Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 450
keurige ontleding te tereischen zooals de Franscho revolutie of de zeven
jarige oorlog, is dat der Volksverhuizing. En later, geen tijdperk, dat
meer onze aandacht vraagt, als wij de kunstuitingen der 19de eeuw na
gaan. Wat ons omtrent die groote tochten der volkeren flauw en ondui
delijk voor den geest stond, heeft vaster omtrekken verkregen door de
Werken van Freytag, Taylor, en Felix Dahn; Kamerling heeft in ge
dichten, Alma Tadema in schilderijen dien tijd voor ons doen herloven
ei» nu ia er rust gekomen in onze wel wat dwaze voorstelling van die
als eene golvende zee elkander voortstuwende volkerenmassa nu wij ons
hier en daar met hen hebben neergelaten in de bloeiende landstreken
en r\jke landouwen, waar ook in den tijd der volksverhuizing nog wel
een kind den mannelijkeu leeftyd bereikte op dezelfde plaats, waar zijne
wieg had gestaan.
Het vrije volk der Franken heeft meer dan n kunstenaar tot arbeid
geprikkeld; ook Felix Dahn stelde na zijn andere volksverhuizingsromans
zijnen scliildersezel onder hen op en maalt ons met woorden eene episode
uit het jaar 589, die onder het Merovingische huis in 't land der Franken
voorviel. Hij voert den bisschop Gregorius van Tours ten tooneele in
zjjn jongste werk Die sclümmen Nonnen von Poitiers", een geestige
schets van de ontvluchting eener niet met genoeg zorg bewaakte kudde
jonge nonnetjes, die zich aan de hoede eener al te strenge abdis ont
trokken door de vlucht uit het klooater der H. Radegundis in Poitiers
naar den oom hunner aanvoerster, den goeden ouden bisschop Gregorins
van Tours. De komst der n eu veertig jonge meisjes in het groote een
zame bisschoppelijk paleis, de pogingen van de Merovingische vorsten
en de Fransche geestelijkheid, om de meisjes terug te voeren naar het
klooster, de schalksche list der vrouwen, die staat en kerk te machtig is
en zich slechts gewonnen geeft aan den zelf gekozen bruidegom, dat alles
ie hier op Dahn's gewone meesterlijke wijze geschilderd.
? Con fcre'o zou boven dit werk kunnen staan, indien de scheppende
kunstenaar musicus ware geweest; het boek is zoo opgewekt geschreven,
dat wfl ons den schrijver telkens voor den geest moeten brengen als
vroohjk verteller met oogen, waaruit de humor straalt. De schildering van
de zwakheid en het gemis aan karakter bij die Merovingische rois fuinéants,
de spitsvondigheid der op het punt der grammatica haarklovende priesters,
waarvan vermakelijke exemplaren optreden, de kloeke gestalte der jeugdige
Ghrodieldis, in wie het bloed liarer groote voorvaderen, de oude
Frankenvorsten, zich nog eens doet gelden, de bekoorlijke figuren der jonge helden
Sigbert en Sigvalt, 't zjjn alles zooveel bekoorlijkheden van dezen roman.
Pittige gezegden en snaaksche opmerkingen wisselen af met gevoelige
tooneelen of met diepe kijkjes in 't een of ander karakter, dat onze
belangstelling heeft gewonnen, zoodat deze ondeugende nonnetjes eene
eereplaats toekomt in de serie der romans van Felix D a h n.
F. J. v. U.
DE NEDERLANDSCHE TAAL IN BELGIËGEDURENDE
HET JAAR 1885.
I.
Het jaar 1885, dat de plaats aan eene nieuwe reeks van gebeurtenissen
heeft ingeruimd, was vruchtbaarder dan eenig ander der laatste decenniën
aan hetgeen men pleegt Vlaamsche beweging" te noemen.
Een enkele terugblik daarop zal menig onbekend en belangrijk punt
aan 't licht brengen.
Onder Vlaamsche beweging" pleegt men alles te verstaan, wat dienen
moet om de aandacht van geestelijke zoowel als van wereldlijke overheden
te trekken op den toestand van onmondigheid, van verdrukking, waarin
de Nederlandsche taal, onderwijs, letteren, enz., in Belgiëverkeeren.
Of deze beweging de wetgevers ongeduldig maakt, en zij daartegen
in verzet komen, gelyk in de bijzondere (geestelijke) scholen of colleges
van middelbaar onderwijs dikwerf het geval is, of dat sommige gezag
voerders zich genoopt toonen aan enkele eischen der Vlamingen toe to
geven de beweging" gaat haren gang en eischt als recht alles en nog
meer dan haar uit gunst wordt toegekend,
't Is reeds bij vroegere gelegenheid in deze kolommen opgemerkt, hoo
of van regeeringswege, zonder nadenken, zonder zorg, zonder taalkennis,
kortom zonder ernst uit de zaak te willen maken, de bordjes op da
hoeken der straten, de namen der spoorweglokalen, de opschriften der
brievenbussen, enz., in twee talen (soms met belachelijke vertaling uit
het Fransch) worden neergesehilderd.
Men is in toegevendheid toch nog wat verder gegaan. Op aandrang
van een zeker getalVlaamschgezinde Vlamingen in de Kamer der Volksverte
genwoordigers, heeft men den 17 Aug. 1873 eene wet op het pleiten
aangenomen, waardoor de rechten der beschuldigden beter werden ge
waarborgd. In de Vlaamsche gewesten zou voortaan bij de rechtbank de
verdediging steeds in 't Vlaamsen (Nederlandsch) moeten plaats hebben.
Men maakte evenwel eene nitzondering lo voor het geval dat de
bepchuldigde verkoos in 't Fransch te worden verdedigd; 2o werd de keus
der taal aan den rechter overgelaten, in geval getuigen of andere personen
die in het proces waren verwikkeld geen Vlaamsch zouden verstaan.
Door deze twee restricties nu was het gemakkelijk de toepassing der wet
steeds te ontwijken. De advocaat die meestal steeds een paar woorden
keukenvlaamsch kon spreken, daar hij de taal zeer gebrekkig in de school
had geleerd, de advocaat zeide tot zijnen cliënt: Vriend, wanneer ik u
in 't Vlaamsch verdedig, loopt gij veel meer gevaar uwe zaak te verliezen".
Dat waa genoeg om den beschuldigde eene verdediging in 't Fi-anscli
te doen verzoeken, en zoo is het dan gekomen dat de magistraat'' (zoo
zegt heden de verslaggever Stroobants, lid der commissie ter beoordee
ling van een nieuw wetsontwerp om het misbruik te weren wat
van deze wet sedert twee jaren wordt gemaakt) zoo komt liet, zegt hij,
dat de magistraat zich volstrekt niet voegt naar den geest der wet van
1873" en deze aldus een ijdel woord is gebleven.
Het nieuwe wetsvoorstel bevat de toepassing der wet op het hof van
appèl (beroepshof) te Brussel en het hof van assis-en van Brabant.
De Vlamingen hebben zich dua door bovengenoemde huismidcleltjes, en
zelfs niet door een schijn van wetgeving den mond laten stoppen. Men
ziet algemeen in, dat de aangegrepen maatregelen doekjes voor 't bloeden
waren, en dat de oorsprong der kwaal in de scholen moet worden gezocht.
Zoo is dan de regeering in 1883 verplicht geweest eenige bepalingen
voor de programma's der middelbare scholen te maken, die in 188ö, na
de groote vacantie, in 'fc leven moeten treden. Wij willen den korten
inhoud nog eens mededeelen. De lossen in de voorbereidende klassen der
middelbare staatsscholen zuilen vooral in 't Vlaamsch gegeven worden. De
kinderen moeten alleen genoeg voorbereid worden, dat zij de lessen in
't Fransch op hoogere klassen kunnen voïgcn. Ten tweede zullen in deze
klassen twee vakken, naar keuze des bestuurders in 't Vlaamsch worden
voorgedragen, bovendien moet het Hoogduitsch en Engelsen in deze taal
worden onderwezen, en eindelijk in de wiskundige vakken enz., de
kunstwoorden in twee talen worden medegedeeld.
Natuurlijk moet deze wet niet gelden voor de Waalsche gedeelten des
lands.
In plaats dat zij nu op de Vlaamscha bevolking rechtzinnig wordt toe
gepast en men zich van 1833 tot 1886 beeft bezig gehouden zoomogelijk
leeraren te vormen, welke in staat zouden zijn de werking der wet te
bevorderen, heeft men hare gevolgen weder ontdoken. Eene enkele poging
is hier en daar door do regeering gedaan - b. v. te Gent en te Brugge
om door bet stichfen van klassen waar uitsluitelijk op de nieuwe
wijze van lesgeven werd voorbereid, de wet ten minste sehijubaar
ernst te maken. Doch 1886 breekt aan, en het personeel van leeraren
is in 't algemeen weinig bekwamer ten opzichte van't Vlaamsch onderwijs
dan vroeger, eu wat de handelwijze der schoolopzieners betreft deze
doen vrij algemeen al wat zij kunnen om de wet niet uit te voeren.
Te Antwerpen, te Gent, te Leuven en op nog vele andere plaatsen
laten de schoolbesturen NB. de ouders vragen of het hun aangenaam
ia dat de wet worde uitgevoerd, of niet!....
Ja, men is zelfs zoover gegaan van door gedrukte brieven den ouders
te doen weten dat in 't jaar 1883 eene wet is gestemd om de
overheersching der Fransche taal door de Vlaamsche vast te stellen
(la prcdominance du flamand sur Ie francais)." Wenscht men die te
zien toegepast?.... De ouders worden verzocht op den brief zelveu, door
hut enkele woord Oui" of Non" hunne meening daaromtrent te uiten.
Volgens hunne uitspraak zal door de schoolcommissie en den gemeenteraad
gehandeld worden.
Iedereen die de stedelijke bevolking van Belgiëkent, ziet dat men hier
met kwaden wil de uitvoering der wet onmogelijk zoekt te maken. Vele
ouders toch oordeelcn nog over het Vlaamsch gelijk de bewoners van het
Luikerland over het Waalsch. Sloeg men eenen Waal voor zijne kinderen
voor een deel in 't Waalsch in plaats van in 't Fransen te onderwijzen??
hij konde niet anders spreken. (1)
Evenwel wierp bet jaar 1885 toch een grooter getal vruchten der be«
weging af, dan de vroegere jaren.
Enkele ledige leeraarsplaatsen worden met goede Vlaamsche leeraren
bezet. De minister voelde zich zelfs, gelijk; mon weet, bewogen zich tot
de NedcrLandsehe regcering en de Ilollaudsclie geleerden te wenden, ter
stichting]caner internationale Nederlandscha academie. Dit plan waa
natuurlijk onuitvoerbaar. Konden de Hollandsche taalgeleerden den af
grond helpen vullen diéin Bal^iëtusschen den tegenwoordigen toestand en
geregeld, ernstig onderwijs in de Nederlandsche taal en letteren heers-cbt?....
't Is merkwaardig hoe de Belgische regeering met het verkeerde uiter
ste der vraag begint: eerst een geleerd lichaam wil scheppen en vervol
gens taalkennis wil vormen.
In plaats van, gesteund op de wet, bet middelbaar onderwijs te
reorganiseeren, om door den tijd algemeene liefde en ijver voor eigen taal
te doeu ontstaan, en aldus op te klimmen, denkt men zich als op de
hoogste sport van <le ladder der taaibeschaving en meent daardoor de
ongeleerden te troosten.
Nu men in Nederland (niet zonder grond) het wenschelijke van zulk
eene instelling heeft bestreden, wil do Belgische regeering eene konink
lijke Vlaamse h-Belgische academie stichten, nevens de aca
démie royale des sciences et clcs lettres, tot uitsluitend beoefening der
Vlaamsche taal, letteren en geschiedenis; ofschoon de bestaande académie
de beoefening der Nedcrlandscho letteren wel deugdelijk in haar program
heeft opgenomen, ea Nederlaudseh geschreven verhandelingen in hare
Werken laat afdrukken.
't Behoeft nauwelijks gezegd te worden dat bij dit alles persoonlijk
belang eene rol speelt.
Bedroevend is het te zien, hoe van hooger band de zeer ernstige zaak
dei' herstelling van gerechtmatige grieven en de verheffing van de Vlaamscbe
beschaving, als een spel wordt behandeld, dat met eene kleine handig
heid van penuestreek kan worden gewonnen. Daarbij komt dan nog
dat, door het gebrek aan officieele of liever aan eenheid der gebezigde
taal, de dialecten der verschillende provinciën zich krachtig hebben
staande gehouden en de wensch nu opduikt uit deze gezamenlijke dialec
ten eene nieuwe, of algemeene VI aam se h-Nederlandsche
taal in 't leven te roepen, die op de scholen moge onderwezen worden,
met achterstelling van taal en schrijftrant aan gene zijde der Moerdijk
gebruikelijk.
Lustig wordt van verspillende zijden, zoowel in West-Vlaanderen ala
in Belg,-Limburg met het Nederlandsch" gespot, en gewaarschuwd tegen
de Nederlandsche" schrijvers, woordenboeken, enz. Men zegt wel: de
taal moet uit woordenboeken niet geleerd worden," maar men verscheurt
letterlijk Kramers dictiomiaire, terwijl men hem als type der taalkennis
van de Hollanders voorstelt.
Daardoor ontwaakt van alle zijden de ijver tot het schreven van Id'iotica
(voorzeker op zich zelve eene nuttige, schooue zaak,?. Deze worden be»
schouwd als de eenige grondslagen der vlaarasche sprake". Men sla de
nieuwste woordenlijst van dien aard eens op (?Bijdragen tot een
hagelanucch Idioticon,'' van J. F. Tuerlincx' Gent. 1886; 7(>0 blz.).
SIouü, d. i. slaua. Diüeuslouc, iuslouö(gulzig etga). Iemand slouëdat