijk nooit duidelijk. Ik was er van overtuigd, dat ik
mijn best deed, om hen aangenaam te zijn, maar daar mijne
gezondheid, mijn krachtig uiterlijk, mijn gansche wezen hen tegen
stond, was het geen wonder dat al mijne pogingen vruchteloos
waren. »Wat ben je toch groot en grof, Ida!" Hoe dikwerf werd
mij dit als het ware verwijtend toegevoegd! en o! hoeveel tranen
heb ik gestort over mijne groote lompe laarzen en over mijne
handschoenen van nummer 7V* en over mijn hartigen eetlust!
Toch kon ik niet minder eten dan ik reeds deed en ik bleef immer
hongerig, doordien zij mij zoo weinig gaven, en ik het zoo naar
vond om telkens nog wat meer te vragen. Zij waren allen altild
meer of min ziek, en daar zij bijna nooit buiten kwamen en zoo
weinig beweging namen, aten zij als een kip; maar ik, die meest
altijd ia déopen lucht doorbracht, had daardoor steeds goeden
eetlust en bovendien, ik was recht gezond en in den sterksten
groei, zoodat ik natuurlijk enorm veel scheen te eten in verge
lijking met hen, en dit hinderde hen. In n woord, mijne gansche
persoonlijkheid en mijn geheele wijze van doen stond hen tegen
en daar was geen middel voor.
Op mijn zeventiende jaar kwam de eerste groote verandering
in ons stil gezin. Nora '.ring trouwen. Ik was ten hoogste verrast
toen zij het mij vertelde, dat zij trouwens eerst deed de week
vóór haar huwelijk. Ik was toen nog vrij onnoozel, want schoon
ik heel goed bemerkt had dat er iets bijzonders in het huishouden
omging, had ik er toch geen flauw idee van wat het eigenlijk was;
en daar men mij steeds hield buiten alle familiezaken en verboden
had naar iets te vragen, zoo bemoeide ik mij zelden met iets wat niet
direct mij zelve aanging en ik dacht dat Nora mij voor den gek
hield. Zij had mij toch altijd gezegd dat zij nooit zou trouwen en
dat had ik geloofd. Daarenboven ik vond haar zóó stijf en zóó
stemmig en zij scheen mij toe veel te oud, negenen twintig jaar
en zij leek wel veertig! Ik kon het niet gelooveu, maar bemerkte het
spoedig dat het wezenlijk zoo was. Zij trouwde en juist met den
man, dien ik de hatelijkste van alle mannen vond, den eerwaarden
heer Alexander Tagart, bleek, met dunne lippen, om en om vijftig,
met een streng uiterlijk, wiens voornaamste begrip van recht
vaardigheid bestond in de verloochening van alles wat natuurlijk
en ongemaakt was. Reeds van den beginne af, hadden wij nimmer
het met elkaar kunnen vinden en ik vond het dus niemendal
prettig, dat hij een lid van de familie worden zou. Het was nu
al erg genoeg voor mij, en het zou er dus wel niet beter op wor
den; en de uitkomst bewees, dat mijne vrees niet ongegrond was.
.« 'ra's huwelijk was de dood van mijn armen vader. Hij was
al reeds wat erger sukkelend en de drukte en de opgewonden
heid bij het huwelijk, hoe stil dit ook voorbij ging, was voor
hem te veel. Daarbij kwam, dat hij haar in alles miste. Zij waren
zoo gelijkgezind, dat het hem scheen, alsof hij zich zelven niet
meer was, zoo als hij zei, en hij kniesde zóó over haar gemis,
dat hij wegkwijnde en drie maanden na haar vertrek stierf. En
was dit niet wreed? Toen hij ziek was, wilden zij mij niet eens
bij hem laten! Zij zeiden, dat ik te beweeglijk en te druk was,
en dat ik hem te zeer vermoeien zou. Dit kwam door toedoen
van Tagart, daar ben ik zeker vnn, en toen ik bij mama huilende
mij over die hardheid beklaagde, zei zij knorrig. »Het is je eigen
schuld Ida, ge hadt bedaarder en liever moeten zijn en gehoor
zamer moeten wezen als u iets gezegd werd, dan zoudt ge mis
schien wel bij papa toegelaten zijn."
Kort na de begrafenis stierf mama plotseling, aan een hartkwaal
volgens den dokter, maar Tagart beweerde altijd, dat ik er de
oorzaak van was. Wij hadden te zamen gegeten, mama en ik,
ik had een flinke wandeling gemaakt en had recht veel trek. Het
was een koude, heldere, frissche dag en ik had uren lang
buiten in het vrije veld omgezworven. Mama gevoelde zich dien
dag niet prettig, en wilde niets eten. Ik herinner mij nog dat wij
een groot stuk vleesch op schotel hadden en ook hoe verwonderd
mama mij aankeek toen ik om een tweede portie vroeg. Ik zal
dat nooit vergeten.
»Wat nog al meer Ida?" vroeg z\j mij verwijtend, alsof ik iets
zeer verkeerds deed.
»Ja, beste mama, nog een stukje, als 't u blieft, ik heb zoo
geloopen, en ik heb braaf honger," antwoordde ik.
Mama trok den schotel met vleesch vrij driftig naar zich toe,
Meed ar een onbehouwen homp af en gooide het op mijn bord.
Zij zag er zeer boos uit, zuchtte diep en wierp zich achterover
in haar stoel. Ik was beschaamd, dorst niet naar haar op te zien,
en at het vleesoh stilzwijgend op, en toen ik gedaan had, vroeg
\k haar of ik zou bellen? Zij antwoordde mij niet en zager zoo
bleek en zoo raar uit, dat ik er van schrikte en hard om Jane
riep. Jane zond terstond om den dokter, die dadelijk verklaarde
dat mama dood was en reeds meer dan een half uur geleden ge*
storven moest zijn. Arme Mama! o! ik kan nu nog haast niet
denken aan dat oogenblik.
»Dat zijn nu de gevolgen van uwe gulzigheid, uwe zelfzucht,
en dat onbetamelijk schrikken," zij Tagart, toen hij vernam wat er
gebeurd was; »je hebt uwe moeder vermoord!"
Door vader's beschikking was ik gesteld onder toezicht van
Nora en haar man, tot aan mijne meerderjarigheid. Ik zou dan
kunnen beschikken over £ 50U 'sjaars, wat ik van mijn grootva
der had geërfd. Nora, als de oudste, had dubbel zoo veel; want
papa had zijn gansche vermogen aan haar vermaakt, en van
mama's vader had zij evenveel als ik. Dadelijk na de begrafe
nis, vertrok ik met de Tagarts naar de pastorie van Gracrift, waar
voortaan mijn te huis zou zijn, ten minste voor de eerstvolgende
drie of vier jaren. >Maar ook geen dag langer" beloofde ik mij
zelve bij wijze van vertroosting, »ik zal het dien tijd dragen en
dulden, omdat het niet anders kan, en ik zal trachten mij er zoo
goed mogelijk onder te houden, vroolijk en opgeruimd, maar langer
als 't moet! neen, geen uur l"
Ik begon dus mijn nieuw leven zonder eenige verwachting,
maar evenmin met eenige hartelijke bedoeling mijnerzijds, om
te trachten den weerzin van Tagart of de afkeuring van Nora te
overwinnen. Ik stelde er geen prijs op, om een genegenheid te
verkrijgen, die men mij onverdiend onthield; maar ik was voor
nemens om mij zooveel doenlijk naar hen te voegen, want ik
was waarlijk niet kwaad van humeur.
Had men mij in ons gezin niet begrepen, en verwaarloosd,
spoedig scheen mij toch hun vroeger leven, vol blijken van liefde
en toegenegenheid als ik dit bracht in tegenoverstelling van mijn
tegenwoordig bestaan. Toen had ik veel geleden, doordien ik mijne
vroolijkheid, luidi uchtigheid en speelschheid moest onderdrukken
bij die zieke en zenuwachtige menschen, maar dit was niets, ver
geleken bij de dwingelandij in het huisgezin van mijn zwager.
Ik kan zelfs nu nog niet aan hem denken met de noodige kalmte
en vooral niet omdat hij al die dwingelandij, die wreedheid, zijn
kwaad humeur en zijne onrechtvaardigheid deed voorkomen als
waarlijk godsdienstig en christelijk. Hij zei dat hij zich tot taak
had gesteld, om mij te bedwingen. Hij zou niet de verkeerde
manier volgen, waarop mijn vader en mijne moeder mij behandeld
hadden met zoo'n verkeerde toegevendheid want hij zou
niet langer toelaten dat ik voortging met mij zoo ongepast en
goddeloos te gedrngen; hij had op zich genomen met Gods hulp
mijn trotsch, weerspannig gemoed te buigen en hij was het aan
zijn karakter verplicht om daarin te slagen en mij te brengen tot
zulke behoorlijke gedragingen, als passende waren in het gezin
van een bedienaar des Goddelijken woords.
Daarin zou hij ook wel gelijk gehad hebben, zoo wij het slechts
eens hadden kunnen worden over hetgeen wel en hetgeen niet
passend was in het gezin van een predikant. Hij meende dat
bijna alles ongepast was; zoo mocht ik niet meer rijden, want
noch hij, noch Nora deden dit en zij wilden niet dat ik het alleen
of slechts vergezeld door een stalknecht doen zou. Dit laatste was
volgens Tagarts meening gevaarlijk, maar ik kon maar niet begrijpen,
hoe dit gevaarlijk zijn kon en hij gaf daarvan nimmer nadere verkla
ring. Ik mocht niet meer zulke lange wandelingen maken, en behalve
in den tuin, nooit alleen uitgaan, en ik had niemand om met mij
mee te gaan. Ik mocht niet dansen, zelfs zoo ik er al gelegenheid toe
gehad had, die waarlijk in Cracrift niet waarschijnlijk was, want
al zouden de meisjes onder elkaar eens een danspartij hebben
willen aanrichten, dan zou Tagart mij toch niet toegestaan heb
ben daaraan deel te nemen, want dansen, dat was volgens hem de
goede manier om regelrecht in de hel te komen. Ik mocht niet
zingen, behalve Kalvinistische liederen en daar hield ik niet van;
en met de muziek was het eveneens. Het eenige wat mij inden
eersten tijd werd toegestaan was onderwijs te geven in de Zon
dagsschool, onder toezicht van de onderwijzeres der eerste klasse,
de dochter van een molenaar, een meisje met streng, rechtzinnige
begrippen; en verder om deel te nemen in wat men vroeger
noemde het herderlijke werk. Maar ook dit werd mij spoedig
verboden, daar hij zei, dat ik onzuivere leer verspreidde en onkruid
zaaide. Dit kwam doordien ik eens gezegd had, dat al die nauw
gezette en bekrompene menschen meenden dat zij alleen geroepen
waren tot de taak om Gods raad ten uitvoer te brengen. Tagart