Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 450
aantal der officieren behooren tot de oude Fransche familien, die
in Touraine hare bezittingen hebben. De heer Wilson, schoon
zoon van President Grévy, die te Chenonceaux woont, en de
republikeinsche autoriteiten in Tours, namen het sinds lang euvel op,
dat deze officieren hun niet zoovel bezoeken brachten als aan de
familien op de adellijke kasteelen. Boulanger heeft, door hen
geïnspireerd, het garnizoen van Tours verplaatst naar Ponlivy, in
Morbihan, een waar ballings.oord. Generaal Sclnnitz, chef van het
9e legercorps, hierover volstrekt niet geraadpleegd, gaf zijne af
keuring over het besluit te kennen en werd terstond ontslagen.
Men zegt nu, dat generaal Thibaudin het bevel over dat leger
corps zal verkrijgen.
De discussiën over den verkoop der kroondiamanten,
naaraan' leiding van een verzoekschrift, strekkende om de opbrengst van
den verkoop aan de werklieden zonder werk te Parijs te geven,
leverde de aanleiding tot een heftig tooneel in de Kamer. Graaf
Lanjerinais voer uit tegen de Republikeinen, de uiterste
linker? zijde antwoordde nog heftiger, zoodat het den president onmogelijk
' was, de orde te handhaven. Bij verdere discussie bleek het, dat
de Senaat telkens den verkoop had tegengehouden, en men
ver? moedde, dat eenige der diamanten op zonderlinge wijs verdwenen
waren. De petitie werd aan de ministeriën van financiën en
schoone kunsten in handen gegeven.
?
* * »
In het Balkan-schiereiland blijft de toestand gespannen, al
zijn de gevaren voor eene onmiddellijke uitbarsting verminderd.
De lang verwachte overeenkomst tusschen de Porte en Bulgarije
is tot stand gekomen, en de personeele unie van Bulgarije en
? Roemeliëonder vorst Alexandor is dus .door den sultan, als
souverein van de beide landen, erkend. Wat algemeen gehouden
wordt voor een stap tot den vrede, wekt echter bij sommigen
, groot misnoegen. In de eerste plaats bij Serviö, dat weder moord
, en brand roept over de schending van het traclaat van Berlijn en
verklaart, dat het zich voortaan door geen enkele bepaling van dit
traktaat meer gebonden zal achten. Gelukkig is het Servische volk
lang niet zoo oorlogszuchtig gestemd als koning Milan en diens
raadslieden. Maar ook van andere zijden worden bezwaren geopperd.
Graaf Andrassy, de vroegere Oostenrijksche Hongaarsche premier,
onderwierp de Oostersche staatkunde van zijn opvolger aan eene
scherpe critiek; volgens hem was men te Weenen veel te ge
dienstig voor Rusland. De personeele unie van Bulgarije met
Oost-Roemeliékon nooit eene blijvende oplossing zijn, maar zou
spoedig aanleiding geven tot nieuwe mogelijkheden. Men moest
een Isterk, vereenigd Bulgarije tot stand brengen, maar dan tevens
zorgen, dat dit noch tot Rusland, noch tot de Porte in de ver
binding van vazalstaat kwam. Deed men dit niet, dan zou de
Bulgaarsche natie haar eenheid wederom als geschenk uit de
handen van den czar ontvangen. Er bestaai inderdaad wel weinig
grond voor deze vrees van graaf Andrassy; reeds nu geeft men
in Rusland duidelijk te kennen, dat de overeenkomst tusschen den
?' sultan eu vorst Alexander niets beteekent, zoolang niet alle groote
mogendheden daaraan het zegel harer goedkeuring hebben gehecht.
Griekenland blijlt weigeren zich te ontwapenen, maar het wordt
steeds minder waarschijnlijk, dat het openlijk de Porte zal aan
vallen. De hoop op heimelijken steun van Engelsche of Fransche
zijde is geheel vervlogen, nu de heer Gladstone zich heeft aange
sloten bij de politiek van Lord Salisbury en ook de Fransche
regeering haar protest heeft ingediend tegen iedere daad, die tot
het uitbreken van een oorlog zou kunnen leiden.
Het is nu te hopen, dat het Engelsche Kabinet niet slechts met
woorden, maar ook met daden op den door zijne voorgangers
ingeslagen weg zal blijven volharden. Laat de heer Gladstone zich
door zijn haat tegen de Turken en zijne voorliefde voor de
Hellenen verleiden, om de Grieksche aspii atzön in het allerminst aan Je
moedigen en wordt dus de eensgezindheid in het Europeesch concert,
die met zoo ontzaglijk veel moeite tot stand kwam, weder verstoord,
dun kan binnen weinige weken het gaosche Balkan-schiereiland
ir> vuur en vlam staan.
WARME KADETJES,
Een Zaterdagavond-Praatje
CIX.
Van verschillende zijden is mij gevraagd hoe mijn zoon Jan het maakt
en waar hij toch wel uithangt, en ik heb daarom de eer te vertellen dat
ik den joegen naar de beroemde handelsschool te Schilda heb gestaard,
welke stad naar men weet, even beroemd is als Beotiëin de oudheid
was en Kampen nog is.
Het was met Jan niet langer uittehouden en ik zond hem daarom
zoover mogelijk weg; toch blijft natuurbjk mijn vaderzorg over hem waken
en ik sta geregeld met hem in correspondentie. Uit zjjn brieven meen
ik te ontwaren dat hij wel wat begint te vorderen, maar terens bespeur
ik met droefheid dat hij neiging toont om zich bij de verderfelijke nieuwe
richting aan'esluiten, die tegenwoordig zoo onbeschaamd het hoofd op
steekt, 't geen nooit goed kan afloopen. Enfin, ik laat den lezer zelf
oordeelen, ziehier het laatste schrijven van Jan:
Geachte "Vadert
Steed» bemerk ik nit uwe brieven dat ge vreest dat ik mijn Stttdia
aan de illustre school te Schilda aiet met genoeg ernst vervolg.
Toch is de beschrijving die ik in mijn vorig schrijven, zoowel over de
school als de leeraren en de stad gaf, gelyk mij uit herlezing van de
bewaarde copie bleek, lang niet slecht, althans m ij na kameraden beweren
het. Bliju eigen gevoelen spreek ik tegenwoordig nooit anders uit dan
op eene zoo ingewikkelde wijze, dat men later de kens nit twoe uitleg
gingen heeft. De wijze iraadgeungen tniij op dit laatste punt door n en
den heer Sagittarius gegeven, zullen m\j ongetwijfeld den weg tot roem
en aanzien banen; zulks bleek me dezer dagen op overtuigende wijze.
Vergun me, geachte pa, u hieromtrent het een en ander mee te deelen,
hetgeen u duideljjk zal doen zien dat de duiten die ge aan royne opvoeding
uitgeeft, geen paarlenwerperij voor de zwijnen is, en dat het als een paal
boven water staat dat wanneer, over dertig jaar, de nieuwe gas-concessie
in den Amsterdamschen gemeenteraad zal behandeld worden, het mjj
gelukken zal tegelijkertijd tot directeur en architect te worden benoemd.
Dat dit feit der burgerij wellicht, of zelfs zeer zeker, een massa geld zal
kosten, is duidelijk en ook geheel zooals het behoort. C'est mon penple
qui paiera," dat woord gold al voor tweehonderd jaar en was ook de
leus bij de tramconcessie, bij de gasfabriek, .bij de haven te Scheveningen,
bij den Rotterdamschen waterweg, bij de Vlissingsche havenwerken, bg
den Atjeh oorlog, bij de ondersteuning der noodlijdende suikerindustrie
in Nederland, (hebt u ook al gehoord of die stakkers van raffinears zich
reeds voor bedeeling bij het algemeen Armenbestuur hebben aangemeld?)
bij het Amsterdamsche Rijnvaart-kanaal en zoovele andere hoogst kostbare
en oupractische werken, die. ....**
Jan zegt hier het een en auder over bewezen ijdelheid en over capaciteit
van onze ingenieurs en vroede staatslieden, dat ik liever niet herhaal.
Uit den stijl van de laatste zinsneden, geachte vader, zult ge ontwaard
heiiben, dat ik die onder het dictee van een mijner vrienden schreef.
Op mijn leeftijd zonde ik mij niet de minste aanmerking durven veroor«
looven, daar dit geheel in strijd is met de adviezen van u en uw geëerden
vriend. Zoo kom ik van zelf weder tot mijn punt van uitgang, waarin ik
het bewijs wilde leveren dat het bekennen van kleur er den mensen niet
bovenop helpt, maar het bakken met twee panne'jes iemand tot een groot,
geniaal en degelijk man maken, die door het nageslacht zal worden geëerd
en die door de tijdgenooten (natuurlijk zonder dat die het zelf weten)
heel knap wordt betaald.
Stel u thans havenwerken, suikerindustrie, Atjeh-oorlog en gasfabriek
met bouw, exploitatie-kosten, directie, aannemers en architect incluis, een
oogenblik uit de gedachten en verplaats u in den geest naar ons school"
lokaal te Schilda.
Van 2 tot 10 Januari worden hier de examens afgenomen; vandaag,
9 Januari, is de staathuishoudkunde aan de beurt en morgen wordt een
onderzoek ingesteld naar de begrippen die wij koesteren omtrent parti
culiere en openbare financiën.
Ik dien hier, tot goed verstand van zaken, te vertellen dat onze studiën
zooveel mogelijk algemeen zijn, maar bij het afnemen der examens do
landaard van ieder der leerlingen in het bijzonder in aanmerking wordt
genomen, zoodat geen bnitenlandsch papa bang behoeft te zg'n dat zijn
zoon als wereldburger zal terugkeeren.
Neen, de eerbied en de liefde voor de plek waar onze wiegjes stonden»
worden ons hier ingepompt, ge moet, per fas et ne faa" (ik liefhebber
tegenwoordig in het Latijn, pa) die gezegende plek beminnen, al zouden
honger en ellende en de hooge, onrechtvaardig verdeelde belastingen er
iemand ook vandaan jagen.
Deze tyrade heeft nu wel niets met het examen te maken, maar hefc
heldert u de reden op waarom mijne vrienden Jan, Henri en Pif-t, en
eenige andere jongens, waarmee ik minder intiem ben, juist over
Nederlandsche toestanden werden ondervraagd.
Ik schrijf het stenographisch verslag in leesbare volzinnen over, want
van 't origineel zoudt ge niet veel begrijpen; vermoedelijk zal het u aan
genaam zijn te vernemen dat ik in stenographie nummer een ben.
Het is wel waar dat mijn vriend Jan tweehonderd woorden in de mi
nuut had geschreven en ik maar honderdzeventig, zoodat hij en nog vier
of vijf andere jongens beweerden, dat hun nummer n toekwam, maar
u weet het pa, ieder mensch is geneigd, de daraner ses juges!" welk
belang ook zouden onze onderwijzers er bij hebben om onrechtvaardig
te zija? Ziehier wat oorzaak van de onaangenaamheid was:
De leeraar had gedicteerd, wy moesten dat dictee stenographisch op«
schrijven en later aan de examinatoren voorlezen. Jan was het eerst
aan de beurt eu inden beginne ging alles goed, totdat hjj aait de zinsnede
kwam: het leger is.het, Inoed der'natie"....
De onderwijzer beweerde, in tegenwoordigheid ran de examitoren, «l»
het dici ce niet hadden Iwggewoond, dat hij gezegd h»d: Ohet leger ia d«