Historisch Archief 1877-1940
NQ.450
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
der natie"; Jan beweerde vast en stellig te hebben verstaan bloed,
en beriep zich op mij.
Ik redde mij knaphandig uit het geval en paf den Iceraar gelijk, waar
op al de examinatoren Jan onder het oog brachten, dat het een jong menscb
niet betaamt zijn onderwijzer tegen te spreken. Ge zult moeten erken
nen pa, dat dit waar is en Jan het wel niet ver zal brengen.
? Ik bemerk, dat hoewel ik mij met het examen bezig hield, ik van
Staathuishoudkunde en financiën afdwaalde, daar het nu al wat laat in
,den avond is, en ik n niet graag al te veel vermoeien wil, zal ik u om
trent die twee zaken liever in een volgend schrijven wat vertellen.
Het noemen van bet woord financiën, geachte vader, doet er mij aan
? denken, dat de mijnen in déplorabelen toestand zijn. Tengevolge der
hooge indirecte belastingen is het leven hier tegenwoordig zeer duur en
mjjue studiën vorderen zeer veel pennen, papier en inkt. Ik durf er dan
-ook op vertrouwen dat u, in uw volgend schrijven met een en ander,
doch voornamelijk met mijne behaalde nummers rekening zult houden.
Be zoon van een man als u, pa, dient den rang van zijn vader hoog
.te houden, en wat is zelfs de directeur van de Nederlandsche Bank zon
der geld of geldswaardig papier? Hij kan in dergelijk geval evenmin
betalen als ik nu; daar n mjj bepaald verboden hebt schulden te maken,
reken ik op uw vaderlijke portemonnaie.
Ik ben tegenwoordig zeer wijsgeerig en wanneer ge mg, onverhoopt,
niets stuurt zal ik neuriën: Je nun man tragt, was man nicht anderen
kerk!" en met gelatenhnid mijn gouden horloge naar het pandjeshuia
brengen, iet» wat ge echter misschien liever niet hebt.
Adieu pa, beschouw dit gchrgven als een soort inleiding, een volgend
baal geef ik meer feiten.
Uw gehoorzame Zoon
Jan Aquarius."
Ik liet het schrijven van Jan aan Sagittarius lezen: Jan wordt een
bol" zei hij', hij kan rio^ wel architect, lid van den gemeenteraad, mis
schien wel wethouder worden, maar directeur van de gasfabriek zie ik
hem nog niet!"
Waarom niet?" vroeg ik eenïgszins verontwaardigd.
Wel ik wil om mijn pink wedden dat, als d. concessie uit is, de
tegenwoordige concessionarissen de zaak onder een nieuwe of onder
dezelfde firma zullen voortzetten! Jan heeft dat woord: C'est mon peuple
qui paiera", hensch heel aardig tepas gebracht! Het was voor twee
honderd jaar waar en het is nog waar, zegt Jan, en de jongen heeft
jandorie gelijk."
Ik kaek Sagittariua met groote oogen aan, ik heb je nooit zoo ge
kend" riep ik, je wordt waarachtig een oproerkraaier! Dat een jongen
als Jan, napraat wat hij hoort zeggen laat ik nog daar, maar dat een
man op leeftijd zooals jij uit hetzelfde vaatje tapt, is mij wat te bar,
Ik verander heelemaal", sprak Sagittarius somber.
Katuurlyk zette ik het gesprek maar niet voort maar peinsde er, op
mjja kamer gekomen, over hoe 't mogelijk was dat mijn oude vriend
BOO zeer veranderde; 't resultaat mijner bespiegelingen was de uitroep:
Bcherchez la femme l"
Misschien had ik moeten zeggen: Cherchez les femmes!"
Aquarius.
4J1T HET HAAGJE.
LXVI.
Onder de vragen des tijds is er eene die hier, evenals elders, nog al
een» .voorkomt, en die, al wordt ze niet dagelijks besproken, toch dik
wijls en voortdurend de aandacht van belanghebbenden bezighoudt. Dia
vraag staat in onmiddellijk verband met de overoude vraag: hoe krijg
ik myn kinderen aan den kost? De oplossing van dit antiekproblemais
dood-gemakkelijk voor menschen, die ryk genoeg nijn om hun kroost
een goede educatie te geven en het bovendien, bij hun heengaan van
deze wereld, nog een ordentelijk penningske na te laten; maar niet ieder
een is daartoe in staat, dit weten we. De met kinderen gezegende »f
ongezegende ouders, die niet veel in de melk te brokken hebben, zitten
met die vraag tegenwoordig meer dan ooit bezet, vooral ook omdat het
in den geest des tijds ligt om zijn kinderen eenige sporten hoogeropden
maatschappelijken ladder te brengen dan die, waarop men zelf staat. Dit
verschijnsel is merkwaardig in dezen tijd en onder de gegeven omstan
digheden.
Iedereen, al is bij dégrootste ezel die er op twee beenen loopt, acht
Bieh. gerechtigd, aanspraak te maken op rang en fortuin, en dat is nog
niet genoeg: zulke tweebeenige ezels zouden een ander, die door
intelligenten arbeid aanzien en vermogen heeft verworven, het recht op dat
bezit nog willen ontzeggen. Dat is gestolen goed", zeggen ze.
Die ezel-theorie onzer eeuw brengt bijv. den beunhaas-timmerman op
de grootsche gedachte om van zijn veelbelovenden zoon, die niet veel
meer van vaders ambacht weet dan dat een beitel dient om te steken
en een zaag om te zagen en wiens kop even hard is als die van den
epyker onder papa's hamer, een architect te maken, en aan deze nobele
gedachte hebbeu we waarschijnlijk de verheven architectonische gewroch
ten te danken, die in de laatste jaren als champignons uit ouzeu drassigen
bodem zgn verrezen,
Jfc zou heel breed over dit kapittel kunnen uitwijden, tot groote
verVeling mijner welwillende lezers eii van me-zelf; dus zal ik mij beperken.
Hoog op is inderdaad de leus, de voorheerscheude gedachte, vooral bij
hen die door hun natuurlijken aanleg bestend zijn om laag bij den weg
te blijven, 't Is eenvoudig de fabel van don kikker t,u den os, met dit
gering onderscheid, dat we wel eens het wonder aanschouwen van een
winderigen kikker, die zich tot een olifant opblaast zonder te barsten.
Daarentegen vliegt er menigeen met een knal of k'ach uit elkaar; maar
dat jammerlijk voorbeeld oiiijnt nog meer te trekken.
Aizoo, de vraag was: hoe krijg ik mijn kinderen aan den kost? Ik heb
geen fortuin; ik leef met mijn gezin van mijn door eerlijken arbeid ver
diend geld; dure scholen en peperdure privaat-onderwijzers Lijken me als
vuisten in mijn oogen; it stuar dus mijn kinderen naar de minst dnre in
richtingen van onderwijs en als ze de twaalf iaren beginnen te naderen,
tob ik mijn arm hoofd af met die ellendige vraag, aan welke zich eea
andere als vanzelf vastknoopt en die sommige menschen op de meest apo«
dictische wijze oplossen door de verklaring, welke, naar 't mij voorkomt,
in het phrasen-boek van mijn vriend Paradoxus uitnemend op haar plaat»
zou zgn: Ik heb liever jongens dan meisjes."
Waarom ? wel, jongens vinden gemakkelijk hua weg, als ze maaf
flink zijn en er iets ia zit." Ja wel; maar zijn ze niet flink en er zit
niets of met veel in, dan vinden ze ook hun weg, maar 't is er dan ook een;
de straatslijpers-weg en die is, dank zjj de talrijkheid van het
straatshjpers-gilde, volstrekt niet hobbelig, maar liefst afgeslepen en glad genoeg
om er armen en beenen en zelfs den hals op te breken. Ook veroorloof
ik mij, ondanks het zeer gewaardeerd gevoelen van Paradoxus cum suis,
de gedachte uit te spreken, dat de flinkste iongens, waar zelfs veel in
zit, een gevaarlijk bezit voor de respectieve oudelui zijn, wanneer die
zelfde jongens aan kwade neigingen laboreeren, die juist daarom zoo
moeilijk zijn te onderdrukken, omdat men de knapen toch niet, bij ma
nier van spreken, aan een touwtje kan houden, en er een tijd komt dat
men ze nagenoeg geheel moet loslaten.
De menschen, die liever jongens dan meisjes hebben, weten ook raad
met jongens, die niet flink zijn en waar niet veel in zit. Als er geen kana
is om hen tot ingenieur, rechtsgeleerde, doctor, generaal of admiraal te
zien promoveeren, dan stuurt men zulke jongens naar het Instructie
bataljon of ook wel naar de Oost. Een iongen vindt immers altijd zijn
weg? Zoo hakken die menschen dezen negentiende-eenwschen
Gordiaan?schen knoop door. Daar tegenover stellen ze deze vraag: Wat moet
je met meisjes beginnen als ze geen fortuin hebben ?" En op dit chapiter
voort redeneerende, zeggen ze: Als ze niet zoo schoon zon alsdeVenus
van Milo en bovendien nog mooie armen en handen hebben, alleen ge
vormd om te omhelzen en niet om te werken, brengt ge haar nooit aan
den man. En dan nog, vóórdat ge zoover zijt, wat hebt ge niet een
oppassen aan zulke verleidelijke schepseltjes l
Ziet ge, dat is nu eigenlijk de quaestie die hier vooral aan de orde is:
Hoe krijg ik mijn meisjes aan den man? Daar zijn verschillende manieren
om tot dit doel te geraken; maar van die manieren hangt het veelal af
of ze goed dan wel slecht aan den man komen. De manier om er mede
te koop te loopen, is de meest gebruikelijke. Ze wordt somtijds met eeo
gunstigen uitslag bekroond, maar komt ook wel faliekant uit. Het te koop
loopen is op zich-zelf nog al een dure liefhebberij en 't komt me voor,
dat men met dezelfde kosten, welke in dit geval de etalage na zich slepen,
de meisjes een opleiding kon geven, welke haar in staat zou stellen later
door eigen arbeid in haar onderhoud te voorzien. De genoemde manier
bestaat, naar het edel voorbeeld door des kullunnels vrouw gegeven en
dat de mijne druk bezig is na te volgen, in 't geven van soirees en 't
houden van recepties, in 't brengen van de meisjes naar comedies, opera's,
concerten, bals, etcsjtera.
Toen mijn goede oude tante Mietje-zaliger nog leefde, begon zich reeds
de neiging onder den achtbaren middelstand voor te doen om met de
meisjes te koop to gaan, en toen heb ik die goede ziel dikwijls hooren
zeggen: In rnija tijd" dat wil zeggen toen ze jong was en dat zal nu
zoo wat drie kwarteeuw geleden zijn in mijn tijd liepen de oudera
niet met hun dochters te koop; de meisjes bleven thuis en hielpen mede
in het huishouden, en ze kwamen toch aan den man. " Zij zelf, de sloof,
was nooit aan den man gekomen; maar ze wilde ook niet trouwen, zei
ze. Of 't waar was, kan ik niet onder eede verklaren, maar ze jokte zelden,
hoewel dat eene geval wel tot die zeldzaamheden kan behoord hebben.
Die Strauss-avondjes, waarover ik laatst sprak en waar ik ook al door
toedoen van den kullunnel ben .... ingeloopen, mag ik wel zeggen, zijn
hier uitstekende gelegen! len tot te-koop-aanbiedingen, maar ik mag
er wel bij zeggen dat in dit opzicht den Haag geen uitzondering maakt.
Het dansvermaak bestaat minder om 't vermaak zelf, dan voor
hetpractisch doel dat men er mede beoogt, namelijk zijn meisjes aan den man te
brengen. Nu kan ik u verklaren, dat er op die partijen een stoet van
Haagsche joffers verschijnt, welke inderdaad bewondering verdient. Ik
durf gerust zeggen dat ik nog nooit zulk een schitterende jeugd bij el
kaar heb gezien en was ik zoowel jong in plaats van een oude kneker,
en ongetrouwd, in plaats van papa van groote dochters, dan ging ik ner
gens anders esn vrouw zoeken dan op de Strauss-partüeu, zoo waar ala
ik Pasquino heet; maar ziet u, mijnheer, de Haagsche jongelui zijn heel
charmante menschen, doch ze hebben, naar 't schijnt aan 't trouwen den
drommel gezien, 't Is verbazend. Om met mijn tante Mietje te spreken:
in mijn tijd was dat anders; ik dacht er nog niet aan om ooit aan't hoofd
van een inkomen van honderd gulden per maand te komen, toen ik
reeds op de meest ernstige wjjze verliefd was en ik het voorwerp mijner
liefde, warm van den rooster, met mijne gevoelens bekend maakte, zelfs
haar in optima forma ten huwelijk vroeg. Ik moet zeggen
datditbeminnenswaardig meisje even dwaas was als ik en dat we wezenlijk de aar
digheid zoo ver zouden gedreven hebben, van met elkander te trouwen,
zonder dat we wisten of er ooit aan gedacht hadden, waar we de mid
delen tot ons levensonderhoud vandaan moesten halen. Maar gelukkig kwa
men er menschan en omstandigheden tuuscheabeide, die aan deze be
koorlijke idylle een einde maakten.
Ja, dat was gek, ik beken 't volmondig, maar ik wenschte er alleen
maar mee te zeggen, dat me de tegenwoordige jongelui van weinig ver
liefde complexie schijnen te zijn; ze schromen zelfs niet ronduit te ver
klaren, dat verliefd zijn een der meest onpractische dingen van de wereld
is, namelijk op een meisje zonder fortuin. Met zulke zeeschepen, mijnheer,
is 't moeilijk land te bezeilen. Ik vrees daarom ook, dat de kullunnel en
ik wél zoo wijs badder gedaan, met die Strauss-partijen te laten voor
't geen ze zijn, heel p; igo avonden voor tal van jongelui van beiderlei
kunne, voor >>n<*e ^-. iwde dames, zelfs voor minder jonge dito,
die nog gaarne piepjong schijnen en daarom ook liefst geen dans over
slaan, en onze meisjes stilletjes thuis te houden.
Eu wat iiaiigt me nog boveu 't hoofd? Als 't ongeluk mocht willen