Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 450.
klenrschakeering hebben wij bewonderd bij den grooten Hollandschen
zeeschilder Mesdag, wiens huis rijk is aan kostelijke parelen der schilder
kunst. Hefc heeft hem behaagd zich aan de oude Nederlandsche meesters
aan te sluiten in de kraamkamer" en in een ander fraai stuk, dat wij
?vóór den kerkgang" zouden willen noemen en dat tot voorbeeld kon
dienen aan Klaus Meyer.
In 1870 voltooide hij eerst het bekoorlijk stuk Lesbia's huis"; de
Bchoone geliefde van den dichter luistert naar de verzen van Catulius.
Daarop begon onze meester zijn heerlijk Feest van den wijnoogst." Dit
in de lengte geordende doek, alsof het tot versiering van eene fries
moest dienen, is door da gravure van Blanchard overal zoo bekend, dat
wöbyna cene nadere beschrijving konden achterhouden.
Het helderst licht is uitgegoten over den tempel, waar de
wijngaardeuiers heencraan om te danken voor den zegen van den herfst. De
schooue, jeugdige priesteres van den god (Bacchiis of Dionysus) zweelt voor hen
uit, met lichten, dansenden tred, reet wijnranken in hot golvend, goud
kleurig haar en in da hand de fakkel, met welke zij het vuur op liet altaar
van den god ontsteekt. Hoe liefelijk traan de meisjes daarheen, die ont fluit en
tamboerijn het gezang begeleiden der menigte in de hal, welke zich op den
achtergrond opent; hoe krachtig zijn de mannen die groote, zware kruiken
met de gaven van dea god op hunne sterke armen dragen. Rustig en toch
diep doordrongen van godsdienstig dankgevoel, beweegt de optocht zich
voorwaarts en eene echt feestelijke stemming otugeelt opwekkend en pas
send zoowel den tempel als de menschen. Het marmer glanst, het brons
glinstert in wondervolle tonen, en in het helder, schitterend licht van dezen
feestdag komt iedere gelaatstrek, ieder instrument, ieder versiersel en iedere
voeg van het gëst'-ente geheel en al tot zijn recht. Wie zich deze schilderij
herinneit, dien is alsof het hem vergund is geweest als gast de feestvreugde
? der Bellenen te deelen. Dit zeldzame kunstwerk werd niet meer in Brus
sel, maar in Londen voltooid. Tadema had in de Belgische hoofdstad
zijne vrouw en een zoon verloren, en door de ondervinding geleerd, dat
de Nederlanders wel zijne kunst te waardeereu en zeer te roemen wisten,
maar er niet veel voor over hadden.
Het is nauwelijks te gelooven, maar het staat, in Tadema's biographie
van den Hollander Graaff als onoiristootelijic feit. dat, onze mees! er in
zijn rijk Hollandsen vadeilani van 1856 tot 18SO, dus in bijna een kwart
eeuw, niet meer dan duizend gulden beeft verdiend, en toch werd daar
eene schilderij, die hij in 1867 voor zeshonderd gulden van de liaud
gedaan had, voor deitienduizend gulden weder verkocht. Zelfs nadat hij
reeds het toppunt van zijn roem had bereikt, heeft dus noch de konii-.jf,
noch de regeering, noch eene kunstinrichting van zijn vaderLiud hem
eene bestelling gegeven of een zijner meesterwerken zoeken te verkrijgen,
terwijl meu in Engeland en Amerika zijne stukken tegen goud. opv.o;)"
en ook in Duitscbland, Frankrijk en Belgiëbegeerig was ze to Kien, de
hoogste eer aan de werken en don vervaardiger dood te beurt, valien,
en men meer dan eenmaal besloot, hooge, ja de hoogste prijzen er
voor te geven,
UIT BELGIË.
(Slot).
,::venne fympTtomt.
Wat zullen wij nu nog van de uitvoering der zevendu Synyhonie vaa
Beethoven berichten?
De uitvoering was bijna vlekkeloos, gelijk wij dit in 't Conservatorium
gewoon zijn.
In de meeste orkesten overschaduwen (vooral in de moderne muziek)
d« blaasinstrumenten het strijkorkest. De voortreffelijke oboes, hoorns en
fagotten versieren niet weinig Gevaerts gelederen. Doch het omgekeerde
geschiedde van 'tgeen men gewoonlijk ondervindt, een aantal trekjes voor
de blazers ging door een overdreven pianissimo verloren. Ook stemden
de tempo's niet allen met de meening van den ondergeteekende overeen.
Vooral was het Meno Presto veel te langzaam genomen en verschilde de
beweging door den mutronone aangeduid, van die des dirigeerstoks.
Wat het vorstand der compositie betreft : Maurice Kufferath verzekert
in den Guide musical van den 2<lsten December dat eon bekrompen
geest zelfs deze compositie kan verstaan (La compréhensiou n'échappe
pas même aux intelligeuces bornées"), terwijl de symphonie toch volgens
den musicoloog Wilhelm von Lenz eene der meest omvattende uitingen
van het genie is (eïne der glanzendsten und zugleich vielumfassendsten
Leistungen in den Kunsten berhaupt). Daarop ontrolt hij den "lezer
het beeld der aaneenschakeling, waarbij men haast denken zou dat Beet
hoven, gelijk van Brahms gezegd is, een geheime program -toonkunsteuaar
'(ein verkappter ? Programmusiker) is.
Hg spreekt van parade, slagveld, aanval en afweer, overwinning,
thuiskeer, als kon de symphonie in 't geheel niet anders beduiden. Mij dunkt
het zoeken de gedachte aan programmuziek verkleint de hooge instru
mentale kunst.
Ref. is veeleer van Killers meening en van Wagners denkbeeld, onlangs
in deze bladen door E. D. P. aangehaald: \\enn der Musiker das
heisst der absolute Musiker zu malen versucht, eo bringt er weder
Musik noch ein Gemalde zu Stande". M. A,
UIT PARIJS.
LV.
Lts geus que vous tucs se portent assee bien is meestal een zeer
waar woord, maar niet minder waar is vaak dit woord: les gens que,
vous enviez se portent assez mal. In mijn laatste kroniek hebt gij wellicht
tussehen de regels door gelezen, dat ik ze wel eenigs/.ins benijdde, de
gelukkige stervelingen, die onder den helderen hemel en het milde klimaat
?van het zuiden hun hart konden ophalen aan hot wuiven van slanke
eu het bloeien vaa orafljeboomea, ia plaats vaa zooals wij te
moeten turen op de kale boomen der Champs-Elysées, te midden van al
de somberheid van regen en nevel.
Of ze te benijden waren? Oordeelt zelven en leest er den correspondent
van VE-vfnanent te Monaco op na, die onder datum van 27 Januari het
volgende schrijft: . . . . En nog altijd viel de regen in stroomen neer.
Dit, klassieke begin van een novelle, dat onze arme vriend Ponson du
Terrail zeker niet zou hebban versmaad, kan ten volle toepasselijk ver
klaard worden op dit bekoorlijk land der zon. . . . wanneer deze laatste
2ioh verwaardigt te schijnen. Sindt acht dagen heeft het eralies van,dat
alle watervallen des hemels elkander rendez-voas hebben gegeven om d«
kuststreek der Middellanclsche zee onder water te zetten!"
Laten wij te Parijs dus maar niet klagen noch benijden. Wij hadden
bij veel regen ook veel sneeuw in de vorige week.
Nu is sneeuw een heel mooi iets op bet land, als zij baar vlekkeloos
wit kk-ed over alles uitspreidt, de boomen en struiken bepoedert, alle
scherpe knnten afrondt, alle oneffenheden glad strijkt maaringroote
steden is zij niet veel anders dan een bezoeking: haar reine blankheid is
in een ommezien ontaard in een groezelig vuil, haar donzige zachtheid
in een kleverige, soppige massa, die u bult onder den voet en piepend
omhoog spat onder den druk der rijtuigwielen. Zij brengt allerlei overlast
maar verlicht uw zak, want de huurkoetsiers overvragen u schandelijk;
zij alleen profiteeren by de sneeuw.
Een wonderlijke winter dien wij beleven! Vol buitensporigheden, waarbjj
alleen de heeren medici wel kannen varen. Geen enkele voorspelling komt
hij na, geen enkele belofte wordt door hem gehouden.
Als er dooi op til schijnt te wezen, tot groote vreugde van alle
rhsumatische menschen, dan gaat de thermometer aan 't dalen.
Wijzen daarentegen alle teekenen op strenge vorst, jawel, dan gaat
het plotseling uit alle macht dooien. En de liefhebbers van fchaatsenrijden
slaan een droevigcn blik op hun schaatsen, die gevaar loopen van te
gaan roe5;'en.
Met zulk weer heeft men dubbele behoefte aan wat afleiding van
aangenamen aard, en die is er niet; wel hebban wjj vau die dwaasheden,
die op geregelde tijden terugkeren. Zoo b. v. de groene koorts, die tegen
woordig zich weder te Parij? vertoont.
Die allerdolsto ziekte, een pendant van de gele koorts, overvalt
plotscling de kalmste lieden en deze beginnen dan aanstonds te droomen
en to malen over de groene Academische palmen, terwijl zij allen letter
kundigen zin en ook het flauwste begrip van rangopvolging verliezen.
De cwrste de beste, die aulko kuren krijgt, meent dat er in hem onge
twijfeld een aeadóniieien schuilt.
Zonderlinge candidaturen zijn in den laatsten tijd opgedoken voor da
drie opengevallen zstels in ds Académie, waarvoor de verkiezing den
lln Fibrnari z:il plaats hebben.
Uier is het M. Mouten Mérinos voor dames die op een goeden
morgen den inval heeft gekregen, dat do geschiedenis van den Invalide
« la tëta de boi$ hem ten volle aanspraak geeft op den titel van
oastcrfelijke.
Den volgenden dag krijgt Gaston Paris de ff'oens koorts, zeker omdat
hij meent, dat iemand, dio evenals hij zóó schrijft, dat niemand hem
begriipt, in het Instituut niet gemist kan worden.
lian Charles .Uead, een nachtpitie dat zich voor vuurtoren hondt.
Maar rtis niet hun schuld, och neen, louter de schuld van die akelige
groene koorts.
?Ien zon mij voor de voeten kunnen werpen, dat men wel lid wordt
van do Acudómio zonder ooit iets te hebben g'cprrestoerd. Dat is volko
men waar. Maar deze lieden, zij hebben wel iets gedaan, en dat is,juist
het gekke van de zaak.
Niets wordt langer zeldzamer dan een heusehe Parijzeiiaar, een
Parisicn de Paris. Toch is het volstrekt niet noodig, dat men daarvoor te
Parijs geboren moet wezen. Zoo iets icnr&t men, evenals men b. v. kok
wordt. Balzac heeft in zijn Comcdie Htimaine er zich op toegelegd
eonige te teekenen : la Palfêrine, Henri de Marsay, Bastignae, die alle drie
uit het, hartje dor provincie kwamen eu niettemin koningen der boule
vards werden. In vroeger tijd was het oude Caféde Parii de fabriek,
waar de meeste Parisicns vervaardigd werden. Het fabricaat vermin
dert steeds, maar er zijn nog genoeg over, die men terstond aan hun
gewoonten, eigenaardigheden en uitdrukkingen kan herkennen
alsboulevardiers Tan het echte water.
Toeb, geloof ik, dat Edmond Gondinet niet kwaad heeft gedaan met
ons zijn Paris-ten te geven, want met de manie van onzen tijd, om alles
te effenen en gelijk te maken, zou het wel eens kunnen gebeuren, dat
het ec'it Parijsche type binnen niofc al te lang tijdsverloop verloren raakte.
Zijn Brichanteau is het onvervalschte type; voor hem begint de wereld
hij de Madeleiue en eindigt bij den Carrefour des Ecrasés. De Tuileriön
behooren in zijn schatting reeds tot de provincie. De boulevard dea
Ituli^ns is sijn rijk, eyn heerlijkheid eu als hij daaruit verdreven wordt
is hij dood ongelukkig en gevoelt hij zich in de provincie evenzeer te
huis als eea kip in een eendenkom,
Zoo'n coiiiédie van Gondinet, geestig en waai', overvloeiende van den
echten esprit G/iulois is een weldaad in deze dagen. Parijs heeft weer
eens hartelijk gelachen en dit zou het zoo langzamerhand gaan verleeren.
In het Theatre-Francais aluoo Ie bon rire Gaulois, in het Theatre
Cluny meer, wat ik zou willen noemen, Ie rire Parisien om de couiedie
van Labiche en en Duru, die een vraag tot titel heeft: Doit-on Ie dtre?
welke allerminst door het stuk wordt opgelost en veel meer als spijker
gebruikt is om er allerlei toestanden en verhoudingen van scabreus ge
halte aan op te hangen. Het is dan ook niet veel meer dan een bott/fon*
tier ie, waarin de alcöre en de echtbreuk een hoofdrol spelen.
Die vra'ig, of liever dat stuk heeft eenigs actualiteit gekregen door da
vreeselijke affaire van den boulevard du Temple en daarom is het te meer
te betreuren, dat Labiche en Duru hun thema niet wat dieper en ernstiger
opgevat en niet een poging gedaan hebben om op het Doit on lui dire'f
etui even aangrijpend als waardig antwoord te geven.