De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 24 januari pagina 2

24 januari 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR KEDEHL AIS D. Ko. 448 wetsontwerpen op het gebied der kerkelijk-politieke qnaestie. Het is bekend, dat van vele zijden do aankondiging van zulk een ontwerp werd verwacht, als eene toenadering tot het Centrum, van welks stem het lot van het geruchtmakende alcoholmonopolie afhangt. Het schijnt echter, dat de onderhandelingen over deze aangelegen heid nog niet ver genoeg zijn gevorderd, ofschoon in de laatste dagen herhaaldelijk en zelfs van goed ingelichte zijde werd verze kerd, dat een voorstel van kerkelijk-politieke strekking in aan tocht is. De afwachtende houding, door het Centrum bij de jongÉle debatten in den Rijksdag aangenomen, heeft deze bewe ring zeker niet onwaarschijnlijker gemaakt. *** De weigering van Serviëen Griekenland, om aan den eisch der mogendheden tot de mobilisatie toe te geven, heeft de Oostersche quaestie weder eene ongunstige, ja zelfs ernstige wending doen nemen. Griekenland beroept zich op het feit, dat het voor zijne aanspraken geene rechtmatige voldoening heeft verkregen, terwijl Europa en de Porte in de vorming van een Groot-Bulgarije schijnen te willen berusten. Serviëbeweert, zich op alle mogelijke gebeur tenissen voorbereid te moeten houden, en wil slechts dan tot ontwapening overgaan, wanneer Bulgarije, Griekenland en de Porie hetzelfde doen, en de status gw ante hersteld wordt. Bulgarije eindelijk zendt wel geen beslist weigerendantwoord, maar wijst op de noodzakelijkheid, om zich tegen een nieuwen verraderlijken aanval van Serviëte kunnen verdedigen. Ook de verhouding tusschen Bulgarije en Turkije, die sedert eenigen tijd weinig te wenschen scheen over te laten, is weder min der gunstig. De hoop, dat vorst Alexander en de Sultan, zonder de rechtstreeksche inmenging van de groote mogendheden, tot overeenstemming zouden komen, schijnt voorloopig niet ver wezenlijkt te zullen worden. BINNENLAND. , De Minister van Justitie heeft bij de justitieele wetten weder een aller» bedroevendste figuur gemaakt. Zoowel op 't punt van de laudlooperg als op dat van de doodstraf '? was zijn advies allertreurigst. Hij vreesde zich blijkbaar aan koud water te branden. Getuige ook (zijn vraag bq de begrooting: wat moest hij, zonder voorbereiding over /<ie wederinvoering van de doodstraf zeggen? Inderdaad wie heeft ooit over dit vraagstuk nagedacht? Op n punt was de Minister beslist. Hjj weigerde... het nieuwe straf wetboek in bescherming te nemen, omdat hij noch aan de toorbereidiug, ? noch aan de beraadslaging deel had: Flink! Na zal ten minste niemand meer in den waan zjjn dat we aan den heer da Tour ons nationaal strafwetboek danken. Dat vermindert het gevaar van aprioristischa geringschatting van bet groote werk. Als da grondwetsherziening de spijker moet worden om alle belangrijke hervormingen op te hangen en ad calendas graecas te verschuiven, dan wordt ze in plaats van een zegen, een ramp voor 't land. Aldus de heer De Sitter, onte reeden over de financieele politiek der Begeering. Er zijn er die dit vroeger reeds hebben gezegd: de grondwetsherzie ning was alleen 't middel om den heer Heemskerk een paar jaren het genoegen van het premierschap te gunnen. Thans is hij Minister van Staat en als de grondwetsherziening mislukt, behoeft bij zijn ministerrok althans niet aan den spijker te hangen bij \ zijn uitgestelde hervormingen. Dat ia het resultaat van het straks ondergaande derde ministerie' < Heemskerk, De Minister van Waterstaat is ziek, zegt men. Hjj wil aftreden, beweeren sommige:;. ? ???»..... ?««»«g9..v In de Eerste Kamer kon zijn houding in zake 't Merwede-Kaaaal, tegenover het bestuur van Amsterdam wel eens ernstige oppositie uit* lokken. De brug van Heusden vindt ook geen onverdeelden bijval. En de vele onvervulde beloften van den heer Van den Bergh beginnen ontevredenheid te wekken. 't Is dus maar beter dat hij ziek is bij de begrootings-discussie. Met aftreden kan hij wachten tot zijn ambtgeaooten meegaan. Op een paar maanden komt 't er toch niet op aan! WARME KADETJES. Een Zaterdagavond-Praatje. CVII. In de vorige wsek bau ik op een gewichtig onderzoek uit geweest. Sagittarius was op zekeren morgen mijn kamer binnengestormd en had m\j, met zeer gewichtig gelaat en onder 't zegel van geheimhouding ver teld, dat hij de juiste plek had ontdekt, waar eenmaal hét kasteel van Gijsbrecht van Aemstel had gestaan. Maar vriend, dat is niets nieuws," antwoordde ik, ftda£ slot heeft op de hoogte van het Datnrak en, als ik mij niet vergis, in de baart van de Vrouwenstoeg gestaan, dat hebben onderscheidene schrijvers reeds aan getoond." Ze hebben er maar naar geraden!" riep Sagittarius, ik ben pas op het juiste spoor, maar ga je zeif overtuigen Aqaarius, ik ben zeker dat je me dan gelijk zult geven." Ja maar hoe kan ik m'c overtuigen ?" Zeer gemakkelijk, ga maar naar de plaats die ik je aanwüs, daar zal je de ruïne vinden." De ruïne!" riep ik verbaasd, in Amsterdam eene rnïne!" Ga naar de Wavmeessti'aat, hoek Wydekerkstceg en je zalt zien dat ik waarheid spreek!" Ik toog op weg, ergerde mij geweldig over den reinigingsdienst, die overal druk aan hst opruimen van meeuw was, wat een schat geld moet kosten en wat z:j vroogor terecht, lang zoo.vlu£f niet deed, poinsde er over dat, als de ontdekking van mijn vriend juut was, hy wel eere-iid vau het oudheidkundig Genootschap zou worden en stond, vóór ik het wist, op heh aangewezen plekjo. Ofschoon 't reeds vrij donker en mijn bril erg beslagen was, ontwaarde ik toch genoeg ora in opgewonden stemming te geraken, en er rnjj over te verbazen dat ik, in vroeger tijdan, noeit op het curieuse schouwspel had gelet dat zich thans aan mij voordeed. Ik zag toch overblijfselen van de grondvlakte van een toren en ecu zwaar stuk graniet dat wellicht een maal als kanteel dienst had gedaan. Mot al den eerbied, dien men overblijf selen uit do grijze oudheid verschuldigd i3, stelde ik met mijn wandelstok, een ernstig onderzoek in en ging aan het passen en meten, met het gevolg dat ik tot dezelfde opinio begon te komen nis mijn vriend. Een rare boel, hè, o;nvc heer V" werd mij eensklaps toegevoegd. Ik keek op en zag een man naast ruij staan, die er niet al te gunstig uitzag en geweldig grijnsde ? Bent uwee SOMS van de stad'?" vroeg de man. Neon boste vriend, ik s.tel hier als particulier een ernstig onderzoek in." Naar dien rommel ?' Ik werd heel boos; ik most ja verzoeken, vriend," zei ik, om met meer ontzag over bouwvallen te sprekan, die vermoedelijk oeuvren heb ben getrotsesril." DB man keeïc mo h cel'oplettend aan, werd toen zeer ernstig en voegda mij toe: neem me niet kwalijk, mijnheer, dat was niet netje» gezeid; u hebt gelijk." Weet je me niets naders omtrent die ruïne te vertellen ?" Wat aal ik u zeggen, ik ben geen geleerde meneer; ik weet enkel dat d'.e steenen hier sedert menschenheugenis liggen, en mijn grootvader zaliger heeft mij wel eens verteld, dat zijn bet-over-grootvader ze hier al heeft gezien." Maar dat is zeer gewichtig, wat je me daar vertelt; heb je nooit ge hoord of hier wal oans opgravingen hebben plaats gevonden V1' Hm, hm," sprak de man geheimzinnig, gehoord heb ik er wel van, en ik weet ook dat zij hier een schep doodsbeenderec hebben gevonden, maar als je daar meer van wilt weten, dan moet a met mijn vriend Piet Snorder praten, die is heelemaal op de hoogte." Zou ik dien man niet te spreken kunnen krjjgen?" Jawel, maar 't is zoo'n rare, ziet U. Als ik hem ga zeggen dat een geleerde mijnheer met hem spreken wil, dan wordt hy zenuw achtig en moet hij vast een paar spatjes hebben, die ik hem niat kan geven, want mijn geld is op, daar ik in geen zeven wekeu werk heb gehad." Daar," voegde ik den man toe, en gaf hem twee kwartjes, ga na dadelijk je vriend halen." Ds man snelde weg en ik bleef peinzend staan, eeuwen trokken voorbij de oogen van mija geest, ik dacht aan de geslachten die gekomen eu gegaan zijn, het ernstig woord: tot stof zult ge wederkeeren," had ik op nieuw door het kaateel van Gijsbrecht bewaarheid gezien en onwille keurig reciteerde ik: Ik groet U, gritjze burcht! 'k Gevoel den ernst van 't leven, Wanneer ik peinzend toef, door 't brokkelend puin omgeven, Dat hier de tijd heeft rondgespreid Dat ia van Hofdijk!" voegde een heer mij toe, zonde ik u als het niet te onbescheiden is, mogen vragen hoe u er toe komt om op dit plekje die poëzie aan de winden toe te vertrouwen V" Ik wees op den grond; de rnïnen van het kasteel' der heeren van Aemstel brachten er mij onwillekeurig toe." De man schaterde; heer in den Haag", riep hij, dat is komiek! u ziet er te fatsoenlijk uit om te veel vergunning op te hebben en voor stapel zie ik u ook niet aan, maar veeg de glazen van uw bril eens af, of liever nog, kom morgen op klaarlicnten dag eens kijken, dan zal n zien dat die ruïnen.... stukken trottoir-band zijn." Ik stond als versuft; «wat", riep ik, dat is niet mogehjk; die man, wien ik twee kwartjes gaf...." Heeft u den man die zooeven wegliep, tien stuivers gegeven? Nu, daa heeit u je geld slordig verteerd, want de kerel is de grootste dronkenlap uit Amsterdam en zal niet rusten voordat by uw goede geld in gsu»v« heeft omgezet." .,Das ben ik bedrogen?" Finaal!" Maar wat beteekenen die stukken steen dan?" Als ik mij niet vesflia was het in December 1884 dat men e»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl