Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 450
ja, voor mg zou 't een ongeluk zijn dat werkelijk een van de dochters
dm ktülttnnels 6p die meisjes-éxhibite's een man opdeed, dan had ik mijn
leed niet overzien. Ik hen er zeker van dat mijn vrouw mij de schuld
Ben geven dat ons niet dat geluk was te beurt gevallen, want", zon ze
?eggen, we hebhen veel te lang gewacht, met naar de Strauss te gaan."
Ik bad mjjn brief reeds gesloten en ik heb hem weer moeten openen.
DE stond voor mijn venster in gedachte, op straat te turen en daar zag
ik een jong paartje voorbij komen. Wie denkt ge dat het waren ? Het
oudste meisje van den kullunnel aan den arm van een jongen kapitein
dw artillerie. Ik ben stilletjes het huis uitgeslopen en ik wenschte wel
dat iemand in de sociëteit me vroeg, of ik met hem mee ging eten.
Pasquino.
KUNST.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Blanke Slavinnen.
Ilygieia is by mjj, deze week, niet behoorlijk op haar post geweest.
2iet daar de oorzaak, dat verslag over Antoinette Rigaud", Verstrooid"
en het Carnaval te Rome" tot de volgende moet worden uitgesteld.
Het doet mg te meer leed, dat ik de stof der tegenwoordige voorstel
lingen in het Grand Théatre niet kan toejuichen. Ik geloof zeker, dat
de Heer van Lier gemeend heeft een goed werk te doen, met de bekende
afschuwelijke Londensche industrie door tooneelvertooning aan de
algemeene verachting prjjs te geven. Maar kunstenaars hebben een
sesthetiesch ideaal te verwerkelijken, en dit geschiedt hier in uiterst geringe mate.
Ik ben het tamelijk wel met het Dagblad" van 5 dezer eeus, dat het
behandelen van zulk een onderwerp op het tooneel, zonder dat de
kunst het wijdt en reinigt, door de beschaafde wereld ernstig
wordt afgekeurd." De schrijver van het artikel overdrijft echter in de expozitie
zijner grieven. Het meisjen wordt, ja, in slaap gemaakt, maar niet met het
daaraan door den schrijver verbonden onmiddelijk doel. Er staat [geen]
Tilbury gereed". Dit blijkt later duidelijk. De eedeJcundige zijde van het
stuk, die insgelijks een grief voor den verslaggever in het Dagblad" is,
zal menig-een voorkomen eene circonstcmce atténuante te zijn. De ver
dediging der deugd en kastijding der ontucht, in de speech van Lord EodolpJie
bevat, en zeer goed door den Heer Ruys gezegd, wez'd daverend toegejuicht.
De eerste bedrijven in-tegendeel, die den gevoeligen toeschouwer op een
Jiorrible lijden te staan komen, werden koel ontvangen. Weinige vrouwen
woonden de voorstelling bij; en daarentegen vele van die soort Heercu,
welke de gewoonte hebben in den schouwburg hun platte hoedtjens
op te houden.
Voor de uitvoering heb ik bijna niets dan lof. Het rolletjen van de
persoon om welke es sich handelt, dat tot de zwakste partijen behoort,
werd zoo goed mogelijk door Jufvr. Roos gespeeld. De Heer Moor sprak
met veel schakeering de partij van den hoofdschavuit. Zeer heb ik ge
waardeerd den fatsoenlijken kop, met slechts zeer lichte
manvais-stijettint, dien hij zich gemaakt had. De Heer Hesselink voldeed als Sir William
Norton; de Heer Bigot was uitstekend in de verschillende stemmingen
van Jack Extractor. De Heer Malherbe was ais Moritz wel wat zwak.
De Heeren M. van Beem en Andrécharakteriezeerden zeer goed dea
Baronet en Bob. Mev. van Rossttm heeft met gevoel de party dor moeder
vervuld, en Mev. Albregt préteerde zich zonder wrevel om voor Madame
Holdfast op te treden. Eene bizondere vermelding verdient nog Jufv.
Fanny van Biene, die de afwisselende gemoedstoestanden van Helene met
kleur en, waar het noodig was, met kracht heeft afgeschilderd.
Ook de Heeren regisseur en tooneelmeester hebben zich loffelijk van
hun taak gekweten.
Het eerste tooneel speelde in donker; maar het voetlicht had toch niet
gemist kunnen worden. Men voelt, dat dit eene nalatigheid is.
De dekoratie, met het recht op en neer in tweün gedeelde tooneel, ver
loor veel van haar effect door de sterk in de oogen schitterende gasvlam
der lantaarn. Dat licht had gedramatiseerd moeten zijn, zoo als alles op
een tooneel.
Bij uitstek hinderlijk is steeds voor hot publiek der linker zijde het
vlanametjen van den soefleur. Ook zou het zeer geweuscht zijn, dat men
iets kon doen om de vreeselijke tocht, die van het tooneel in de zaal
komt, te verminderen. Verscheidene personen trokken mantels en jassen
aan, of waren, uit dezen hoofde, genoodzaakt hun hoeden op te zetten.
De Heer van Lier is er steeds op uit het comfort ia zijn zaal te bevor
deren. Langs dezen weg is daar nog wel iets aan te doen.
6 Feb. '86. Alb. Th.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 5 Februari 1886.
Zaterdag 30 Januari jl. Der Troubadour met eene bezetting om van
te watertanden: de Dames Mielke en Jaïde, en de Heeren Labatt en
Haase. Werken als deze Opera kunnen zich slechts op bet répertoire
handhaven wanneer zij eene vertolking vinden zooals die jl. Zaterdag
hier was, en ik kan gerust zeggen, dat het mij een waar genoegen is,
ditmaal van den heer Labatt te kunnen getuigen, dat hij den Manrico
van het begin tot het einde voortreffelijk heeft gezongen. Of hij ditmaal
bijzonder bij stem was, of ons bij andere gelegenheden maar met een
kluitje in 't riet stuurt, mag ik niet beoordeelen; maar erkend moet het
worden dat ditmaal zijn geluid zeldzaam helder klonk, zijne intonatie
voortdurend zuiver was en zijne voordracht geadeld werd door een gloed,
die hem zelfs de eer bezorgde van zijne aria aan het slot der derde acte
te moeten bisseeren.
Ik herhaal dat het mij aangenaam is deze verklaring te kunnen afleggen,
al ware het slechts om daarmede te bewijzen, dat ik zoowel bij het laken
als bij het prijzen ronduit zeg wat mijne meening is; het kau wel zijn
dat het aan andere theaters minder is dan aan het onze. ik ben er zelfs van
overtuigd; ook kan het zeer goed zijn dat de toekomstige remplacant
van den heer Labatt nog moeite zal hebben om te praesteeren wat deze
thans praesteert. Deze overwegingen kunnen mij echter alle niet overhalen
iets mooi te noemen als ik het niet zoo vind, en een argument als: dat
het elders minder is" kan dunkt mij bij de beoordeeling van wat wij bies
bijwonen, in 't geheel niet in aanmerking komen.
Nu, He Manrico van den heer Labatt was uitstekend: hij werd overigens
ook zeer goed ter zijde gestaan door mevr. Mielke als Leonore, welke
uitmuntend bij stem een volume geluid ontwikkelde, voor onzen schouw
burg eigenlijk te veel; een weinig matiging hierbij zon wellicht niet schaden,
zoo ook een iets korter vasthouden van enkele hooge elotnoten: het
pubiek, dat daarbij den adem inhoudt, loopt dan minder gevaar die geheel
te verliezen. Eene prachtige Azucena gaf mevr. Jaïde te hooren; het
woeste en dan weer bedroefde in hare partij kwam volkomen tot zijn
recht. De heer Haase gaf den Lima met zijn bekenden schoonen zang,
maar is niet opgewassen tegen de meer heroïsche gedeelten; over 't geheel
was het eena schoone voorstelling1, daar de overige medewerkenden naar
hunne krachten tot het welslagen bijdroegen.
Woensdagavond kwam een goede oude bekende voor het voetlicht,
Das NncJiüager in Granada," van Kreutzer; het doet mij altijd goed
die soliede, degelijke muziek te hooren, zoo kernachtig en zoo weinig
pretentieus tevens. De uitvoering was muzikaal voortreffelijk en zou
m. i. nergens kunnen overtroffen worden; de heer Haase vond in den
Prins Regent eene partij, volkomen voor zijne stemmiddelen passend;
hij zong voortdurend met een adel, die gevoegd bij zijn heerlijk
orgaan ieder in verrukking moet gebracht hebben. Mej. Möllering
zong de Galriele uiterst correct, de overige kleine partijen waren in
goede handen en het koor zong recht verdienstelijk.
Men zou dus, na het voorgaande gelezen te hebben, denken dat het
eene model-opvoering was geweest, en uitsluitend van een muzikaal stand
punt bezien was het dat ook; desniettegenstaande geraakte het publiek
niet in geestdrift, want het spel liet zooveel te wenschen over, dat het
door den zang niet goedgemaakt kon worden. Mej. Müllering speciaal
was als uit hout gesneden, en elke zwakke poging van den heer Haase
om er eenige warmte in te brengen, stuitte af op den gordel van ijs,
waarmede de dame zich omgeven had; dat zij daardoor bij de aanwezigen
weinig sympathie opwekte is zeer verklaarbaar en kon zij zelve begrijpen;
des to minder kwam het dan te pas zich over het geringe applaus ge
raakt te toonen. Welke uitwerking dit op het spel van den heer Haase
(die tocli nog niet zoo geheel vrij is op het tooneel, hetgeen ook te begrijpen
is) had, ligt voor de hand; gelukkig dat het aan zijn beerlijken zang niet
schaadde. Do heer Grüning, dia wegens plotselinge indispositie de toe
gevendheid van het publiek had doen inroepen, vervulde zijne partij
recht verdienstelijk; men kon weder eens opmerken welk volstrekt niet
gewoon materiaal hij in zijn bezit heeft, en het tegelijk bejammeren, hoe
weinig hij geleerd heeft het goed te gebruiken.
De heer Koert werd voor zijne Viool-Solo in het derde bedrijf warm
toegejuicht; het orkest was overigens niet bijzonder vast, het schijnt dat
er als de orkestleden onder don hoer Starke werken, niet de vereischte
attentie is; aan den heer Starke ligt het niet,, want hij geeft beter aan
en is vrij wat attenter dan menig ander.
Op Mnzart tind ftcJüJcu-nrdcr" kom ik in mijn volgenden terug. V.
MUZIEK VAN RUSSISCHE COMPONISTEN OP DE CONCERTEN
TE BRUSSEL.
Na de symphonie van Borodin stiet mij mijn buurman op 't concert
aan den elleboog en las mij uit het programma voor :
Concerts populaires de musique classique, vingt-et-unième année."
Hij zag mij daarbij vragend aan.
In waarheid, wanneer populaire concerten zulke muziekuitvoeringen
aanduiden welke voor ieders geest en beurs bereikbaar eu toegankelijk
zijn : wanneer mu^iqiic classique zulke werken beteekent die door den
tijd en het algemeen oordeel tot meesterwerken gestempeld zijn dan
zijn de sedert eenige jaren door Joseph Dupont geleide muziekuitvoeringen
noch populaires noch classigues, maar wel aristocratisch en m o d e r n.
Hoe wil het volk, bij de eerste uitvoering eene symphonie van Boro
din genieten'? Hoe wil het zich tot don onbekende getrokken voelen en
baat hebben van zulk concert ?
Doch, hoezeer de titoi dezer uitvoeringen ook het tegendeel aanduidt
van wat er wordt gegeven; en al dienen zij niet in 't minst om den
onbeschaafden stand te leiden en te verheffen des te meer profiteeren
daarvan kunstenaars, Meerenen en andere melomauen.
Het zij dan hier in 't voorbijgaan gezegd dat te Brussel nog eene
vacature in de groote muziekuitvoeringen bestaat; namelijk deze.
Aan 't volk wordfc niet, gelijk te Amsterdam, te Londen, te Parijs en
in andere groote steden, gelegenheid geboden om edele CMsew&famuziek,
die niet te afgetrokken is, en populariteit heeft verkregen, aan de groote
massa voor een halven frank of iets dergelijks ten gehoore te brongen.
Een schitterend voorbeeld van zulke uitvoeringen gaf onder anderen
in de laatstverloopen jaren het orkest onder de leiding van den nu af
getreden Bilsen te Berlijn, dien men in Amsterdam, vooral bij de groote
wereldtentoonstelling, leerde kennen.
Doch laten wij ons bij een overzicht van het laatste Dupont-concert,
het eerste van dit seizoen (beter laat dan nooit i) bepalen.
Wij hebben bij eene andere gelegenheid het algemeen karakter van concer
ten besproken, die plaats hadden te Antwerpen, gedurende de nu ontbonden
nijverheidstentoonstelling. Wij merkten daarbij op hoe aldaar op zeer karak
teristieke wijze bijzondere uitvoeringen voor bijzondere landen waren
ingericht.
Men trof daaronder ook een concert bijna geheel aan Russische muziek,
of liever, aan muziek van Russische componisten, gewijd: Borodin, Cui,
Korsakoff, Glinka, Schnnvenka, enz. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Zoo organiseerde Dupont eene uitvoering van Slavische muziek, waarop
ook de eerste violist va a het conservatorium, die zijnen naam