Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR KEDEHL AIS D.
Ko. 448
wetsontwerpen op het gebied der kerkelijk-politieke qnaestie.
Het is bekend, dat van vele zijden do aankondiging van zulk een
ontwerp werd verwacht, als eene toenadering tot het Centrum,
van welks stem het lot van het geruchtmakende alcoholmonopolie
afhangt.
Het schijnt echter, dat de onderhandelingen over deze aangelegen
heid nog niet ver genoeg zijn gevorderd, ofschoon in de laatste dagen
herhaaldelijk en zelfs van goed ingelichte zijde werd verze
kerd, dat een voorstel van kerkelijk-politieke strekking in aan
tocht is. De afwachtende houding, door het Centrum bij de
jongÉle debatten in den Rijksdag aangenomen, heeft deze bewe
ring zeker niet onwaarschijnlijker gemaakt.
***
De weigering van Serviëen Griekenland, om aan den eisch
der mogendheden tot de mobilisatie toe te geven, heeft de Oostersche
quaestie weder eene ongunstige, ja zelfs ernstige wending doen
nemen. Griekenland beroept zich op het feit, dat het voor zijne
aanspraken geene rechtmatige voldoening heeft verkregen, terwijl
Europa en de Porte in de vorming van een Groot-Bulgarije schijnen
te willen berusten. Serviëbeweert, zich op alle mogelijke gebeur
tenissen voorbereid te moeten houden, en wil slechts dan tot
ontwapening overgaan, wanneer Bulgarije, Griekenland en de Porie
hetzelfde doen, en de status gw ante hersteld wordt. Bulgarije
eindelijk zendt wel geen beslist weigerendantwoord, maar wijst op
de noodzakelijkheid, om zich tegen een nieuwen verraderlijken
aanval van Serviëte kunnen verdedigen.
Ook de verhouding tusschen Bulgarije en Turkije, die sedert
eenigen tijd weinig te wenschen scheen over te laten, is weder min
der gunstig. De hoop, dat vorst Alexander en de Sultan,
zonder de rechtstreeksche inmenging van de groote mogendheden,
tot overeenstemming zouden komen, schijnt voorloopig niet ver
wezenlijkt te zullen worden.
BINNENLAND.
, De Minister van Justitie heeft bij de justitieele wetten weder een aller»
bedroevendste figuur gemaakt.
Zoowel op 't punt van de laudlooperg als op dat van de doodstraf
'? was zijn advies allertreurigst.
Hij vreesde zich blijkbaar aan koud water te branden. Getuige ook
(zijn vraag bq de begrooting: wat moest hij, zonder voorbereiding over
/<ie wederinvoering van de doodstraf zeggen?
Inderdaad wie heeft ooit over dit vraagstuk nagedacht?
Op n punt was de Minister beslist. Hjj weigerde... het nieuwe straf
wetboek in bescherming te nemen, omdat hij noch aan de toorbereidiug,
? noch aan de beraadslaging deel had:
Flink! Na zal ten minste niemand meer in den waan zjjn dat we aan
den heer da Tour ons nationaal strafwetboek danken.
Dat vermindert het gevaar van aprioristischa geringschatting van bet
groote werk.
Als da grondwetsherziening de spijker moet worden om alle belangrijke
hervormingen op te hangen en ad calendas graecas te verschuiven, dan
wordt ze in plaats van een zegen, een ramp voor 't land.
Aldus de heer De Sitter, onte reeden over de financieele politiek der
Begeering.
Er zijn er die dit vroeger reeds hebben gezegd: de grondwetsherzie
ning was alleen 't middel om den heer Heemskerk een paar jaren het
genoegen van het premierschap te gunnen.
Thans is hij Minister van Staat en als de grondwetsherziening mislukt,
behoeft bij zijn ministerrok althans niet aan den spijker te hangen bij
\ zijn uitgestelde hervormingen.
Dat ia het resultaat van het straks ondergaande derde ministerie'
< Heemskerk,
De Minister van Waterstaat is ziek, zegt men.
Hjj wil aftreden, beweeren sommige:;.
? ???»..... ?««»«g9..v
In de Eerste Kamer kon zijn houding in zake 't Merwede-Kaaaal,
tegenover het bestuur van Amsterdam wel eens ernstige oppositie uit*
lokken.
De brug van Heusden vindt ook geen onverdeelden bijval.
En de vele onvervulde beloften van den heer Van den Bergh beginnen
ontevredenheid te wekken.
't Is dus maar beter dat hij ziek is bij de begrootings-discussie.
Met aftreden kan hij wachten tot zijn ambtgeaooten meegaan.
Op een paar maanden komt 't er toch niet op aan!
WARME KADETJES.
Een Zaterdagavond-Praatje.
CVII.
In de vorige wsek bau ik op een gewichtig onderzoek uit geweest.
Sagittarius was op zekeren morgen mijn kamer binnengestormd en had
m\j, met zeer gewichtig gelaat en onder 't zegel van geheimhouding ver
teld, dat hij de juiste plek had ontdekt, waar eenmaal hét kasteel van
Gijsbrecht van Aemstel had gestaan.
Maar vriend, dat is niets nieuws," antwoordde ik, ftda£ slot heeft op
de hoogte van het Datnrak en, als ik mij niet vergis, in de baart van
de Vrouwenstoeg gestaan, dat hebben onderscheidene schrijvers reeds aan
getoond."
Ze hebben er maar naar geraden!" riep Sagittarius, ik ben pas op
het juiste spoor, maar ga je zeif overtuigen Aqaarius, ik ben zeker dat
je me dan gelijk zult geven."
Ja maar hoe kan ik m'c overtuigen ?"
Zeer gemakkelijk, ga maar naar de plaats die ik je aanwüs, daar zal
je de ruïne vinden."
De ruïne!" riep ik verbaasd, in Amsterdam eene rnïne!"
Ga naar de Wavmeessti'aat, hoek Wydekerkstceg en je zalt zien dat
ik waarheid spreek!"
Ik toog op weg, ergerde mij geweldig over den reinigingsdienst, die
overal druk aan hst opruimen van meeuw was, wat een schat geld moet
kosten en wat z:j vroogor terecht, lang zoo.vlu£f niet deed, poinsde er
over dat, als de ontdekking van mijn vriend juut was, hy wel eere-iid
vau het oudheidkundig Genootschap zou worden en stond, vóór ik het
wist, op heh aangewezen plekjo.
Ofschoon 't reeds vrij donker en mijn bril erg beslagen was, ontwaarde
ik toch genoeg ora in opgewonden stemming te geraken, en er rnjj over
te verbazen dat ik, in vroeger tijdan, noeit op het curieuse schouwspel had
gelet dat zich thans aan mij voordeed. Ik zag toch overblijfselen van de
grondvlakte van een toren en ecu zwaar stuk graniet dat wellicht een
maal als kanteel dienst had gedaan. Mot al den eerbied, dien men overblijf
selen uit do grijze oudheid verschuldigd i3, stelde ik met mijn wandelstok, een
ernstig onderzoek in en ging aan het passen en meten, met het gevolg
dat ik tot dezelfde opinio begon te komen nis mijn vriend.
Een rare boel, hè, o;nvc heer V" werd mij eensklaps toegevoegd.
Ik keek op en zag een man naast ruij staan, die er niet al te gunstig
uitzag en geweldig grijnsde ?
Bent uwee SOMS van de stad'?" vroeg de man.
Neon boste vriend, ik s.tel hier als particulier een ernstig onderzoek in."
Naar dien rommel ?'
Ik werd heel boos; ik most ja verzoeken, vriend," zei ik, om met
meer ontzag over bouwvallen te sprekan, die vermoedelijk oeuvren heb
ben getrotsesril."
DB man keeïc mo h cel'oplettend aan, werd toen zeer ernstig en voegda
mij toe: neem me niet kwalijk, mijnheer, dat was niet netje» gezeid;
u hebt gelijk."
Weet je me niets naders omtrent die ruïne te vertellen ?"
Wat aal ik u zeggen, ik ben geen geleerde meneer; ik weet enkel
dat d'.e steenen hier sedert menschenheugenis liggen, en mijn grootvader
zaliger heeft mij wel eens verteld, dat zijn bet-over-grootvader ze hier
al heeft gezien."
Maar dat is zeer gewichtig, wat je me daar vertelt; heb je nooit ge
hoord of hier wal oans opgravingen hebben plaats gevonden V1'
Hm, hm," sprak de man geheimzinnig, gehoord heb ik er wel van,
en ik weet ook dat zij hier een schep doodsbeenderec hebben gevonden,
maar als je daar meer van wilt weten, dan moet a met mijn vriend Piet
Snorder praten, die is heelemaal op de hoogte."
Zou ik dien man niet te spreken kunnen krjjgen?"
Jawel, maar 't is zoo'n rare, ziet U. Als ik hem ga zeggen
dat een geleerde mijnheer met hem spreken wil, dan wordt hy zenuw
achtig en moet hij vast een paar spatjes hebben, die ik hem niat kan
geven, want mijn geld is op, daar ik in geen zeven wekeu werk heb gehad."
Daar," voegde ik den man toe, en gaf hem twee kwartjes, ga na
dadelijk je vriend halen."
Ds man snelde weg en ik bleef peinzend staan, eeuwen trokken voorbij
de oogen van mija geest, ik dacht aan de geslachten die gekomen eu
gegaan zijn, het ernstig woord: tot stof zult ge wederkeeren," had ik
op nieuw door het kaateel van Gijsbrecht bewaarheid gezien en onwille
keurig reciteerde ik:
Ik groet U, gritjze burcht! 'k Gevoel den ernst van 't leven,
Wanneer ik peinzend toef, door 't brokkelend puin omgeven,
Dat hier de tijd heeft rondgespreid
Dat ia van Hofdijk!" voegde een heer mij toe, zonde ik u als het niet
te onbescheiden is, mogen vragen hoe u er toe komt om op dit plekje
die poëzie aan de winden toe te vertrouwen V"
Ik wees op den grond; de rnïnen van het kasteel' der heeren van
Aemstel brachten er mij onwillekeurig toe."
De man schaterde; heer in den Haag", riep hij, dat is komiek! u ziet
er te fatsoenlijk uit om te veel vergunning op te hebben en voor stapel
zie ik u ook niet aan, maar veeg de glazen van uw bril eens af, of liever
nog, kom morgen op klaarlicnten dag eens kijken, dan zal n zien dat
die ruïnen.... stukken trottoir-band zijn."
Ik stond als versuft; «wat", riep ik, dat is niet mogehjk; die man,
wien ik twee kwartjes gaf...."
Heeft u den man die zooeven wegliep, tien stuivers gegeven? Nu, daa
heeit u je geld slordig verteerd, want de kerel is de grootste dronkenlap
uit Amsterdam en zal niet rusten voordat by uw goede geld in gsu»v«
heeft omgezet."
.,Das ben ik bedrogen?"
Finaal!"
Maar wat beteekenen die stukken steen dan?"
Als ik mij niet vesflia was het in December 1884 dat men e»