De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 februari pagina 5

7 februari 1886 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 450 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hubay schrijft, eene plaats zou vervullen. De hoofdzaak van het nrogramma was de tweede (onuitgegeven) symphonie, in H-m i n e u r van A. Borodin, merkwaardiger wijze leeraar der scheikunde aan de academ!e voor geneeskunst te St. Petersburg. Borodin's eerste symphonie, in Es-majeur, werd de eerste maal te St. Petersburg, op het zevende symphonieconcert van het keizerlijk-russische muziekgezelschap, den 26 Januari 1884, uitgevoerd, nadat zij reeds in 1883 te Leipzig was ten gehoore gebracht. In 1885 verscheen zij te Antwerpen. Men erkende in het werk zelfstandigheid in de harmoniseering, belang. rijke instrumentatie en andere goede eigenschappen, ondanks sprekende herinneringen aan Schutnann. In 't algemeen uitte de kritiek zich toenmaals met groote terughouding over dit werk. Wat dit punt betreft, was er nu beter voor goede ontvangst en loftuiting gezorgd. De russische componisten Borodin en Cui weiden door den Guide mu sical bij het publiek ingeleid, en zoo karig als de Signale en andere tijdschriften (ook in België) waren ten opzichte der eerste symphonie, zoo uitbundig was de lof, die, na het spelen van een klavierarangement voor vier handen (al het overige bestaat nog slechts in handschrift), aan het werk reeds vóór de uitvoering werd geschonken. Bijna zes kolommen van genoemd weekblad werden er mede gevuld. De namelooze schrijver (overigens een man die zich wel op muziek schijnt te verstaan) oordeelt bijv. aldus. Het Andante is zoo heerlijk als of de Stem", zegt hij (de melodie) het geheimnis wat zij heeft opgewekt, zoekt te ontsluieren (!!). Zij wil er in doordringen ! Eindelijk bezit zij het, en in eene der mach tigste begeesteringen welke ooit van haren mond zijn uitgegaan (!) be zingt de Stem met een o ver vlooienden hartstocht (passiondébordante) de imu'gste trillingen van de ziel, die naar haar luistert ." Ook verzekert de schrijver dat de hoorder met groot genoegen de vindingrijke combinatiën van klank (timbre) zal ontleden, waardoor de componist de muzikale gedachten verheft en verwerkt (relève et varie). Maar 'tAndante, zegt hij, is ideaal, en het ideaal laat zich niet ontleden. Dat heeft wel iets van reclame. Borodin heeft dat niet noodig. Hij zal van zelven zijne baan breken. Hij is meer dan een gewoon talent, zoowel als veleu zijner kunst- eu landgenooten. Het was ons niet vergund de klavierpartij, bij Bessel & Cie te St. Pe tersburg verschenen, onder 't oog te krijgen, en al onze indrukken berus ten op eece enkele uitvoering met orkest. Een oppervlakkig werk alleen laat zicli na eene eerste auditie gemakkelijk beschrijvea, maar Borodin's compositie behoort niet tot dezulken. Laat ons hopen dat weldra de gelegenheid ons zal gegeven worden het werk uitvoeriger te beschrijven. De verschillende vormen en combinatiën waarin zich de afwisselende thema's vertoonen, zijn door den Guide in 't licht gesteld. De schrijver merkte op dat het werktuigelijlce der compositie bijzonder chromatisch" is. Het tweede hoofdpunt wat deu vorm betreft, is dat de toonzetter inet groote vaardigheid in wijd uiteengaande toonsoorten weet te moduleeren, wat aan zijn werk eene kleur van oorspronkelijkheid geeft, zonder aan de natuurlijkheid te schaden. Vooral valt ook op te merken hoe weinig de componist naar overdrij ving der efiecten zoekt. Tint hij soms zoo donker als Piembrandt, wan neer hij lange volzinnon door de contrabassen als begeleiders der houten blaasinstrumenten en door den contrafagot doet weerklinken het ont breekt aan dat bruin, geen doorzicht, eu het licht daarneven, dat als zachte sterren vooral in het Andante klinkt, steekt niet verblindend af bij de sombere en krachtige kleuren. Schrijft de toondichter, boven het tweede der vier deelen zijns werks: Molto vlvo... er heerscht daarom geen zenuwachtige opgewondenheid in dat leven, en in het daaropvolgend Andante klinken de harp en hoorn niet als gezochte efiecten, gelijk wij, helaas, bij jongere componisten zoo dikwerf ontmoeten. Kortom, Borodins tweede symphonie is een edel mees terwerk; vooral no. l Allegro moderato, en no. 3 Audante dragen een tint van genialiteit. Minder gewichtig is de Suite miniature van Cui, die men liever aan Borodins werk had .moeten laten voorafgaan. Het is eene ongezochte aaneanschakeüng van kleine stukken in ver schillend tempo, maar van harmonisch karakter. Zij /ij n eer f'ransch dan duitsch gedacht en herinneren slechts weinig aan Schumann ofschoon nr. 2 Impromptu a la ScUumann genoemd wordt. Vóór eenige dagen werd van denzelfden componist eene opera in drie bedrijven, op den grooten Schouwburg van Luik, uitgevoerd. Da titel daar van is Le prisonnier du Caucaso. Zij is opzettelijk voor Luik in 't i'ransch vertaald, en tot de opvoering heeft de invloed van Mevrouw de MercyArgenfeau niet weinig bijgedragen. In Kusland werd het werk niet ge zongen. Ook is het een jongelingsarbeid, en de verwikkeling is niet zeer boeiend. Meer handeling en mannelijkheid van tekst bezit Cui's opera Angelo, op het drama van Victor Hugo geschreven. Doch zij bleef tot nog toe en portefeuille, dewijl Hugo terecht meende dat zijne drama's niet wel in muziek kouden gezet worden, zonder hun karakter af te legeren. Eenige brokstukken, bijv. een Septet, werden daaruit met goeden uitslag te Luik op een concert voorgedragen. Er werd nog een derde groot orkestwerk voorgedragen dat in oor spronkelijkheid de muziek der Kussen niet, overtreft. Gecomponeerd werd het door onzeu begaafden eersteu viool Jeni Hubay: eeii concerto dat hij dramatique noemt, waarin orkest en speler eene even groote rol hebben te vervullen; eene soort compositie die onzen hcogs,teu lof verdient, en waarvan Brahrns met zijne klavierconcertea het voorbeeld heeft gegeven. De virtuoos stelt zich met eene zekere bescheidenheid nevens het orkest, en zoekt niet altijd vol aanmatiging zijnen eigen weg te gaan, gelijk in menige andere dergelijke compositie. Zoo schikke zich de eeldhouwer en de schilder naar de behoefte die door den' bouwmeester van kerk of concertzaal in 't leveu ziju geroepen. Da schilder ontwerpe architectonische schilderijen in deu geest vau 't gebouw, de beeldhouwer werke niet, als voor eene tentoonstelling, om eene zelfstandige en geene andere rol te vervullen. Hubay's ernstig spel was bovendien voortreffelijk! M. A. NB. In het voorlaatste artikel van M. A. wordt gezegd: De muziek dringt zich aan u op." De beteekenis dezer woorden vat men door de aldaar volgende volzinnen. De muziek" is onbescheiden, men kan haar zelden ontwijken. Zij vervolgt u, als de lastige poëet in Horaüus be roemd hekeldicht, en niemand is er om u bij 't oorlelletje te nemen, en n herademend te laten uitroepen: »Z°o redde mij Apollo!".... De zetter liet ongelukkig in plaats van u", het woordje en" drukken. Zoo geschiedde het ook in het laatste artikel, van verleden Zondag, waarin gezegd wordt dat jongelieden zich in een luid gesprek vermeien" gedurende de beste Tooneelvoorstellingen. Mun had vermoeien'' gedrukt. DixL ALMA TADAMA; door G. Ebers. VI. In het atelier te Brussel zijn verder nog ontstaan: Agrippina met de asch van Germanicus", de Ingang in een Eomeinsch theater", waar, zooals het aanplakbiljet aanwijst, een stuk van Terentius zal worden opgevoerd; de Voorbereiding tot het feest in een Pompeïsch huis", eeu stuk, waarin het meesterschap van den kunstenaar en zijn fijn schoonheids gevoel schitterend uitkomt in de kransenvlechtende meisjes, ook nog de lieve schilderij: Glaucus en Lydia." Nadat hij zoo lang zijne onderwerpen uit het huiselijk leven der ouden had geput, wendde hij zich in 1867 weder tot de geschiedenis en behan delde twee historische motieven: De Pretorianen roepen na d^n moord van Galigula, Claudius tot Keizer uit" (in 1872 opnieuw bewerkt) en Tarquinius Superbus". Deze schilderij stelt den overmoedigen gebieder voor als hij de papaverkoppen afslaat, dio boven de andere op het veld uitsteken. Wij hadden niet het genoegen zelf dit stuk te zien, maar bevoegde kunstrechters schatten het bijzonder hoog om da diepte en den lijkdom der kleuren en om de schoone tegenstelling vau den in diepe schaduw geleden buitenmuur en het in den zonneschijn schitterenden papaver veld. In 1867 bewerkte hij buitendien de Egyptische rouwklage." In een vau die kleine neventempels, welke door de inschriften worden aangeduid als de geboortehuizon der godheid, dat wil zeggen als plaatsen waar Isis deu jongen Horus ter wereld brengt, ligt de mummie op de baar en daar naast staat de sarcophaag die baar zal opnemen. De plaa,ts der handeling is fijn gekozen, want hij, die hier geboren zal worden is Horus, dat wil zeggen het beginsel der eeuwige vernieuwing in de natuur, en evenals d jonge god, zoo zal de ziel van den gestorve nen door wedergeboorte het licht eener nieuwe wereld aanschouwen.. Geheel verdiept in hare eisene gedachten, knielt de weduwe aan het voet einde der mummie, terwijl priesters klaagliederen zingen bij luitspel en sistrumtonen. De dichte waaiers der palmen van het tempelbosch gluren door de openingen tusschen de zuilen en buigen zich schaduwgevend en zegenend over dood en rouw. Hoe echt Egyptisch is hier iedere architec tonische vorm, ieder instrument, ieder gelaat, en toch hoe innig en zuiver men'chelijk werkt dit heerlijk kunstwerk. Tegelijk met de Egyptische rouwklage", of tenminste spoedig na de voltooiing ervan, schilderde Tadema, wellicht om zich vrij te maken van de smart waaraan hij daarbij zoo levendig uitdrukking had gegeven, de Siesta" (1868), eene heerlijke voorstelling uit het Grieksohe leven vol gelukzalige rust. Laat u in de schaduw neder! Schoon, Bathyll, is deze boom; Zefir zweeft er heen en weder Door het loof, als in een droom. Evenals Anakreon en zijn lieveling hebben zich op deze levensgroote schilderij een grijsaard en een jongeling neergezet in vriendschappelijk samenzijn. Van zoete rust omgeven, luisteren zij naar de zachte tonen eener fluit onder de bescherming van Aphrodite, die het hart gelukkig maakt bij bloemen, wijn en vruchten. Ook het volgende stuk van Tadema voert, ons naar Griekenland en wel ditmaal naar Athene in den tijd van zijn grootsten bloei. Het doet ons Phidias zelf zien, nadat hij de fiies voor het Parthenon, het edelste aller beeldhouwwerken, voltooid heeft. De optocht bij het Panatheneün- (Minerva) feest met heerlijke jongelincren, paarden eu ruiters is voltooid, eene geringe afscheiding zondert op de stellaadje den toeschouwer vau den werkenden kunstenaar af. Debaardige man in het midden achter de afscheiding met de rol in de rechter hand is de meester zelf, die met bescheiden eigenwaarde de aanzienlijken van Athene heeft uitgenoodigd zijn voltooid werk te beschouwen. Wie kau de jongeling links onder de toeschouwers achter de afscheiding wel anders zijn dan Alchibiades ? De achtenswaardige man tegenover Phidias, die in beschouwing verzonken het touw met de handen omvat houdt, moet Perikles en die schooue vrouw aan zijn rechterhand Aspasia voorstellen. Eene merkwaardige schilderij! DB schilder weet het marmer, dat de beeldhouwer noodig heeft, voort te brengen, en in een meesterwerk van kleur- en schilderkunst werd hier de hoogste eer bewezen aan de meest bewonderenswaardige schepping der beeldhouwkunst. Als vroolijke tegenhanger van dit ernstig stuk ontstond toen het be koorlijke ..bloemenmeisjö", dat met de bonte lentekinderen, die zij te koop biedt, herinnert aan het aardig puntdicht van Dionysius: Gij, blozend msisje, met rozen in iiw mand, -wat verkoopt ge? Kozen ? n zslve ? zeg, of beide wel tegelijk." Het Boudoir" en de Inscheping" zijn ontleend aan het Romeinsche carticuücre leven. Het laatste stuk, een klem meesterstuk van fijne

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl