De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 31 januari pagina 11

31 januari 1886 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 449. BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 .boogere klasse in de maatschappij mogelijk maken V Zijn het die, welke het ideale type van den mensch eigen zijn? Hier komen wij aan de tweede omstandigheid, die onder de menschen den gewenschten uitslag van den Btrijd om het bestaan belet. Niet alle eigenschappen, die voor het individu nuttig zijn, strekken tevens tot veredeling van ons geslacht; uit het oogpunt der soort gezien, kan eene hoedanigheid zeer gewenscht zijn, terwijl zo het individu tot niets nut is in den strijd om het bestaan. Er is eeue treurige dishar monie tusschen die belangen. Da vroeger zoozeer begeerde lichaams kracht is sedert de ontwikkeling van vreedzamer tijden geen middel meer, om zich de begeerlijkheden van dit leven te verschaffen. Slechts en kelen komt zij rechstreeks te stade in den strijd om het bestaan en dan nog wel de minder goed geplaatste, niet-bezittende klassen; zijdelings is zg echter voor ieder van belang door de vermeerdering van werk- en levenskracht, die zo meebrengt. Toch is die lichamelijke kracht geens zins in die mate voorwaarde van succes, als wenschelijk ware voor de physische instandhouding en verbetering der soort. \eel doelmatiger gaat men te werk bij intellectueele eigenschappen. Het intellect vindt den weg naar de beste plaatsen in onze maatschappij vrjj wel voor zich open. Men vergete echter niet dat hiar vooral aan gezond verstand, aan een met helderen blik op het practische gerichten geest moet worden gedacht. Bezitters van deze soort van intelligentie komen in de wereld vooruit. Eene voornamere intelligentie, de richting van den geest op het ideale, die aristocratie naar den geest, die ieder weldenkende in het belang der soort moet achten, is in den tegenwoordigen strijd der belangen eerder schadelijk dan nuttig. Slechts in de zeer weinige gevallen, dat die ideale richting samengaat met algemeene be schaving en scheppende kracht, levert,zij voordeel in den strijd, zooals groote en voorspoedige kunstenaars, schrijvers en staatslieden bewijzen. Blijft de voorspoed echter uit, die deels van het toeval, deels van de gemiddelde ontwikkeling der toongevende wereld afhangt, dan is het begaafde individu er «lechter aan toe, omdat het zfo'ue krachten verspild heeft in de oefening der ne gave. Zooder met scheppende kracht samen te gaan, blijft de luxe van aan leg voor het ideale alleen ongestraft bij de.bezittendeu; de andereu heb ben by de tegenwoordige toestanden groote kans, om onoractische droomers te worden, die zich voeden met de broodkruimeltjes, vallend of ook misschien njèt vallend van de tafel der rijken, of zij knotten hunne vleugels en worden brave middelmatighsden. Terwijl zóó tal van begaafde naturen een kommervol bestaan leiden, wordt in dorre hoofden beschaving en ontwikkeling gezaaid. Zij hebben voor geestelijk voedsel geen honger, verteren de spijs dus slecht en ver lammen hun onderscheidingsvermogen steeds meer door overlading met die. kennis, die nu eenmaal door den standaard van beschaving wordt geëischt. Veel slechter is het nog gesteld met de moreele eigenschappen en hare waarde voor soort en individu. Reeds bij de voormonsehelijke ontwikkeling speelden de beide vorige factoren, lichamelijke en verstandelijke kracht, eene rol; de natuur heeft bier dus eenige wetten gegeven, die de kort zichtige mensch niet kan veranderen; maar de zedelijkheid is een gewrocht van het menschelijk verstand, dat zich slechts eene enkele maal aan de lessen der natuur spiegelt; bijv. als het gevaarlijke misdadigers door de doodstraf uit de samenleving verwijdert. De justitie heeft meestal slechts vernietiging of neutralizoering van slechte handelingen op het oog, niet de slechte menschen, die ze verrichten; daarom is zij slechts een palliatief tegen de gevolgen van het kwaad, niet een afdoend middel er tegen. Een hoog zedelijk standpunt is in gsenen deele voorwaarde voor de gun stigste levensomstandigheden en wat de samenleving baat is uit zedelijk oogpunt soms zonder waarde. Zoo is de burgerlijke eer noodig in den ouderlingen stryd om het bestaan. Maar de eer is slechts de meeniug van anderen omtrent een persoon, het algemeen gevoelen, dat die persoon tegen geen enkele strafwet in verzet is gekomen. Nu is echter die mee ning dikwijls verkeerd, vooral omtrent hen, die geslepen genoeg zijn, om bij hun onwettige handelingen de nootlige voorzichtigheid in acht te nemen. Zoo valt hier de moreele Zucldwahl met de intellectueele samen. Noch misdaad, noch straffeloosheid voor de wet zijn evenwel de uit drukking van iemands karakter, maar zij.zijn beide een uitvloeisel van het karakter in verband met de uiterlijke levensomstandigheden. Laat men de geschreven wet buiten beschouwing, om de ongeschreven wetten der moraliteit te raadplegen, dun bemerkt men, dat niet gewetenstrouw, maar ruimte van geweten een scherp wapen is in den strijd om bet bestaan. Echt zedelijke handelingen gaan niet zelden gepaard met oft'ers, die de dader heeft te brengen en die hem slechts indirect van nut zjjn door het welzijn var» het geheel, dat erdoor bevorderd wordt. Die handelingen zyn als een belasting in het belang van het algemeen; wie zich er aan onttrekt, vermindert wel is waar den ganschen schati maar niet zijn evenredig deel in verhouding tot dat der anderen. Andere, eigenlijk egoïstische deugden, als voorzichtigheid, matigheid, tegenwoordigheid van geest, moed en volharding, die voor het individu van zoo groote waarde zijn, komen gelukkig ook de soort ten goede. Voor die goede eigenschappen is echter de concurrentie moeilijk gemaakt tegen een paar andere, waarop door maatschappelijke toestanden premiën zjjn gezet. De bevoorrechte plaatsen worden namelijk in deze wereld niet verdeeld door eene blindelings werkende maatschap pelijke machinerie, maar door onze medemenschen en dus zijn ter ver werving van die plaateen juist zulke eigenschappen gewenscht, die de gunst der bemiddelaars weten te winnen, als daar zijn, onzelfstandigheid, lafheid, omkoopbaarheid en vleierij. Natuurlijk zullen ook goede eigen» schappen de gunst der menscheu winnen, maar niet in dezelfde mate', want die laatste zyn nuttig voor den manschheid in het algemeen, de eerste voor den enkelen uiensch, die ermee gebaat wenscht te worden. (Wordt vervolgd.) F. J. van Uildriks. (1) Men vergere ho» gebruik dezer vreemdelingen; bun Nederlandcche collega's EÜjl of leeljjk of niet veelzeggend, INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Spectator, 30 Jan. Berichten en mededeelingen (Dr. Berghman over de Elzevier»; Paul Baudry; Miehel Musées ei' Allmagne; dr. S. Bireh; Fraoesco Jerace; enz.). Novellen van Paul Heyse en C. F. Meyor. a'oor dr. G. W. C. Byeanck,, Het griekscho volkslied va» Ehigas, door A. Flamenf. Uit het militaire leven, XII, door v. W. Pluksel: Balk en splinter; Kapperswaanzin). Verbetering. Plaat: Pallas Athena'a protest. Portefeuille, 30 Januari. Noovdsehe mythen bij de Indianen in Koovd-Amerika. Salve, die KaiseHatoehter. A. Buiding, Lettere on hare grondvormen, enz., door P. van Looy Jr. .Eene mis kende Kunst Een Nederlander over Ncderlandsehe literatuur. f raus de Vrits, Van Frieachen bodem, Fy Lütsen! Iepen brief i'en Dr. L. H. Wagenaar?Uit Vlaan deren. Manrit/t H. eau. Lef, Fladderende Vlinders. Betsy Perk, Ylme, prinses Uaschkoiï-Waaenzafi'. Indische typen, door J. A. Uilkene. ? - J<'. W. Dnjt-er, Jong»te hypothese aangaande dea oorsprong der Evang. Geschiedverhalen door Dr. J. Cranier: Da Godsdienst evenmin Moraal als Metbaphysica door G. H. Lamers. ? d. B., Echt Ncd'iiiaadsch. Lozing van Mevr. Scünoider. Der Söldlins odep Holland» Kegiruent auf Java von Heinrich Bokemeyer. H. W. Bcmcher, Tireeiaa and other I'oems, by Allred Lord Tennyson. L. Siiiimis M:H., Toaueelkout. . Clemeiis, Schouwburg raacati, de. minaarijen yan Cleopatra. J. J:', u. &,, Catalogi» Varia. Astitieri, Sahnsucht. Ingezonden. MILITAIRE ZAKEN. IETS OVER DUITSCHE KOLONIALE TEOEPEN. Met het verwerven van koloniën deed zich voor alle Europeeuche staten de moeielijkheid voor, hoe men troepen zou aanwerven en ovganiseerea om die volksplantingen te verdedigen. Toen Engeland en Nederland, Spanje en Poriiigal in de 16e en 17e eeuw verwijderde landstreken bezetten, kende men nergens eene andere legervorming dan het stelsel, dat nog heden in Engeland geldt: vrijwitr lige aanwerving. Met dat stelsel hebben Engeland en Nederland het tot heden gedaan; dat het vele bezwaren medebrengt, vooral voor een land met geringe bevolking, is reeds meermalen betoogd. In Franiïrf/k heeft men, sedert de To«fcïw-expeditie herhasdde verster king der koloniale troepen noodzakelijk maakte, eveneens te worstelen gehad met moeielijkhederi, te meer dewijl men getracht heeft geene bui» tengewone werving te organiseeren, maar met de normale legervorming uit te komen. Voor Algerï, dat meer als eene Franache provincie wordt beheerd, deed zich de moeielijkheid niet voor, daar men het geheele 19<Se legerkoifjs met een eigen staf, gendarmerie, trein, administratie en verdere hulpdieo» sten als voste bezetting voor deze kolonie bestemd heeft. Sedert DuilscJdand als koloniale mogendheid optreedt en onder ver schillende karakters zijne vlag ontplooid heeft aan de Senegal, de Slaven7;ust, de Golf van Guinea (Cameroun), Angra-Paquena, aan de JKtist v&n Za-Hzibar en op de Noordkust van Sornco, komt ook in dit land mees en meer de vraag ter sprake, hoe men in de behoefte aa>tk koloniale troef pen zal voorzien. Het gebied van Cameroun schijnt voorloopig de meeste zorg te barend Sedert Maart 1885 heeft Duitscliland Lij contract met Engeland hier een gebied verkregen van ongeveer 100 K.M. langs de kust en zich verre landwaarts in uitstrekkende, zonder dat de juiste grens bepaald is. Langs de oevers der Cameroun woont eene vrij dichte negerbevol&jng, die zich volstrekt niet vreedzaam onder het Duitsche bestuur heeft willen schikken. Reeds heeft het kanon hier dienst moeten doen om eenige negersteden te tuchtigen; de haat tegen het blanke ras is bij de inboor lingen zoo sterk, dat zij alle kinderen, waarin aij vreemd bloed vermag den, doen ombrengen; steeds liggen 3 oorlogsschepen op de kust om d kolonie te beschermen. Het schijnt alzoo, dat althans deze kolonie niet bestaaa kan zonder eenige militaire macht; dat men daarbij aan een Europeeschen Vorm nis? behoeft te deuken, spreekt wel van zelf. De factorijen en plantages zijn over eene groote ruimte verspreid, lijf. gen ± 40 K.M. langs de Camcroun opwaarts, het vervoer der produïCf ten heeft gedeeltelijk langs die rivier, gedeeltelijk per karavaan plaats en elk dezer heeft detachementen noodig om haar tegen de roofziekïa bevolking te beschermen. Eene van troepen geheel ontbloote EuropeQ* Bche nederzetting levert onophoudelijk gevaar op. Hierbij komt, dat men enkele, zoogenaamde bevriende" stammen tegen de andere negers moet kunnen verdedigen; op de hulp dier bevriende stammen moet men hierbij niet te veel rekenen, daar zij veelal dég£. woonte hebbeu in 't laatste moment den bondgenoot in den steek t9 laten. Zal men aan de mogeh'jkevwijs in het land zelf aan te werven of t$, lichten troepen ooit iets hebben, dan moeten deze voortdurend onder djb wapenen worden gehouden; men kan ze niet, als in het moederland, naar huis zenden als ze niet meer noodig zijn. Groot of sterk behoeft daarentegen de Kern der koloniale troepen niét te zijn. Zelfs machtige negerkoningen hebben in den regel niet meer daa 600 a 800 man geregelde troepen, van welke ongeveer de helft met vuifi> Bteen-geweren gewapend zijn. Voor de verdediging alleen zouden enkele compagnieën, op Europeesch wijze georganiseerde en gewapende, soldaten reeds voldoende zijn. e negers hebben echter eene wijze vau oorlogvoeren als vele onbeschaafd^ volken; zij trekken iu bosschen en gebergten terug en zijn eigenlijk niet onschadelijk gemaakt, vóór men hunne dorpen verbrand en hunne weer» bare mannen gevangen gemaakt heeft. Men houdt zich ernstig bezig met de vraag, uit welke volkeren eeno dergelijke permanente krijgsmacht te organiseeren zou zijn. Het klimaat sluit de Europeërs buiten. Beter zijn Ilmdous, die met vrouwen en kinderen overkomen en zich aan de Afrikaansche kust blijven nederzetten. Meu stuit echter bij deze werving eenigsdns op staatkundige bezwaren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl