Historisch Archief 1877-1940
No. 448
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Boer goevernante over een aangenomen doohtertjen: Mevr. Boas, zuster
van den Majoor; de Heer van den Heuvel, haar zoon; de leêrhandelaar
Mossel en zijn vrouw worden geleverd door dea Heer Ketting en Mevr.
Tormyn; hun knecht was de Heer Charlierj en hun dienstmeisjen Mej.
Cohen; Mej. Sluiters was een fatsoenlijke en zelfs interessante weduwe
Siebold. Min of meer uitkomende rollen werden nog vervuld door de
Heeren Mattern, Albers en Mej. A. Grader. Een bizondere vermelding
verdient het broêrt jen van Juf n: Cohen, die (als z\jn eerste entree op het
tooneel) heel los en aardig voor het leerzaam zoontjea van den leêrhan
delaar gespeeld heeft. Ik kan dien kleinen akteur geen beteren raad
geven dan altoos de natuur tot leermeesteres te nemen; zich te wapenen
tegen alle gemaaktheid, tegen alle manier, en de beschaving slechts te
zoeken in de veredeling der natuur-zelve. HU .is op den goeden weg, en
als hij wat leeren wil, kan hij Jt ver brengen. De Hemel geve, dat de
jdelheid hem nooit in den weg sta. Ik wensch den veelbelovendcn jon
gen een gelukkige kuusteaaarsloopbaan.
20 Jan. Alb. Th.
HET TOONEEL TE ROTTERDAM.
Veel nieuws gaven onze schouwburgen in de afgeioopen weck niet.
Integendeel. De oude doos" werd geopend, en als onze tooueeldircctiën
daar van tijd tot tyd eans een greep in doen, en er een zoogenaamd
nKassenstüek" uithalen, dan snijdt het mes van weerskanten.
De directiën toch zyn er zelf mee gebaat, en uit de volle zalen blijkt,
dat het publiek nog steeds verzot blijft op dien ouden kcst.
Is het dan ook niet wat overdreven, het directiëa euvel te duiden,
vranneer deze op Zon- en enkele andere dagen, ons publiek eens een
draak te zien geven of iets wat min of meer tot de oudere school be
hoort! Zijn zij dat niet verplicht?..,. Moet het min ontwikkelde pu
bliek ook van tijd tot tijd niet eens waar voor zijn geld" hebbon ?
Men geloove toch niet, dat het groote publiek, wat fraaie en degelijke
saiorstukken men ook te zien geve, in dit opzicht ooit zal veranderen.
[Iet groote publiek gaat naar den schouwburg oin zich te amuseeren,
zich te ontspannen, niet om zich in te spannen.
De Vereenigde Toouee'istea (Directie Le Gras en Haspels) gaven jl.
Zondag Robert en Bertram, Dinsdag jl. eeu tweede opvoering van:
Me.ionkvrouw De la Seiglière'', Vrijdag een laatste opvoering van
Faassen's Remplajant". In den kleinen schouwburg werd het pubiek
Zondag jl. onthaald op: Klaveren Aas'' Maandag jl. op de: Twee
Weezen". Dinsdag op een Volks-Voorstelling van: ..John Koke" en
Vrijdag op de 60ste voorstelling van: De Salon-Tyroler',
Men ziet, al te gaar goede bekenden.
De voorstelling van ..Robert en Bertram" had als altijd een groot
publiek gelokt, een publiek dat zich, dank zij de Heeren W. van Zuylen
en Rosier Faasgen (Robert en Bertram) uitstekend amuseerde.
Ik zei zooeven, hoe sommigen over het opvoeren vau zoogenaamde:
draken" een zonderling en ongemotiveerd oordeel kunnen vellen. Een
ingezonden stukje in het Botter damsch Nieuwsblad van M dezer] geeft
daar opnieuw een bewijs van.
Een zekere: J. d. II. geeft zijne verwondaiïtig daarin te kennen, dat
voor de benefice-voorstelliug vau Mevr. Oiïel?Kleij Maandag j.l. de
Twee Weezen" werd gegeven. Hij noemt de Twee Weezen" een
afgezaapden draak en richt een beleefd verzoek tot de directie om do voor
stelling ta veranderen, omdat u publiek n directie daarmee gebaat
zullen zijn, want z. i. kan ecu zoodanige draak niet anders d;iu schade
lijk werken on de opkomst van het publiek, derhalve op de recette.
Nu bleek het dat J. d. H. den smaak van het schouwburg bezoekend
publiek weinig of niet kent. Hij is zijn tijd ver vooruit. Wellicht zal
er eens een tijd komen, dat Draken" geen publiek trekken, maar in
onze verlichte 19de eeuw zijn Draken" op de planken nog zeer welkome
gasten.
Dit heeft de opvoericg van de Twee Weezen" j.l. Maandag opnieuw
bewezen. De zaal was stampvol, en een stampvolle zaal staat, vergis ik
tae niet, in rechte redea tot een goede recette. De kuei- J. d. H. weet
echter blijkbaar ook niet juist, wat eene benefice-voorstelling is.
Uit zvjn schrijven maakt men op, dat hij in de veronderstelling verkeert,
dat een benefice-voorstelling een zaak is die de directie aangaat, want
hij vraagt de directie de voorstelling in haar eigen belang te veranderen.
Dit is echter slechts ten deele het geval.
Een benefiet-voorstelling, althans in onzen kleinen schouwburg en in
den regel is dit overal zoo, komt na aftrek der zoogenaamde
..avondkosten" geheel ten bate van den beneficiant of beneficiante. Daarom
kiest de acteur of actrice voor zoo'n avond ook zelf het stuk waarin hij
of zij optreden wil. Over de keus der stukken op dergelijke avonden kan,
men dus nooit de directie hard vallen, wel de artisten zelf.
Nu vindt J. d. H. de keus van meyr. Van Offel-Kley slecht, maar
J. d. H. vergeet het doel van een benefiet-voorstelling. Artisten geven
een benefice-voorstelling, of dit nu al weinig artistiek is, het is eenmaal
zoo men geeft een benefiet-voorstelling ter wille der lieve dubbeltjes.
En artisteu kunnen het aardsche slijk al even goed gebruiken als andere
menscheu. Is het nu een artist wel zeer kwalijk te nemen dat hij voor zoo'a
avond een stuk neemt, dat publiek trekt en bijgevolg zijn beurs spekt ? M. i.
niet. Wat wél te betreuren valt, dat is de smaak van het publiek,
Artisten zelf, heusch, ze spelen liever niet in draken.
Dat J. d. H. den smaak van ons publiek niet kent, heeft de stamp.
volle zaal van Maandagavond 18 dezer, schitterend bewezen.
Een drietal jaren geleden gaf mevr. V. Ofl'el?Kley voor haar benefiet
een toen nog betrekkelijk zeer nieuw Duitsch blijspel n.l.: De sprookjes
van Tante Wijdeman." Op die keuze viel toen niets af te dingen, maar
waar wel veel aan haperde, dat was de recette. Artisten hebben, evenala
direetiën, rekening te houden met den smaak vau het publiek niet
enkel met hun eigen smaak.
Maar de smaak vau het publiek en het dubbeltjes-belang der artisten
toegelaten daa viad ik neg geea redsa o» de uree Weezen." aio
benefiet-voorstelling zóó af te keuren. Ik geloof niet, dat er van Vrouw
Frochard een betere vertolking mogelijk is dan die welke Mevr.
Offel
Kley ons te zien geeft. Het is in liet oog van artisten en publiek eea
harer beste rollen.
Of het stuk nu al een draak" is, toch kan een artist in zoo'n draak
dikwijls blijk geven van zijn talenten. Wat speelde Louis Bouwmeester
vroegere jaren, vóór bij aan het Nederlandsen Toonesl verbonden was?
Doorgaans waren het draken, waarin men hom zag. Maar een artist als
hij wist die draken to doen genieten. Zoo ook gaat men de Twee Weezen"
zien, voor mevr. Van Oil'el?Kley, en slikt men gaarne veel drakeriga
ter wille van haar uitstekende vertolking der rol van vrouw Frochard.
Mevr. v. Offcl-Kley, die bij de rol van vrouw Frochavd tevens nog die
van de abdis in het vijfde tafereel vervulde, werd herhaaldelijk toege
juicht. Een drietal fraaie kransen en ee:i paar blocmkorven, gaven
haar op dezen avond opnieuw het bewijs, hoe zeer men hier ter stede
haar eigenaardige talenten weet te waardeeren.
De Heeren en Dames van den engelenbak en omstreken (hadden zo
maar iets van engelen) gaven hun goedkeuring over het spel der
benefioiaute op zeer eigenaardige wijze lucht. Uitrospingen als: Oude Tante!
en meer dergelijke fraaiigheden stroomden müdelijk naar omlaag. Of
die Dames en Heoren ook nog opgaan in een stak!
Het spel der overige artisten was vrij bevredigend. De Heer Alex.
Faa?sen was als Jacqucs uitstekend. Eea woord vau lof voor Mej.
Albertiue HcyLlom. Het rolletje der blinde speelde zij zeer voldoende.
Ik weet niet of de Heeren Arfcisten soms eenigszics onder den indruk
vau den avond verkeerden en op rekening daarvan gesteld moet worden,
dat du uitspraak van enkele vreemde woorden zoo geradbraakt was.
Een onjuiste uitspraak v.iu eeu woord blijft voor het ontwikkelde publiek
altijd eeu dissonant.
Vrijdag 22 dezer staat de laatste voorstelling vau Rosier Faassen's
Remplaraut" geannonceerd. Dat de 8ste voorstelling van een 6tuk van
Faassea reeds als de laatste aangekondigd wordt, is geen goed
vooiteekeu. Toch verdient de Rempla';aüt" niet, zoo gauw geromplaceerd ta
worden. d. V.
t A K M E.
U
oJat de componist er blijkbaar naar gestreefd heeft, het verband tusschen
woord en toon in het oog te houden, is van den aanvang af duidelijk te
bemerken. Dichterlijke gedachte en muzikale uitdrukking loopen parallel.
Men heeft wel aan Delibes ten laste gelegd, dat hij in Jean de
Niveile" de traditiëu der Fransche School niet geëerbiedigd had, met Lakm
heeft hij mtusschon het oude vaandel weer in eere hersteld. Ea onder
do componisten der moderne school in Frankrijk is wellicht aan Delibes
wat geestige schildering, en kieschcn smaak betreft, de palm toe te ken
nen. Wij geloovea niet, dat het gebied der grand opéra" voor zijn
talent geschikt is. De uitdrukking van de heftigste hartstochten, die
schering en inslag bij dien kunstvorm uitmaken, zal hem moeilijk vallen,
Hem behoort het eigenlijke genrs."
Mot een instrumentaal preludium vau melancholische stemming, waarin
enkele motieven voorkomen, die later ontwikkeld worden, verbindt aich
een gebed der Hiadoe's, dat zich door eigenaardige instrumentatie enr
karakteristieken bouw onderscheidt en veel effect maakt. De scène tusschen
Lakmé, Kilakantha en de beide Dieuer" is minder belangrijk. Doch het
volgende duet, in fis dur, meestal m tertsengangen geschreven, is voor
treffelijk en tcckent ook in zijn eenvoudige beweging de rust, en on
schuld, die Lakimi beheerschen.
Xa dit gedeelte, waarin het Oostersche element geheel op den voorgrond
trad, komt een quintet in E-dur, door Gérald en Frédéric (de beide
ofiicieren) Mistress Bcntson (de gouvernante), Rose eu Ellen gezongen.
Het contrast is eenigszics scherp, doch met juistheid aangebracht en goed
gemotiveerd, Dit nummer is een der grootere eiisemblestukken en roept
hier en daar de herinnering aan Aaber wakker, zonder evenwel iets van
zijne originaliteit prijs te moeten gevent
Da aria vau Gérald
Fantaisio aus diviiis mcnaonges,
T u rovions m'ógarer encor.
Va, retourna aus pays dea sondes.
is vol warmte; liet duet tusschen Lakméen Gérald, waarin de ontwa«
kende liefde wordt geschetst, loopt bij minder goede voordracht gevaaC
wat banaal te klinken.
De instrumentale cntr'acte doet de tonen der militaire marscli hooren,
die eenige malen in den loop van het stuk, als de roepstem van den
plicht voor Géald zal weerklinken en het beeld van het vaderland zal
te voorschijn roepen. Met hare eigenaardige instrumentatie met pijpera
en trom, maakt deze marsch het bedoelde effect. Zij verbindt zich met
het tooneel op de de markt, dat uitnemend geslaagd mag heeten. De
perzische dans in Si-mineur klinkt wat vreemd, maar heeft zijn cachet.
De stances" door Nilakantha gezongen: Lakma ton doux regard se voile"
zullen veel succes verwerven en kunnen ook afzonderlijk worden gezon«
gen. Zij voeren ons tot de Légende hindoue" die Lakméop het markt
plein, als bodelaresse vermomd, moest voordragen, opdat de Brahmaansche
priester den vreemdeling ontdekke, die het wagen dorst in de heiliga
pagode biunen te dringen en zijne dochter toe te spreken. Zij wordt
besloten met een refrain de clochettes", die aan de sopraan gelegenheid
biedt om met hare zilveren klanken te schitteren.
Wat de waarde der légende" niet weinig verhoogt, js de band, die
haar met het geheele stuk verbindt. Men heeft het in Racine's
Atbalia geprezen dat de droom een noodzakelijk bestanddeel van de geheele
handeling is; de dichters van het libretto hebben de légende eveneens
als een onmisbaar element in het tekstboek gebracht, hun komt dus
deselide lol toe. Na> de herkenning vaa Géald wficdt de aandacht ggg