De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 31 januari pagina 10

31 januari 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 449 LETTERKUNDE. DE MAHDI. Men herinnert zich, dat onlangs in verschillende bladen melding werd «gemaakt van de wederwaardigheden van dr. G. Snouck Hurgronje tydena «gn verblijf in Arabië, en dat door den reiziger zeli hieromtrent een en ander werd medegedeeld. In afwachting van de nader door hem te frabliceeren resultaten van zijne wetenschappelijke onderzoekingen, is het van belang niet ontbloot melding te maken van een artikel van dr. Snouck flurgronje in de Revue coloniale Internationale (Januari-aflevering) getiteld Der Mahdi en daaraan enkele bijzonderheden te ontleenen. Nadat de schrijver in hoofdtrekken de ontwikkeling der Mahdi-idée tot <OP onzen tyd heeft uiteengezet, geeft hij zijn oordeel over de Mahdisasehe bewegingen, waarvan nauwkeurige gegevens in voldoenden {getale hem ten dienste stonden. 'f Ten opzichte van de Soedaneesche beweging is dit niet het geval. Baar uiterlijk verloop kennen wij eenigermate uit de berichten der dag'bladen; over datgene wat buiten het oorlogsterrein is voorgevallen, be« Bitten wij slechts weinige en geheel onvertrouwbare berichten. f I)e schrijver wenschte echter voornamelijk den indruk weer te geven, (dien de Soedaneesche beweging in andere Mahomedaansche landen te weegbracht. Daar de sshr. juist iets meer dan een jaar (Augustus 1834 [September 1885) in Arabiëdoorbracht, met het doel den tegenwoordigen Islam in zijn centrum door eigen aanschouwing te leeren kennen, vond bij uitstekende gelegenheid om die indrukken waar te nemen. In Mekka /werd hij gewaar dat nagenoeg alle onbevooroordeelde Mahomedanen zich (over de zegepraal van Muhamed Ahmed verheugden en groote dingen van hem verwachtten. jfc Volgens het Mahomedaansch geloof was het de juiste tijd voor groote gebeurtenissen. De godsgezant heeft, volgens de traditie, aan zijn ge meente met de wisseling van elke eeuw, een hervormer van den godsdienst beloofd. Thans zocht men te bewijzen dat de tijd voor den grootsten hervormer was aangebroken. In het algemeen waren in de laatste jaren voor de geloovigen gewichtige gronden voorhanden, om de teekenen des JKjds met bijzondere opmerkzaamheid gade te slaan. Daar gaat op eenmaal als een loopend vuur het gerucht door de Muzelmansche wereld, dat een eenvoudige heilige, die niet eens de primitieve Soedaneesche krijgskunst verstaat, door de hulp van Allah, met zijn benden half naakte, slecht gewapende Soedaneezen, een aanzienlijke, van alle zuoderna 'krjjgstoerustingen voorziene Engelsche legermacht vernietigt. Plet interesseerde de meesten slechts weinig, te weten of de man GoJs, eooals eenigen* zeiden, de Mahdi of, zooals anderen het beter meenden te weten, een van diens voorboden was. ^ De befaamdste geleerden zouden hun aanzien verliezen als zij niet m 3e algemeene geestdrift gedeeld hadden de meesten zijn echter ook zonder uiterlijken drang slechts al te zeer daartoe geneigd. De Fetwa, welke de Ulama van de Azbarmorskee in Kaïro op hoog bevel uitvaar digde, maakte op de Muzelmannen dan ook in het geheel geen indruk. De Fetwa beschouwde men kortweg als een offioieelen leugen, en een noogst ontwikkeld Egyptenaar zeide tot den schrijver: wanneer de Mahdi Eaïro binnenrukt, zal hem de gansche geleerde en onbeschaafde bevolking met opgetogenheid tegemoetgaan, slechts zulke huichelaars uitgenomen, die zich te zeer gecompromitteerd hebben, als dat de geloovigepa zich op hem verlaten konden. De geheele internationale maatschappij, die van Mekka uit, op het 'algemeene Mahomedaansche leven zulk een beteekenenden invloed uit oefent, was met zeer geringe uitzonderingen Mahdistisch. Overwinningsberichten gelooft men gaarne in de Maaomedaansche wereld, wanneer 'zij fabelachtig klinken of uit onzuivere bronnen afkomstig zijn; bepaalde oordeelvellingen over de aanspraken die een man als Muhained Ahmed maakte, onderwerpt men daarentegen aan een nauwkeuriger onderzoek. Met berichten die daarop betrekking hadden, handeldo men in lietkrantenlooze Arabiöveel kritischer dan in Europa, waar het publiek al den onzin, dien de dagbladcorrespondenten het voorzetten, zonder protest slikte. In Mekka verbeeldde men zich in toongevende kringen niet omtrent (de missie van Muhamed Ahmed het juiste te weten. Den leeken was 'het voldoende te weten, dat de Mahdi uitverkoren was om duizenden en nogmaals duizenden kafirs (ongeloovigen) naar de hel te zenden. Voor de geleerden was het slechts de vraag of de overwinnaar de Mahdi zeii' of een voorbode was. In het gansche manifest van den Mahdi kwam niets voor, dat zich in geval van nood niet met de Mahomedaansche orthodoxie rijmen liet. In Mekka verhaalde men dat geleerden tot Muhamed Ahmed gekomen waren en hem gevraagd hadden of hij de Mahdi was. Hij had geant woord : Ik bid Allah om vergiffenis. Neen, ik ban des Malidi's Dienaar; maar de overdreven vereering van onwetende lieden heeft mij dezen Vakehen titel bezorgd," De schrijver geeft te kennen dat hij niet zonder bedenking is tegen de echtheid der proclamatie. Een ontwikkeld Egyptenaar voerde eens in zijn bijzijn met een evenzeer ontwikkeld bewoner van Mekka van goeden huize een interessant gesprek over de gebeurtenissen in Soedan, waaraan het volgende ontleend wordt. Is Muhamed Ahmed de Mahdi ? Daar van laat zich veel zeggen: hij schijnt tot het geslacht van den godsge zant te behooren, de t.ijd van zijn optreden is zeer juist; hij is niet voor heerscher opgeleid, maar het door een wonder van Allah gemaakt; hij overwint de ontzettende strijdkrachten der Kafirs bij elk treiien. Wat zegt men dan ia PJgypte omtrent de overleveringen, volgens welke da Mahdi van elders moest komen, zij het uit Mekka of uit Maghub'?" Daarover heeft men bij ons deaelfde meening als hier; de overleverin gen zijn talrijk en daaronder zijn valsche en echte overleveringen. Hare uitlegging heeft moeielijkheden, de onfeilbare uitlegger echter is Allah. Zouden de door hem vooruitbepaalde gebeurtenissen net zoo beslissen dat de Mahdi iiog niet verschenen is, nu, dan is Muhamed Ahmed een voorbode; deze ia men evenwel niet minder gehoorzaamheid ver* gehuldigd dan den waren Mahdi zelf. Wanneer Allah zulke volken als de Soedaneezen eenmaal op den weg der overwinning gevoerd heeft, dan laat ook de bevolking van cultuur* landen zich gemakkelijk medesiepen. De beschaafde menschen willen echter eerst door ontwijfelbare resul* taten het bewijs geleverd hebben, dat werkelijk Gbds leiding en niet het een of ander spel van den Satan de beweging heeft doen ontstaan. Is de zaak eenmaal zoo ver gekomen, dan vraagt men ook hier in Arabi niet angstvallig meer, of wel alle voorteekenen en voorboden reeds aan wezig zijn. Is de overwinnaar de verwachte Mahdi des te beter; is bij een voorbode, dan gaat men hem met dezelfde vreugde tegemoet; ware hij ook geen van beiden, zoo is toch in elk geval zijn leger een leger der Muslim, dat na een al te langen tijd van slapen, weder eenmaal den moed hervat, het ongeloof te behandelen, zooals Allah het zyner gemeente bevolen heeft." EEN SOCIALE STUDIE. Bij Wilhelm Friedrich in Leipzig zag dit jaar een zeer merkwaardig boek het licht over den toestand der maatschappij in de beschaafde staten van Europa. De schrijver, die zich niet noemt, gaf aan zijn werk den aantrekkelijken titel: Die Aristokratie des Geistes als Lö'sung der sozialen Fragc." Het zij mij vergund, hier uit den rijken inhoud het een en aader mee te deelen en de gegeven opmerkingen en plannen aan eigen waarneming te toetsen. Den mensen te schilderen in zijnen strijd om het bestaan was het niet alledaagsche doel van den schrijver; het standpunt, dat hij bij die schildering blijkt in te nemen, is hoog genoeg om objectiviteit mogelijk te maken en niet zóó hoog, dat de ware verhoudingen der sociale ver schijnselen onderling uit het oog worden verloren. Hij is van oordeel, dat bij de gewone klachten over maatschappelijke kwalen de persoon lijkheid te veel op den voorgrond staat, zoodat men juist over- datgene klaagt, wat eigen wel of wee direct betreft. Met die beperkte voorstel ling van het maatschappelijk kwaad hangt eene bekrompen opvatting zijner oorzaken samen. Om de eene of andere reden haat men bepaalde maatschappelijke instellingen of gebruiken: de kerk, het ongeloof, de regeering, deze of gene partij, dit of dat ra8, en maakt die dan tot den zondebok van alle kwaad, dat men er mee in verband kan brengen. Dit is misbruik van verstand tot bevrediging van hartstocht. De beperkte opvatting omtrent de oorzaak der znaatfichappelijke kwafeii brengt onvoldoende pogingen tot verbetering mee, die als de middelen van den onkundigen geneesheer slechts een of ander uiterlijk verschijnsel der kwaal aanvallen, zonder het kwaad zelf te vernietigen, dat zich spoe dig op andere wijs zal uiten. Zoo bijvoorbeeld bestrijdt men de kerk, die de beschaving hinderend in den weg treedt, en vermeerdert daardoor slechts immoraliteit en bandeloosheid bij het volk. De diepte van het kwaad te peilen, daartoe noodigt ons de schrijver uit. Door een helder betoog, met feiten gestaafd en door tal van bewij zen gesteund, leidt hij ons tofc het besluit, dat onze maatschappij ziek is, doordien de mensch al te zeer de belangen der soort uit het oog heeft verloren voor die van het individu. Hierdoor is bij het genus mensch de Zuclilwalil bedorven en daardoor de Anpassungs-fühigJceit aan sociale eischen sterk verminderd (1). Ia de menschenwereld is de strijd om het bestaan, voor zoover hij niet tegen anorganische natuurmachten wordt gevoerd, ontaai d in eenen strijd om de bevoorrechte plaatsen. De menschen ontnemen elkander ia een beschaafde maatschappij niet meer het leven zelf, neen, alleen de moge lijkheid om te bestaan. In den regel is er in dezen kamp geeii sprake van eenen bloedigen dood, slechts van een chronisch sterven door honger en ontbering, waardoor bij hen, die de nederlaag lijden, de gemiddelde levensduur 36 a 50 pCt. kleiner wordt. Bovendien wordt onder beschaaf ie menschea uiet op de ruwe manier der andere diersoorten te werk ge gaan in den levensstrijd; maar naar bepaalde oorlogswetten, die men recht noemt. Deze hebben echter niet tot resultaat, dat de meerderheid vooruitgaat en in geschiktheid om te leven toeneemt, zoodat de soort wordt veredeld; deze wetten werken noch positief gunstig in zoover, dat de beste individuen de beste plaatsen veroveren; noch negatief gunstig, in zoover, dat de slechten onschadelijk worden gemaakt. Hoe zijn de beste levensvoorwaarden verdeeld? Hierbij moeten natuurlijk voor elk individu zijn afstamming in aanmer king komen en zijn lichamelijke, inteliectueele ea moreele eigenschappen. lu de menschenwereld nu is de waarde der persoonlijke hoedanigheden aanmerkelijk geriuger dan in de dierenwereld, waar iadividueele kracht en behendigheid meestal in den strijd de overwinning verzekeren. Door de maatschappelijke aaneensluiting der menschen heeft zich namelijk eene macht gevormd, zoo ver boven den alleenstaande ver heven, dat hij alleen in den strijd weinig beteekent en het er maar op aan komt, de macht der vereeniging ten eigen bate te kunnen aanwenden. Het toeval der geboorte speelt daarbij eene groote rol. De sociale wet der inertie, het sociale vol hardingsvermogen, heeft het erfrecht ingesteld eu zoo neemt zonder censuur of strijd hij, die door het toeval der gebooite tot de bezittende en heerschende klasse behoort, de beste levens voorwaarden van zijne vaderen over. Bezit is meestal de vrijstelling van concurrentie door persoonlijke eigenschappen; het erfrecht deelt abonne menten uif, voor plaatsen aan de tafel des levens. Zoo wordt de natuurlijke Zuchttvn!il belemmerd, want aan onwaardige individuen worden maar al te vaak de beste levensvoorwaarden verspild, terwijl velen der door persoonlijke eigenschappen uitstekend toegerusten in den levensstrijd oudergaan door den druk van ongunstige omstandig heden. Gelukt, het hun, dien druk te boven te komen; veroveren zij zich een goede plaats, dan heeft vaak de zware concurrentie hunne kracht verlamd, zoouat geen gccd toegeruste nakomelingschap van hen te ver wachten is. Welke zijn de persoonlijke eigenschappen, die de opklimming tot een»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl