Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
448trokken door een duet Ab, c'est l'araour qm de son aile t'euleure!" waar
op de heerljjke melodie volgt, waarvan wij de woorden overnemen;
f: :.'? ""-.?.-"'.
Dans la, foret, pres de nous,
Se eache, toute petite,
Uno cabane en bambous
Qu'un graad palmior abrite
Comme ua nid d'oieea,ii peurens»
. . Et sou8 les fieurs erasée
Elle altend des gens heareus.
Men spreekt van Ie clou," van eenn» stuk. De romance" verdient ook
«ïien naam, al staat ze niet alleen. Met het koor der conjurés" in
Cmoll en de marsch der godin Dourga, waarin de bassen het krachtige
motief aanhefi'en, wordt het tweede bedrijf op gelukkige wijze besloten.
Het laatste bedriji speelt te midden van het woud, in het geheimzin
nige verblijf, door Lakrnégeschetst. Het orkest speelt als inleiding de
melodie de la cabane" zoo zouden we ze gaarne noemen, die heerlijk
klinkt ook door de fraaie instrumentatie. De berceuse" in mi bémol Ie
' ratnier blanc s'en est allé" is van grooten eenvoud.
Het gezang der minnende paren, dat in de verte weerklinkt, en de
kracht van htt water der bron opgeeft, die wel eene fontein der eeuwige
liefde blijkt, heeft iets geheimzinnigs, dat door de woorden van Lakru
?wordt opgehelderd, diézelve besluit, de ivoren schaal te vullen, en met
Qérald uit denzelfden beker te drinken.
Ata contrast treedt nu weder het Westersch element op. Frédéric
r wjirt en den p'ticht dien Gérald tegenover het vaderland heeft te ver
vullen; en daar hoort men de marsqh, waarop we reeds vroeger de
aan; dacht vestigden.
Het slotduet met de woorden vol droeve berusting
??,': Ta ni'as donDéIe plus beau réve,
Qn'on puisse avoir sous cotre
ciel,Koste encore, pour qti'il s'achcvu.
lei loiu du Bionde réei!
«n de repliek van Gérald
Qu'autonr de inoi tont eombre
Je ne veux pas uue ombre
Sur ton front enchantc!
en,.liet segenenle woord van den priester Nilakantha 2ja bij liet einde
?nog even te vermelden.
Niet aüe nummers van de laatste akte maken den indruk door het
tweede bedrijf teweeggebracht. Doch de herhalingVais p. p, van de woorden;
u m'as donuéIe plus <2oux lévo
is een gelukkige greep.
*
* *
Het ia een tneesfer in de knnst der instrumentatie, die de partituur
ven Lakmésamenstelde. Op het palet van dezen schilder zijn kleur eu
verf in rijke schakeering voorhanden. De wetenschap staat echter nimmer
de imspiratie in dan weg. Al is hij prolessor aan het conservatorium te
Parijs, toch komt Delibes nooit iu gevaar op de klip vaa het pedantisma
te stranden.
Het muzikale weefid is doorzishtig: het geheeie warfc van groots
klaarheid. Voor onliarmonische overgangen moge de lust wat overma
tig zijn, meestal wordt het gewenschte eft'ect bereikt. Lakrnébehoort tot
de verdienstelijkste werken der moderne Fransche school.
H. C. P. B.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 22 Januari.
Het was feest in onze Opera op Zaterdag 16 Januari 1886, een feest
waar alle beoefenaars en berainnaars der toonkunst elkander
reudezvous hadden gegeven om hulde te brengen aan hem die, met vasten tred
de breede baan der kuust betredend, daarop zijn eigen weg gevonden
heeft; aan hem die, schoon sedert jaren uit ons midden heengegaan,
toch met onverbreekbare banden aan ons land verbonden blijft dooi
de banden des bloeds; aan hem, die wars van al het klatergoud in de
kanst, altijd steunde op zijn beginsel: wat -waarachtig goed is, blijft nid
verborgen. Toen ik hem daar met den dirigeetstok in de hand tusschen
transen en bloemen zag staan, herinnerde ik mij opeens een gesprek
dat ik jaren geleden met hem had; het betroi de Ned.
Toonkun' stenaars Verèniging, toen nog niet lang geleden opgericht (schande vboi"
Nederland, dat het noodig was eene vereeniging van dien aard te vor
men: en noodig was het!). Ik trachtte hem over te halen zich daarbij
san te sluiten en gebruikte daartoe alle overredingskracht waarover ik
te beschikken had; nadat ik mijn gansche arsenaal van argameoten had
uitgeput, antwoordde hij mij: Mr. V., ik erken dat er voor den
NederJandschen toonkunstenaar in Nederland niet veel gedaan wordt, en dat
de gelegenheid, om tot uitvoering zijner werken te geraken, zeer gering
is; maar het is mijne innige overtuiging dat vereenigingen als door u
bedoeld dezen toestand niet kunnen verbeteren. Wat middelmatig is of
slecht zal door een Toonkunstenaars-Vereeniging niet goed gemaakt
worden; en wat waarachtig goed is zal ook zonder haar stellig aan het
licht komen." Ik was het teen en ben het nog niet geheel met hem eens,
maar toen het mij op dat voer hem zoo gelukkige oogenblik in de ge
dachten kwam, gevoelde ik my niet meer zoo sterk in mijne vroegere
overtuiging. Men zal wel reeds begrepen hebben dat de man, overwien
ik spreek, is de componist van Die liaiserstochter, Wille m de liaan.
Ja, het was feest in de Opera; en waarom zouden wij Nederlanders ons
ook niet feestelijk gestemd mogen gevoelen als wij opgaan naar den
kunsttempel om getuige te zijn van den triomf van een der onzen, waar
wij jsar in jaar nit ons zooveel mooite en opofferingen getroosten om
werken' van vreemde meesters tot hun (welverdiend) recht te brengen?
Al zouden wij gaarne van onze naburen op dat gebied wat meer
reeiprociteit zien, Holland heeft nooit geaarzeld het sehoone wat de kunst
van andere naties aanbiedt, in zijne concertzalen en schouwburgen in te
leiden, ja is daarin zelfs met mear dan vergefelijke liberaliteit te werk
gegaan; maar thans, au we het voorrecht hadden voor de tweede maal
binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek de zaken eens omgekeerd te
zien, en Duitsche artisten zich zagen beijveren het werk van een Hollandsen
meester tot uitvoering te brengen, thans hadden we het recht om ons
feestelijk gestemd te gevoelen, en niemand zal ons dat euvel duiden. Ook
voor het bestaan der Opera zelve zyn zulke gebeurtenissen van werkelijk
groot gewicht: eene instelling als deze heeft meer nog dan menige andere
noodig dat de belangstelling er in levendig blijve, de liefde er voor niet
verflauwe, de kring van hen die er zich voor interesseeren steeds
uitbreide; en het zou zeker zoowel in het belan» der zaak zelve als in dat
van onze Hollandsche toonkunstenaars zijn, indien in het cahier de charges
de bepaling werd opgenomen, dat in ieder seizoen ten minste ne Opera
van inheeraschen oorsprong moest worden opgevoerd. Dit kon een vei
ligheidsklep zijn, waardoor jaarlijks althans n Hollandsen componist
gelegenheid zou vinden uit den ketel der onbekendheid te ontsnappen!
En nu de Kaiserstochter. Het werk opent met eene korte, zich aan
de handeling aansluitende, inleiding, waaruit al dadelijk de rijkdom van
melodie blijkt waarover de Haan beschikt; het obligaat eerste viool ge
deelte daarin zou door n instrument gespeeld - wellicht meer tot
zijn recht komen. Als de gordijn opgaat bevinden wij ons in het vrou
wenvertrek van Koizer Karel's kasteel te Ingelheim aan den Ryn;
Eginliard, geheimschrijver des Keizers, heeft het hart van Karel's dochter
Emma, getroffen, en beiden hoe verschillend in stand ook bemin
nen elkander; Emma heeft Eginhard in hare vertrekken bij zich toe
gelaten en in zoet mingekoos is de nacht voorbijgegaan. Eginhard .wil
niet haar vluchten, daar hij wanhoopt oroit de toestemming des Ktizers
tot hun huwelijk te zullen krijgen; Emma houdt echter nog te veel van
haren vader om hem dat verdriet, te veroorzaken, en bij het aanbreken
van den dag verlaat Eginhard haar, in het vertrouwen, dat in elk geval
hunne verhouding onbekend gebleven is.
Adalrun een in een der vele oorlogen van Keizer Karel buitgemaakt
meisje, dat door hem aan zijn hof is opgenomen heeft de samenkomst
bespied; zij ook bemiüt Eginhard, maar hopeloos, dat heeft zij nu zelve
gezien. Nadat zij daarover aan hare gevoelens lucht gegeven heeft, ver
schijnt Eginhard om de komst des Keizers te melden, die de door zijne
dochter vervaardigde kruisbanier in ontvangst komt nemen; Adalrun
laat ziuh door Eginha'td's tegenwoordigheid meêsJeepen en verklaart hem,
hoezeer aLj in iefde voor hem is ontbrand, doch wordt smadelijk afge
wezen ; zij begeeft zich, na bcfüge bedreigingen ^cuit te hebbeu, in de
vertrekken van Emma. Nu naderen de edellieden en eindelijk Keizer
Karel om de kruisbauier te ontvangen, welke door Emma, en do haar
begeleidende vrouwen wordt gebracht; doch eerst verlangt de Keizer
van E'Ttnhdrd eeu lied om don moed der krijgers op te wekken. Deze
g eft hieraan gehoor, doch laat iu liet lied voor de ingewijden zoo duidelijk
zijne lisfde voor Emma, en den versmaden hartstocht van Adalrun door
schemeren, dat deze laatste zich als Eginhard aan hst slot voor Emma
neêrknieli; inefc meer kan bedivingon, en den Keizer vraagt of hij zulke
drietthcid zal verdragen. Deze antwoordt dat den zanger veel is geoor
loofd, wat anderen euvel geduid zou worden, geeft de kruisbanier aan
Eginhard ter bewaring en allen smelten den zegen des hemeis over as
Frankische wapenen at', behalve Adalrun, die hare wraakzucht nog ia
woorden lucht goeit.
In dit bedrijf is voor climax goed gezorgd ; hot duet tn?schen Einniet
en Eginhard is muzikaal, zoetvloeiend van het. begin tot het einde; het
daaropvolgende recitatief en de aria van Adalrun een meesterstuk op
aich zelf, ea slechts met moeite bedwong hefc publiek eene uitbarsting
?fan geestdrift ten einde van do onmiddelijit daaraan aansluitende scène
tusschen haar en Eglnhard niets te missen. Recht goed geschreven
schijnt mij ook hei ensemble tnsscben Keizer Karel, 3Ieginfried, Gerold
en de edellieden vóór het begin der 5e Sccue. dat bij de-volgende voor
stellingen, als het beter ineensluit zeker u Ij n uitwerking niet missen zal.
Een schoon nummer is ook het lied met harpbegeleiding vau Eginhard
(deze moet zich echter bij het slot van de eerste strophe eenigszins naar
Adalrun keeren, wil haar Sein Hohn macht mich erbebcn" begrijpelijk
worden), en list geheel eindigt iu eene Finale, dis tot het beste behoort
van wat de partituur bevat niet alleen, maar m. i. tot het beste wat vaii
dien aard geschreven is.
In den aanvang van het tweede bedrijf, tegen den ochtendstond. zien
wij Adalrun haar voornemen, om Eyitihard en Emma, iu het verderf te
storten, volvoeren; deze beiden komen op, de eerste om te vertrekken,
de tweede om hem uitgeleide te doen; daar weerklinkt (door Adalrun's
bemoeiingen) der Wéckruf, vroeger clan anders; de keizer snelt op dit
ongewoon teeken toe, eu ziet nog juist hoe zijne dochter haren minnaar
dieu hij herkent uit den voorhof dringt en zelve in huis vlucht.
Met ontbloot zwaard wil hij den eerroover achtervolgen, doch wordt
door Adalrun weerhouden, die Eginhard in het openbaar aan aller ver
achting wenscht prijsgegeven tezien, en er in slaagt den keizer te beduiden
dat het kort gericht met het zwaard te goed zou zijn voor den verrader.
De dag is inmiddels aangebroken en de ridders verzamelen zich om vóór
bet aanvaarden van hunnen krijgstucht den zegen des homels in de kerk
te gaan afsmeeken; de keizer treedt in hun midden (ook Emma, Egin
hard en Adalrun zijn verschenen . ;u deelt uiede, dat hij eerst nog als
rechter moet optreden. Zijne dochter, zoo zegt hjj, is verleid en we! door
een die hij tot dusverre als eea oprecht vriend had beschouwd. Welke
Btraf hier toe te passen ?
De edellieden verklaren dat hier slechts de vader te oordeelen heeft;
Karel vraagt daarop aan Eginhard welke straf de eerroover verdient?
Deze, door de ontdekking van het geheim verpletterd, antwoordt: de
(loud, Nu echter werpt Einiiiu zich aan 's vaders voeten, en aan hara
beden gesteund door die liur edellieden gelukt het niet slechts de
straf veranderd te krijgen in verbanning, maar ook toestemming te
er