Historisch Archief 1877-1940
No. 449
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAN D.
AJ* «en» kleinigheid, die natuurlijk aan de waarde der compositiën
géea af breuk -doet, en gemakkelijk te verbeteren ia, stippen wij aan, dat
de componist, voor zijn aanduidingen van tempo en nuanceering,
Hollandschéj FranSche en Italiaansche woorden dooreenhaspelt. Hier dient de
regel gevolgd : alles in het Nederlandsch, of in het Italiaansch, dat, voor
Booter het deze korte aanwijzingen betreft, voor ieder musicus verstaan
baar 1*8.
Van' de "beide liederen, door den heer Loser gecomponeerd, ia het eerste
in den stijl van Abt of Kückèn geschreven. In dit genre kan het echter
eene eervolle plaats innemen. Veel meer oorspronkelijk is het tweede,
met zijne eenvoudige, eenigszins arehaïstisch gekleurde begeleiding. Wan
neer dit nummer door onzen voortreffelijke!» tenorzanger, den heer
Rogmans, aan wien de beide liederen zijn toegewijd, voorgedragen wordt,
zal het ongetwijfeld een uitmuntenden indruk maken. De heer Brix von
Wahlberg heeft, zooals men dit van hem gewoon is, voor eene zeer
aett* uitgave gezorgd. E. D. P.
TEN-TOON-STELLING INTERNATIONALE KUNSTVEREENIGING.
?500 stukken van verschillende meesters", in eene beperkte ruimte,
drie hoog naast elkander te hangen, is eene zeer bedenkelijke zaak. Toch
gaan alle officiëele ten-toon-stelling- en muzeüm-rhoofden" daar met het
kalmste geweten van de waereld toe over. Men schijnt de moeilijke pozitie
van het geëerde publiek", tegenover de noodiging om al die gerechten
binnen weinige uren te komen konsumeeren, . niet in te zien. Het publiek
» heusch: ot wel het verbloemt de onverschilligheid, waarmee het als
met glazen pogen die vruchten van zoo veel denken en zoo veel inspan
ning heeft aangestaard ; of wel het vraagt vergeving voor de vermoeid
heid,. de zenuwaandoeningen, de galerijkoorts.-waarmeêhet de verzameling
verlaat.
Men kan geen kunstwerken genieten , als- of de ten-t oon-stelling
oe revue was van een paar bataljons infanterie. ; Het zien van een revue,
van een harddravery, is een barmoniesch genot; het twee, drie uur lang
ia. 2ieh opnemen van talrijke schilderijen is eene maatschappelijke
plichtsvervulling, die ons deorgaands op eene «esthetische indigestie te staan
tornt,
Op nw gemak weinige kunstwerken na elkander zien is veel aan
nemelijker.
Het werk bij-een-brengen van n kunstenaar, en er eenige uren aan
wijden om het te bestudeeren, kan doorieaands geschieden zonder
vergr^p-aan de . schoonheid, die met kieschheid, met ontzag, bij kleine hoe
veelheden behoort genoten te worden. ,
Wanneer men in den Bonten mantel de 3i schilder- en teekenwerken
van Mej. Thérèse Schwartze is gaan bezoeken, heeft men een hooj? en
daarbij rustig kunstgenot gesmaakt. Het bracht u in een stemming, waarin
men blijven kan. uwe ziel heeft niet allerlei bokkesprongen te maken, om
doorgaanda gehaast, her- en derwaards, van het boerenbinnenhuis in
dec veldslag, van de volle zee in den coin d' atelier, van de koeyen op
het stilleven, neer te duikelen.
Het beste ia natuurlijk, in gewone gevallen, maar eene schilderij in het
zeilde uur te zien; het goede, meerdere werken van den zelfden kunstenaar
na .elkaar te genieten.
Nog onlangs hadden wij het voorrecht den gróoten meester H. W. Mes
dag heel zijn luisterrijk talent, de breede vlucht zijner gezegende wieken
m de voorzalen der Kunstvereeniging te zien ontplooyen. Thérèse
fcchwartse doet ons land niet minder eer aan dan de beroemde
Groning» j;-Hagenaar,
Men zie (iadien bij de verschijning van dit artikel de stukken nog niet
door anderen vervangen zijn), te midden der olieverwschilderijen, het
stout aangezet portret eener Moeder (Xo. XX V), wier zedigheid zich wel
licht de grootheid harer dochter niet bekennen durft, daar de druk en
ernst meer dan de glorie des levens uit hare trekken spreekt.
Zie, daarnaast, dat heerlijke kop jen In de kerk" (XXVJ): wat rijkdom
van toon en malschheid van toets.
llusa" (XXVII) herinnert ons de Madonna van Dresden, niet de
Moeder, maar het Kind: jeugd, gedachte, meiisehenkennis, zelf- gevoel.
Wat verkiest gij ? dat lieve kinderkopje" (XXIX), met die lichtbruine
oogen? of het Heimwee" van eene jeugdige Mignon (XXX)? Komt
Prof. Beets, in dit milieu, niet eens zien, hoe zijn kleinkind er schittert
(XXXI) ? Men denkt aan 't blaauw satijnen kussen".
En dan die prachtige pastels, die aan de oliever w schier niets te
benijden hebben: dat charakteriatieke Weesmeisje", dat rijk gekleurde
Roodkapje", dat portret van Jufv. v. D., die blaauwoogige No. V.
Welnu, maak eens een sprong, en hang die ontzettende oogen Un regard"
ernaast! Zulke oogen hebben Ie petit Chose getroost over zijn Pn'ows-leven.
Wilt gij weten, hoe men met houtskool studeert : hoe men met
meestertrekken de na;uur op ean wit papier hecht, zóó dat ieder-een voelt, dat
hier een kunstenaarshart de lijnen ea plans begrepen, verwerkt, op nieuw
beaieid heeft? Beschouw daa na elkander de NOS. VII tot XXIII.
't Is aangenaam in een kamer te komen waar, of het portret hangt
van Prof. Harting, van den (nienweren) Leidschen fleinsius, van Fred. Mul
ler, van den Heer en Mevr. D. M. O., maar zulke werken moeten
iiiet te-gelijk genoten worden. De hier ten-toon-gestelde kunnen, in de
verscheidenheid van hoogte waartoe zij gebracht zya, lichter
te-zamentomen.
Mij dunkt dat wij, met onze portretschilders aan wier hoofd eene
Vrouw staaat, tegenover het buitenland niet verlegen behoeven te zijn.
Wij hebben tronweni nog andere beoefenaarstere der kunst, die ons
tot eere zijn.
Mej. Marie Wandscheer, kweekeling der Rijks-Akademie, die laatst in j
Arfi dat aardige wandelpaar cosluntë-consulat heeft ten-toon-gesteld,
beeft ook in de Kunstvereeniging" twee fraaye ^ewrü-portretten : vooral
?eene blondine en trois quart is z^er bekoorlijk ; beiden doen het geoefend
f euesel van Jufo Wandscheer eer aaa,
Wat werk van vrouwen betreft, mogen wij ook met veel lof gewagen
van eene porceleinschildering van Mej. Boelen, eene dochter van onzen
bekenden letterkundige. Het komt ons voor, dat Mej. B. in juiste waar
neming der natuur, talent van schikking, en gevoel voor harmonie, aoowel
als m uitvoeringskunst, belangrijk is vooruitgegaan.
Wij mogen eerlang ook eene expozitie van werken van Mevrouw Zubli,
geb, v. d. Berch v. Heemstede te-gemoet-zien.
Inmiddels heeft men in de zaal, waar de schilderij van den Heer
Leighton hangt, ook een vijftal prachtige levensgroote <?e«re-portretten
van den beroemden Jcan Francois Portaels, Direkteur der Akademie van
Brussel, kunnen expozeeren.
Dit is te meer te waardeeren, om dat de Heer P. tegenwoordig maar
zelden zijne werken ter openbare beschouwing biedt.
Hij is onovertroffen in het aanschouwelijk maken van elegante vrouwe
lijke schoonheid en geeft daarvan hier de meest doorslaande bewijzen.
Marianne" ademt zachtheid, te midden van hare getemperd roode omge
ving, met haar groene borst juweel en bonten waayer. Zij is zich de leven
dige blankheid van beur hals volkomen onbewust.
Déception" eene Zuid-Europeesche, met donkere oogen, donker tot
waar zich voorhoofd en kaken zachtkens ronden. Tegen eene mat blaauwe
gefigureerde draperie komt haar grooische buuste uit. Zij houdt den
waayer nog in de rechter hand, terwijl de linker krampachtig het briefjen
frommelt, dat de deceptie bevat.
No. 3 is eene jonge vrouw, van zinnelijk aspekt, met baar weelderige
zwarte haren, oostersch gebloemd kleed en een rookenden cigaar in de
vingers.
Dan volgt bet portret ten voeten uit van een lief kind, achteloos in
een stoel geleund en het blaauwe lint van een hoed vasthoudend, met
welks ander einde een katjen, groen en scherp van oogen, aan 't spelen is.
Het vijftal wordt voltallig gemaakt dooreen lief bloemenmeisjen, geheel
in witte wol gekleed, met een witte opake muts, levensgroot als al hel
overige.
Als de Kunst-vereeniglng voortgaat steeds zulke merkwaardige
tf.ntoon-stellingen te geven als tot dus-verre, ka i zij bövoortduring op &i
belangstelling van alle schoonheidsrereerdera rekenen.
20 Jan. A. Th,
ALMA T AD A MA,
door V. Ebers.
VI.
Yosmaer laat zijn Aisma, voor wien Tadeaaa tot model heeft gediend,
op de vraag: Wat? Japansuh? Is dat dan ook mooi V" het volgende
antwoord geven, dat geheel overeenkomt met de zienswijze van onzen
meester: Schoon? meesterlijk! Hunne bloemen eu dieren zijn fraai.
Bezie maar eens den waaier van Mevrouw van Buren, maar goedbezian,
bezien en beschouwen.
Is er iets bekoorlijkers en stouters, eu dat is geheel van zelf en zonder
bedenken zoo beengeworpen ..." Daarop vergelijkt hij Pompeïsche muur
schilderingen met de figuren op den Japanschen waaier en zegt: Even
vast geteekend en geestig ontworpen zijn deze ranken en bloemen en
vogels; hoe los zijn ze er op geworpen! En soms zijn de Pompeïschè'de
coratieschilders nog verder gegaan. Herinnert gij u niet in de eene zaal
die mussh op een tak gezien te hebben? Grijsachfig grotn, fluweelzaeht,
eigenlijk geheel kleurloos, het is een meesterstuk!"
Eveneens moesten met zijn smaak overeenkomen de fraaie
basrelieffiguren in de graven uit den Pharaonentijd, zoowel om de stoute teekening
als om de geestige opvatting. Hij wist ze met hulp zijner rijke kunste
naarsverbeelding al-i het ware van den steenblok los te maken, 30 warm
levensbloed in te gieten en ze beaieid en vol leven weer in nieuwe betrek
kingen tot elkander te brengen, die zijne eigene vinding waren, en toch
weder den stempel droegen van dat eigenaardig Egyptische, dat het
zoo gemakkelijk maakt, de oudheden uit den Pharaotijd van alle andere
te onderscheiden. Hij wachtte zich daarbij wei de misslagen'te begaan,
tot welke een strenge priesterlijke regel de Egyptische beeldhouwers en
schilders dwong. Voorzichtig maakt hij losser, wat stijf en gebonden
voorkomt op de gedenkteekenen, daar hij weet, dat de Egyptenaren geen
volk geweest zijn van stijve schoolgeleerden, maar een bewegelijk volk,
geneigd tot overmoedige feestvreugde, tot doeltreffende geestigheid en
hartstochtelijke droefheid: slechts daar, waar hij ze voorstelt onder de
macht der priestelijke wetten, weet hij hun zulk een eplechtige, gemaakte
houding te geven, dat het is als zijn ze afgedaald va u de reliëfs aan de
tempel- en graf wanden. Toch zoekt men ook hier te vergeefs naar dit
in het oogvallend vreemde, dat aan een bindenden regel ten laste moet
gelegd worden.
Zooals hij ze op zijne eerste Egyptische schilderij (1SG3) een feest voor
drie duizend jaar'' voorstelde, zoo moeten da Egyptenaren er inderdaad
hebben uitgezien als zij de zorgen des levens in feestgenot vergaten;
zooals de waardige man, dien hij twee jaar later schilderde, heeft menig
bewoner van Memphis voor zijn huis gestaan, en hoe vol levens waarheid
en toch echt Egyptisch is de schaakspelende groep" (1835), van welke
wij de stout heengeworpen potloodschets gezien en opreuht bewonderd
hebben. Als wij een mensch, die gewoonlijk zonder kleeding te voor
schijn komt, zich met iets zien bezighouden waartoe eene hoogere ont
wikkeling des geestes uoodig is, dau heeft dat voor ons iets verbazends,
en daar die naakte gedaante iets geheel anders doet als wy van eene
dergelijke gewoon zijn, te zien, werkt zij zoo krachtig en opwekkend.
Er zijn over het karakter van alle volken zekere vaste voorstellingen
ontstaan; evenals het algemeen den Franschman voor lichtzinnig houdt,
zoo stelt, het zich den Egyptenaar norsch en somber voor; ais men hem
zich als een levenslustig mensch kan denken, clan toont men reeds een
betere keunis van ziju leven te h<;bben. Ook Tadenia verstaat het voor
treffelijk zic'n den Egyptenaar voor te stellen bij het spel, bij feestgenot
en vroolijke aandoeningen, msar aog meesteiijker gelukt het hem, eaoaJ»