De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 24 januari pagina 7

24 januari 1886 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. langen om dat lot met Eginhard te deeleu. Met hun vertrek eindigt dit bedrijf. Zeer schoon is wederom het duet tusschen de beide gelieven, uitmun tend geschilderd de angst, die Emma's hart beklemt; de daaropvolgende scène tusschen de ridders, Gerold en Menigfried, is karakteristiek, door regen, als het ware door trompetgeschal achter de coulissen. Terwijl nu de overige edellieden, vrouwen, benevens Emma, Adalrun, Eyinhard en eindelijk keizer Karet opkomen, geeft het orkest een marsen te hooren, breed van aanleg en rijk geïnstrumenteerd, en dan betreedt Ka r d den rechterstoel, om te richten over zijn kind en den verleider. Deze klacht, . cU vragen aan en 4e antwoorden van de aanwezigen, de bede van Emma, kortom deze geheele Finale is meesterlijk gedacht, aangelegd, opgebouwd en afgewerkt; de wijze, waarop hier met stemmen, koren en instrumen ten is omgegaan, stempelt de Haan tot meester. In mijn oog is deze finale nog schooner dan die van het eerste bedrijf, hoawel die trotscher klinkt. Het derde bedrijf verplaatst ons in het woud, waarin Eginhard en Emma reeds jaren een hut bewonen, en, vergeten van de wereld en zich niet meer om. haar bekommerend, slechts voor elkander en hunne liefde leven. Keizer RareVs jachtstoet is in dat bosch verstrooid en van elkander afgeraakt; Adalrun verdwaalt met eenige jagers in de nabij heid dor hut, herkent Emma en Eginhard en tracht hen wederom te scheiden door haar voor eene giftbereidende heks uittemaken; het krachJig o.ptreden .van EginJtard echter doet de jagers, die de hut reeds wilden vernielen, afdeinzen, en 's keizers jachthoorn roept hen weder het bosch in. Nu verschijnt Karel zelf; nadat hij niet beide hutbewoners aange zeten heeft, volgt de herkenning, en bewogen door zooveel liefde en trouw schenkt hij Eginhard en Emma vergiffenis en neemt hen weder in genade tot zich, terwijl Adalrun, die hare wraak verijdeld ziet, en zich in de hoogste woede met den dolk in de han3 op Emma wil werpen, geboeid en weggevoerd wordt. Dit bsdrijf biedt muzikaal m. i. wel het schoonste van de gehecle partituur; het voorspel Irrfahrt und Waldesfriede, met het edele, vredeaderoen-ie slot voor- de cello's, is rseds op zich zeli een tooonstuk van groot e waarde. Als Adalrun zioli op het houten blok zet, dat den wosidbewonörs voor stoel dient, doet reeds de mysterieuse begeleiding van haar visioen ons ahncn dat de ontknooping nabij is; in het dan volgende tr.o tassc;ien den keizer, zijne dochter en Eginhard zijn de strophen van dezen laatste Wohl wollt 'es einft des limmels Fiigen, en olie van Emraa Und ft-'len aueh die goldnen Huilen, beide eindigende ciet Die Licle ic<ir'j, dia Lieb und Trcu, juweelen van het zuiverste vr.Ver. De daaropvolgende Finale zet op waardige wijze ds kroon op het geheel, en alles to samen genomen zal ieder wel huiswaarts zijn gekeerd met het bewustzijn eeu werk van meer dan gewone waarde te hebben aangehoord, ecu werk. dat zich boven vele der gewrochten van de jon gere DuiUcbe componisten onderscheidt. Vraagt men mij om den totaal-indruk weer te geven, dien deze Opera op mij heelt gemaakt, zoo zou ik dat niet beter weten te beantwoorden dan net te s^ggen: ik heb weder eens MUZTEK gehoord; geen jachtmaken op effect, geea zoakou naar opzienbarende wendingen, geen misbruik van de verrassingen, dia het aanwuidea vzin klankeffecten in het orkest soms voor het oor kunnen opleveren, maar slechts muziek die tot het hart jptJckt, oorspronkelijk en ongezocht. Ik mast echter niet ontveinzen dat niet fiHï3 in tifze opera goed is ; de tekst komt mij minder dan middelin.i'ig voor. De handeling is eene zelfs geenszius nieuwe variatie op een verschrikkelijk ouderwetsch thema en het is te verwonderen hoe de componist voor de uiet minder dan diie liefdesduetten, die er in voorliomsn, telkens nieuwe en zulke zoete toonen heeft weten te vinden; ook gc'jijnt het ons negentiende-eenweis ..shocking," dat Eginhard blijkbaar eiken nacht bij zijne beminde doorbrengt, dit strekt niet om onze sympathie voor dit paar ts verhoogen. Pe zich zelf aanbiedende Adalrum is eer.e bepaald \valgin3\vekkende figuur; slechts de Keizer kan aan spraak maken op sympathie, hoewel no^ slechts voorwaardelijk'. Een en ander heeft De Haan echter niet weerhouden er eeae muziek bij te schrijven, die m. i. bestemd is haren tocht door de wereld te maken : en dat zal ontwijfelbaar een triutnftocht zijn! Rotterdam toonde sich dankbaar tegenover den toondichter; na elk bedrijf werd hij twee, driemaal ten tooneele geroepen en had niet minder dan twaalf lauwerkransen e.t.q. in ontvangst te nemen, de een al fraaier dau de andere; de dames Betaque en Jaïde ontvingen bouqwetten. De uitvoering was zeer goed; de genoemde dames brachten hare partijen tot haar volle recht, de heer von Bongardt was een voortreffelijke Keizer, de heer Udvardy een goede Eginhard; een weinig meer werk van zijn spel, vooral van het stil spel, zou echter in billijkheid verlangd kunnen worden en het geheel ten goede komen. De heeren Schukowsky, JDrnmm (hoewel deze zichtbaar ongesteld was) en Bolle vervulden hunne kleine partijen zooals men dat va a hen gewoon is, namelijk goed. De koren waren beter dau ik ze sedert langen tijd gehoord had, het orkest had nog niet de gewensehte eenheid en vastheid. En hiermede stap ik van deze uitvoering af, doch niet na den heer De Haan hartelijk geluk ge>venscht te hebben met het hier behaalde succes; Rotterdam mag trotsch zijn op mannen als Vei'hey ea De Haan: welnu, blijft voortgaan op dien weg tot eer en voldoening voor uzelf, tot roem onzer stad! Woensdag bracht, ons de tweede opvoering van Die Kaiserslochter; daar ik mij in het verslag over Zaterdag reeds volledig met tekst en muziek heb beziggehouden, kan ik ditmaal volstaan niet over de uit voering zelve te spreken en moet tot mijn leedwezen constateeren, dat zij niet zoo goed was als de eerste maal, terwijl dit toch eigenlijk andersom moest zyn. Mevrouw Jaïde was blijkbaar (wellicht door vermoeidheid) niet zoo goed gedisponeerd, hetwelk sjj door de toewijding, waarmede zij toch hare zware partij weergaf, niet vermocht goed to makea. Des Heeren Udvardy's stem klonk (vooral in het eerste bedrijf) mat, waar door hjt duet tusschen hem en JËmma niet de vereischte kleur kreeg en niet tot zyn recht kwam; ook trad zfón minder geknischt dialect en het gebrek in zijne uitspraak daardoor meer op den voorgrond; zijn spel was even onbeholpen als de eerste maal. Mejuffrouw Betaque als Emma en de heer V. Bongardt als Keizer Karel waren wederom uitstekend. Het koor was veel minder dan Zaterdag, het miste vastheid en hier en daar liet de zuiverheid- veel te wensehen over; ook werd de handeling een enkele maal geheel over het hoofd ge zien, bijv. in het 2e bedrijf na het weerklinken van den Weckruf, toen de heeren opkwamen alsof ze op koffie gevraagd waren, inplaats van blijken van de grootste verwondering over de ongewone gebeurtenis te geven; en zulks in weerwil dat de wakkere regisseur, die als Knappe Rudolf" bij het opkomen der ridders het tooneel moet verlaten, hen er door herhaalde teekens en voorbeeld nog aan zocht te herrinneren. Het orkest scheen evenmin op zijn gemak, er waren verschillende oog nblifcken, waarop men zich afvroeg of dit nu het Rotterdamsche orkest was, waarop men eertijds zoo grooten roem droeg ? Inderdaad mag men zich die vraag, als men de opera geregeld bezoekt, tegenwoordig dikwijls stellen; waar is de oorzaak hiervan te zoeken ? In weerwil van deze kleinere en grootere tegenspoeden wist de Haan'» muziek er zich niet alleen glansrijk doorheen te slaan, maar zich wederom een weg te banen tot de harten der aanwezigen; er was maar n stem over onder het publiek; en hoewel op vele verschillende wijzen uitgedrukt, kwam het alles slechts hierop neer: ze is schoon! De inleiding voor het derde bedrijf: Irrfahrt und Waldesfriede miste ook ditmaal hare werking niet en men liet sich thans niot weerhouden om dit stuk echte muziek stormachtig toe te juichen; de heer De Haan, onder wiens leiding ook deze uitvoering plaats had, werd wederom herhaaldelijk tentooneele ge roepen en had de goede gedachte bij zijn laatste verschijnen den directeur en den regisseur, de heeren Bolle en Behrens, mede voor het voetlicht te brengen. Bij het twaalftal kransen, hem Zaterdag vereerd, had de heer De Haan er weder eene te voegen. De afdeeling Rotterdam van de Maatschappij tot bevordering der Toon kunst heeft voor haar tweede concert gekozen: 1. Ouverture Ruy Blos van Mendelssohn; Nordische Sommernacht, voor koor, solo-stemmen en orkest van Fr. Gernsheim; Verwandïugsmusik nnd Schltisscène uit het. eerste bedrijf van Wagner's Parsifal en de IXe symphonie met slot koor (Schillers Ode an di& Fretide) van, Beethoven. Als solisten zullen optreden: Sopraan mevr. Kath. Muller?Ronnebürger uit Berlijn; Alt mejisfi'r. Anna Schauenburg uit Crefeld; Tenor Dr. Gunz uit Hannover en Bas Carl Hill uit Schwerin. Zoowel de samenstelling van het pro gramma als de keuze der solisten belooft veel interessants; in mijn -vol genden hoop ik over deze uitvoering te spreken. Donderdag j.l. waren HH. Subsidienten en Abonné's der Dnitsche Opera tot eene vergadering opgeroepen, waaraan door slechts weinigen voldaan werd. Het bleek in die bijeenkomst dat door particulieren eene som van ? 19000 als subsidie voor het seizoen 1886/87 bijeengebracht was, zijnde ?4000 minder dan de Directeur noodzakelijk achtte; dit ontbrekende was echter door enkele kunstvriendeu (waaronder de leden der commissie van administratie en controle stellig goede bekenden hebben) gegaran deerd en zoo is het bestaan der Opera weder voor een jaar verzekerd. De altredende leden dezer commissie lieten zich eene herkiezing wel gevallen, waarvoor ieder die het gewicht van hunnen werkkring beseft, hen van harte dankbaar zal zijn; hunne namen mogen nog wel eens in 't openbaar genoemd worden; het zijn de heeren Landberg, Van der Hoop, Hymans van Veenendaal, Kernpe Valk en Browne van Streefkerk. Tevens werd den heer Behrens machtiging verleend tot het aangaan van andere verbintenissen op muzikaal gebied, waarmede eigenlijk bleek bedoeld ta zijn dat den heer Behrens in 't vervolg ook de levering van harmoniemuziek in de sociëteiten Park, Diergaarde, Doele, enz. en van het orkest voor de concerten van Toonkunst, Eruditio, enz. zal worden opgedragen. Men hoopt daardoor te komen tot meer eenheid, zuiver heid en vooral tot meer discipline in het orkest, terwijl de financieele positie der musici er niet door zal benadeeld worden; er zal dus veel veranderen, en naar men hoopt verbeteren: eene poging om tot dit laatste te geraken verdient oprechte toejuiching en ik hoop van harte dat aij slagen moge. V» ALMA TADEMA, door V. Ebers. \Vij hebb ' aan den oever der Middellandsche zee vreugdevolle «n zonnige dagen met hem doorleefd en gezien met hoeveel liefde hij zieb de natuur van het Zuiden eigen maakte, hoe rusteloos hij zoeken koJ, naar een zekeren struik dien hij dacht te gebruiken en hoe zeer zijn gemoed zich opende voor de bstoovering des lichts en der kleuren waar mede die kusten zoo rijk gezegend zijn. Op een beerlijken lentemorgen, terwijl de zee schitterde als saffier en de tuin van den vorst na een rcgendag iu nialsch en frisch lentegroen prijkte stond hij lang zwijgend naast mij eu dronk niet volle teugen deze heerlijkheid in; eindelijk echter haalde hij diep adem en riep uit: Kan er iets heerlijker» zijn? en nu zeggen die dwazen dat diep groen en blauw niet bij elkaar passen!" En even als in de natuur van Zuid-Europa, zoo verdiepte hij zich in bet menschelijk leven der ouden. Wat ook maar tot den persoon van den monarch en zijn omgeving behoorde, hoe de aanzienlijke gekleed waren, hoe het leger gewapend en versierd was, dat alles was hem weldra bekend, maar meer nog trok het hem aan te onderzoeken hoe het er uitgezien heeft in het huis van den burger, in de werkplaatsen vau kunstenaars en handswerkslieden. en op de markt en in het bad. De boot des schippers, het net des viasehers, de werk zaamheden van wijngaardenier en landman, ja alles wat tot het bur gerlijk leven der ouden behoort, vau het edelste kunstwerk tot de ge ringste aarden kruik die de pottebakker op het wiel gedraaid heeft, boezemde hem belang in. Zijn wetenschappelijke peurzin voerde hen»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl