Historisch Archief 1877-1940
?12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 450
maar een schram was, »en dan zal ik eens zien of ge geschikt
zijt voor de vrouw van een Californiër."
Ik deed het zoo goed als ik kon want ik wist dat ik hem
daardoor meer zou treffen dan door nutteloos klagen en huilen
en tóen ik daarmee klaar was, kuste hij mij weer innig en zei
zoo hartelijk en getroffen dat ik er geheel verrukt door werd:
»God zegen u, mijn liefste! ik dacht wel dat gij juist de geschikte
voor mij waart, maar nu ben ik er zeker van!"
O! hoe lief had ik hem voor die woorden! Men had thans ook
n de buurt den brand bespeurd en een menigte menschen was
aangerukt. Doch nu neef James geslaagd was in wat hij zich
had voorgenomen de redding van Nora en Tagart en nadat
hij zich verzekerd had dat ook de bedienden in veiligheid waren,
ging hij mij ter zijde en in de verwarring sloeg men geen acht
op ons en konden wij gemakkelijk ontsnappen. Den volgenden
dag scheepten wij ons in op de stoomboot die naar Californi
bestemd was en werden wij door een geestelijke, die zich aan
boord bevond, in het huwelijk bevestigd. Gedurende die plech
tigheid keek ik dien man met een vreemde gewaarwording aan,
en geloot niet dat ik dwaas of krankzinnig was ik ver
klaar, zoo waar ik leef en op mijn woord van eer, dat ik Guy
Lawrence voor mij meende te zien, maar als een verheerlijkten
engel in de lucht zwevende, terwijl hij mij aanzag met een teederen
blik en een genoegelijk lachje. De verschijning verdween, maar ik had
hem klaar en duidelijk gezien, en ik twijfelde bij mij zelve er
geen oogenblik aan dat Guy dood was.
En zoo was het ook! Toen wij te Californiëaankwamen, was
daar per telegram bevel ontvangen om James gevangen te nemen,
als beschuldigd van brandstichting en moord, maar ik weet niet
hoe men daartoe eigenlijk gekomen is. Alleen schijnt het, dat die arme
Guy, bij het brandende huis gekomen en niets van mij hoorende,
zich in de vlammen heeit geworpen, mij steeds bij den naam
roepende, en maar ik kan daarover niet verder uitweiden.
Arme Guy! arme, trouwe, mij zóó liefhebbende Guy! Ik kan toch
niet gelooven, dat ik zoo'n hatelijk wezen was, als Tagart beweerde.
Echter was het voor mijn braven man al een heel raar soort
van belooning voor zijne heldhaftige redding van mijne zuster en
haar man van zulk een verschrikkelijken dood, dat hij gevaar
moest loopen om gearresteerd te worden dadelijk na zijne terug
komst in zijn geboorteland. Doch Galiforniëis in dit opzicht een
heel ander land als Engeland, en neef James wist het met den
consul en den rechter wel te vinden, maar om alle gevaar te
ontkomen, nam hij mij den volgenden dag met zich mee naar een
afgelegen plaats in het gebergte, waar men ons moeielijk zou kunnen
vinden, en waar wij letterlijk in de wildernis leefden, tot de zaak
vergeten en ik meerderjarig was geworden. Maar al dien tijd had
Tagart niet opgehouden mij te vervolgen, doch wij waren buiten
zijn bereik, en toen James de gansche geschiedenis vertelde,
ondervonden wij zooveel deelneming, dat het niet gemakkelijk
zou gevallen zijn, iets tegen ons te ondernemen.
Zoo leef ik nu hier eindelijk, bemind, gelukkig en vrij, en als
ik soms nog eens in weemoed terugdenk aan het oude, dierbare
Engeland, dan heb ik maar een blik te werpen op mijn braven,
flinken man of mijn jongen aan mijn hart te drukken, om alles
te vergeten, en er allén aan te denken, dat ik de vrouw ben
geworden van mijn neef James een en der gelukkigste moeders,
die gevonden kunnen worden in die groote uitgestrektheid, van
de heerlijke, grootsche Nieuwe Wereld.
HET ROODE BOEK.
Men weefc dat de dossiers der diplomatieke nota's tusschcn de ver
schillende mogendheden gewisseld, veelal bestempeld worden met do be
namingen: het Oranje boek, hét Gele loeit enz.
Minder bekend is wellicht dat een documen t, onder den naam van Het
JRoode Boek in het laatst der vorige eeuw, in en buiten Frankrijk, een
Btorm van ontzetting te weeg bracht. (1)
Benige bijzonderheden omtrent dat Eoode Boek zijn niet onbelangrijk,
als bijdrage tot de kennis der toestanden in Frankrijk even vóór de
omVenteling.
Tegen het einde van November 1789 maakte de Jansenist Camus, lid
der constitueerende vergadering, opmerkzaam op het bastaan van een
register, waarin sedert eene halve eeuw de geheime uitgaven vau het
Fransche hof werden opgefceekend. Dit register droeg den naain van het
Eoode Boek.
CamuB schijnt er een oog in gehad te hebben, en stolde voor bet te
laten drukken, te einde de constitueerende vergadering een overzicht te
doen krijgen van de bijzondere toelagen en jaargelden, door cf van wege
de regeering aan een aantal personen toegekend.
De Minister van financiën, de bekende Necker, maar al te wel met den
inhoud van dat register bekend, moest om vele redenen '.venschen, dat
die inhoud geen algemeen eigendom werd, en maakte van allerlei handige
en onhandige kunstgrepen gebruik oin den druk te vertragen en te
bemoeielijken.
Eerst heette het: de drukkosten zouden niet minder dan 280,000 Livres
bedragen!
Deze onzin werd beantwoord niet het aanbod van den boekdrukker
Baudoin, am het gratis af te drukken, welk aanbod onder applaus werd
aangenomen.
Toen werd de uitvlucht gezocht dat het stuk juist bij den Koning in
gebruik was, die er eene opzettelijke studie van wenschte te maken.
De onverbiddelijke Camus liet zijne prooi niet los. Als Cato in den
Senaat, kwam hij bij elke gelegenheid op het roode boek terug; de duide
lijke tegenstribbelingen van Necker droegen er toe bij dat in elke verga
dering steeds stormachtiger om het register geroepen werd.
Nog eenigen tijd wist de staatsman te winnen, nu door groote drukte",
dan door ongesteldheid", tot eindelijk geen denkbare schuilhoek meer
overbleef en den 15 Maart 17DO het register aan de Constituante werd
overgelegd.
Inderdaad het was een boekdeel, gebonden in rood marokijn.
Op uitdrukkelijk verlangen van Lodewijk XVI waren een twintigtal
bladen, bevattende geheime uitgaven van Lodewijk XV, met een afzon
derlijken band gesloten en mochten niet worden geopend. De kleinzoon
betoonde daarmee zekeren schroom om de Pompadour- en
Dubarry-geheimenissen des grootvaders aan het publiek over te leveren.
Wat echter zijn weg vond tot de ooren van het publiek, wierp een
allertreurigst licht op de wijze waarop met de financiën van den staat
was rondgesprougen.
In twee-en-veertig bladzijden vol credifc-posten waren van 1774 tot 17S6
ingeschreven 227,985,517 Livres aan geheime uitgaven. Het is waar, dat
daaronder eenige posten voorkwamen, die men, zonder der waarheid
geweld aan te doen, bij financiën en buitenlandsche aangelegenheden had
kunnen brengen.
Wat echter bij de specificatie dier 200 millioen L. aan den dag kwam,
moge eenigszins uit het volgende blijken.
Vooreerst kwamen in aanmerking de beide broeders des konings: de
graven van Provence en Artois, later Lodewijk XVIII en Karel X.
Die heeren hadden elk jaarlijks een officieel inkomen van 4,120,000 L.,
waarmede men, zelfs in Parijs, toch fatsoenlijk moest kunnen rondkomen.
Het Roodo Boek bewees echter dat de graaf van Artois in een tiental
jaren nog 14 millioen uit de schatkist getrokken had. De minister Calonne
had dit aan Lodewijk XVI als onvermijdelijk voorgesteld om den prins
van zijne schulden te ontheffen en hem zijne gemoedsrust" weer te
geven; en de koning vond 14 millioen niet te duur om de gemoedsrust
van zijn woeligen en losbandigen broeder te koopen.
De graaf van Provence die zooals ieder wist een wijsgeer was en
slechts voor zijne studiün leefde had zich in datzelfde tijdperk met
n millioen minder tevreden willen stellen, en zijne diepgaande studiën
kostten het lijk 13 reillioen Livres, boven en behalve zijne apanage.
De gravin van Artois kreeg voor de moeite die zij zich had gegeven
om den hertog van Berry ter wereld te brengen een cadeau van 2-1,000 Livres;
zeven jaar later bij eeue dergelijke gebeurtenis evenzooveel.
Aan cadeaux en gratificatiön aan adellijke personen vond men meerdere
sommen van 50,000, 150,000, 200,000 en 1,^00,000 Livres met de vermelding:
ten einde hunne schulden te betalen of om hen in slaat te stellen tot hel
aankoopen van een landgoed.
De verschillende leden der familie de Polignac hadden gezamenlijk
niet minder dan 700,000 L. aan jaargelden ; prinsen en prinsessen vaa
den bloede trokken toelagen uit de slaatsinkomsten tot een bedrag van
2,500,000 L. per jaar. De familie der Noailles komt eenige jaren achter
een voor tot een bedrag van 2 millioen Livres.
Zekere Heer Latour had drie jaargelden; het eerste ad 7500 L. ah
Intendant en esrste president, het tweede ad 7500 L. als eerste president
en intendant, het, dorde ad 7500 L. pour les mèmes considérations".
Een duitsche Prins hsd er vier, en wel het eerste, tweede en derde
tot belooning zijner diensten als coloael, het vierde tot belooning zijner
diensten als niel-colonel.
Een hooggeplaatst staatsdienaar, Joly de Fleury, vinden we
ainget.eekend voor een levenslang jaargeld van 17UOO Livres omdat hij van zijne
goed bezoldigde betrekking afstand had gedaan ten behoeve van zijn
zoon.
De kapper Ducrot was in het genot van een jaargeld y, 700 L. omdat
hij een dochtertje van den graaf van Artois gefriseerd" had; het schaap
was op een leeftijd van 2 maanden gestorven en had de zorgen van deii
frieeur denkelijk wel kunnen missen.
Herhaaldelijk komt het voor dat personen, jaren na, hun dood nog in
de jaarlijksche verantwoording (?) der jaargelden to vinden zijn: niet
alleen hoofden van familiën staan geboekt voor eene toelage of geldelijke
ondersteuning, maar ook bij wijze van vergissing hunne vrouwen
en een of meer hunner kinderen.
De onvergelijkelijke driestheid waarmede personen van stand en aanzien
hunne beurzen wisten te vullen met geld van den Staat, komt buiten
gewoon uit, in de handelwijze van den Maarschalk de Ségur, gedurende
eenigen tijd Minister van Oorlog. Jaarlijks had hij voor zijn persoon
98000 L. inkomen. Elk zijner 11 kinderen bad een jaargeld van 2000 L.
en toch had de mensch de onbeschaamdheid den koning te Tragen: een
erfelijk hertogdom, 60000 L. pensioen, 15000 L. jaargeld voor twee zijner
kinderen, die geen staatsambt hadden, en eeue ronde som van eenige
duizenden: om zijne schulden te betalen.
liet Kooo.e Boek wijst aan, dat deze kleinigheden door den goedhartigeu
en z. g. sp;tarzamen Lodewijk XVI werden goedgekeurd.
Wij onthouden ons van eenige vermelding der sommen, waarmede de
koningin hare begunstigde vriendinnen, de Polignacs, de Coignys, de
D'Hons enz. bij wijze van aalmoes bedacht. De uitgaven ten behoeve van
de penronen des konings en der koningin werden in 1789 dus onder
den invloed der constituante be&erkt tot 25 müiiuen Livres. De
uitga