De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 14 februari pagina 10

14 februari 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 O E A M STERDAM M ER, WEE K B L A D 'V O O R N E D E R LA N D .434; * * ?tggen; lieden, die niemand kent en die niets kennen, maar gretig en ,_ hongerig, gereed om alles te doen, daar zij niets uitvoeren, om alles te worden, daar zij niets zijn, om alles, te nemen, daar zij niets hebben, en die, oordeelend dat de oppermacht op dit oogenblik nog het gemakkelijkst rte. verkrijgen en het voordeeligst te houden ia, zonder andere rechten dan hum lusten, zonder andere overtuiging dan hun bugeerte, van hun land houdend als de bloedzuiger van den zieke, er in slagen ten slotte hun aandeel in het bestuur te krijgen, en aan het hoofd der zaken komen, zooals men in zaken gar.t." " - ? . Maar behalve deze juiste schildering van het slechte, heeft Halévynog ' Iets anders geleerd, het tegenovergestelde. .....',... Een vrij wat grooter kunststuk hebt ge nog verricht in een ander 'boek, mijnheer; gij hebt'er. de deugd gerehabiliteerd!, Gij hebt onderno men, haar door haarzelve en voor liaarzelve te doen liefhebben. Dat was eerst een waagstuk, sommigen zeggen een handigheid, omdat gij er succes mede gehad hebt. Maar wie zou zóó handig geweest zijn om, in den tijd ' dien wij beleven, te voorzien, dat zulk eeue poging succes zou hebben ? Niemand... zelfs gij niet. Want, per slot van rekening, hoe moeieb'jk zulk een bekentenis ook is, ' zij moet ons van het hart, hoe weinig academisch het wopvd ook is, het /^ nioaéjgesiëd wórden': de deugd is niet meer in dé. mode. * Jüfölëdêjigdj ./Bet volk bespot haar, de physiologen optkenijën haar, j3e ^vioolijke'. lieden vinden haar vervelend, de.practtsche^lieden houden "^hïtórv voor"_ nutteloos.' poze töoncelschrijvers, die sedert onheugelijke _ 'tijden haar n'jde" vijfde' .acte beloonden, "hebben haar ge^ec/déercl .dit r magere' voordeeltje, 'de klassieke n bêlponeade ontknooping, ontnomen; onz% priesters slingeren tegen haar vervloekingen, die alleen in hun grofheid nieuw zijn; de 7amst selfs laat de schoonheid, d,ie hare deugd is, 'vaaren ter ^vüle der lëelijTiheid, die hare ondeugd is. Wat onze roman " betreft, gij weet, hoe de deugd er in ontbreekt, als zij er niet in mis? handeld Wordt; om haar te zien eerbiedigen moet men de'BiWiofljègtie rose, ~ de lectuur der kinderenj openslaan, om haar te zien beloonen, moét men in de Académie komen,.... eenmaal 'sjaars.... Arme deugd!"' Als twee laatste fouten verwijt Pailleron nog aan flaléyy zijn geest en ' Bfln vroolijkheid, beide ondeugden, die hem uit de Apadémie tnpesten doen bannen. De andere grieven tegen u zult gij wel in de avondbladen kunnen lezenv' Geest en vroolijkheid zijn groote bezwaren om eene «rnstige carrière te maken; zjj zijn niet meer in de mode. Pailleron "wenscht ze terug als bewijs dat Frankrijk weer gezond is, of althans op weg van beterschap. Met eenige woorden over graaf d'Haussonville be sloot hy zijne rede, waaruit wij gaarne driemaal zooveel hadden willen ? aanhalen. Halévy en Pailleron waven de vorige week de helden der Fransche ea van een deel der buitenlandsche pers. De correspondent van den JJaily Netos vertelt omtrent Pailleron eene karakteristieke anecdote. Toen Pailleron nog een knaap was, op een treurige kostschool, was het zgne eerzucht tooneelspelen te schrijven. Hij schreef een drama van vijf bedrijven, in proza, over de liefde van oen nederigen herdersknaap voor eea [koningsdochter. In dezelfde bank met Pailleron zat een dichter, dien de meesters zelfs achtten, en Pailleron liet dezen zijn werk zien. De dichter erkende er eenige verdiensten in, maar het was pv.oza! Pail leron zag terstond dit gebrek in en riep, hetgeen hij later niet weer ge? daan heeft, de' hulp van een medewerker in. Hij en de dichter zetten zich aan het werk om het geheele stuk in vers te brengen, maar waar dien tijd te vinden voor zulk een arbeid? Door een eenvoudig middel (op Engelsche kostscholen wordt daarvoor een kleerborstel gebruikt) bezorgden de beide knapen zich een rood gespik kelde huid, en klaagden over hoofdpijn en gebrek aan eetlust. Dit laat ste was wel een opoffering, zij moesten een deel.hunnër portie laten staan, maar' de list gelukte ook, de dokter zond hen naar het hospitaal. Daar was in vier dagen hun huid hersteld en hun tragedje klaar,.'alles in alexandrijnen, Eacine waardig, omgezet. De geheele school was in opge wondenheid, maar dit was den dichters niet genoeg, Victor Hugo moest hun drama lezen. De vader 'van allérijmers was toen Ta-bds dans l'ïle, zooals Banville zingt. Hy woonde op Jersey. Het treurspel moest hem over de post worden toegezonden, maar Pailleron vond bet adres te een voudig.'Een grootscher moest hunne bewondering en geestdrift vertol ken. Men schreef op iden brief: Victór Hugo, Océan." ?-'?' )e brief kwam terecht, ondanks het onbepaalde adres, en o wonder! ^«r kwam antwoord ook. Victor Hugo schreef aan de knapen een zijner "brieven volgens de bekende formule: Gij zijt de"dageraad, ik ben de zonsondergang; gij zijt de aankomst, ik Het vertrek, enz. Paijleron's lot Was hiermede bezegeld; bij werd tooneelscbrijver, maar in proza, en zonder medewerkers. caramouche XLI. Vorgegchichtèund erste Versuche der f r a n z s i s c h e n O p e r von H. M. Schletterer, Dr. phil. und Kanellmeister; Berlin B. Damköhler, 1885. f3, Op Maandag, den 28 December 1.1. hield prof. A. G. vaa Hamel uit .Groningen, in de Hollandsche Maatschappij van Kunsten en Wetenschap pen eene leerrijke voordracht over het burgerlijke of profane, Fransche tooneel in de dertiende eeuw en ontleedde eeuige spelen van Adam de la Halle, of Hale, Jean Bode!, enz. De geschiedenis van de dramatische kunst is zeer weinig gekend, en van die der Middeleeuwen wordt op hoogere en andere scholen zeldzaam gesproken. De genoemde dichters vormen eene schakel tussc'aen het mysteriespel en het burgerlijk drama, gelijk wij het uit Emoreit en de overige tooneelwerken van het zoogenaamde Hildesheimsehe handschrift kennen. _ Door voorbeelden als die van de la Halle en Bodel wordt de strijd beslist, 3aren lang door Jac. Grimm van de eene, Mone en Hoffmaim von Fallersleben v«n de andere z»4e gevoerd of het burgerlijk drama uit de verbastering van het geesteHjk spel is ontstaan, dan wel óf het burgerlijk tooneel een eigen oorsprong beeft gehad. Dit laatste ("'t is 'hier de plaats niet om er eene verhandeling over te schrijven) ? sckyat nu ' wel als volkomen zeker aangenomen te kunnen worden. De heer van Hamel heeft van een overoud geestelijk-drama Adam gesproken. Hij heeft ervan gewaagd hoe of uit Limoges (of hy de 'stad vermeld heeft weet ik niet, en ?doet niets ter zake) een. uitgebreid mira» rakelspel Prophetae Christi in gedeelten naar andere streken is overge bracht en te At recht-, waar de genoemde dichters werkten, zich- met-het burgerlijk drama heeft vermengd. Hg had erbjj kunnen voegen hoe deze Prophetae Christi ook in ons bekend Maastrïvhtsche Paaschspel sporen hebben afgedrukt. Doch dit lag minder op zijnen weg, waarop 'meer uitsluitend het burgerlijk drama zou worden behandeld, 't I* dan ook hier de plaats niet om te verhalen, dat de Oorsprong" van het s^»el Pro* phe'ae Christi gezocht moet worden in eenen aiouden hymnus o.predicatie uit de liturgie van den Kerstdag, die langzamerhand gegroeid, eindelijk een grootsch geestelijk drama werd, waaraan 300 personen deelnamen. '-.-..? Het onderwerp, door den heer van Hamel in 't kort behandeld, wordt door Schletterer uitvoerig bestudeerd, en in plaats van zich bij enkele voorbeelden te bepalen, hangt hij ons een afgewerkt tafreel op/ van het ontetaaa en de ontwikkeling der Fransche opera, waarvan 4e la^-Halle en Blondel wel eens de grondleggers worden genoemd, Omdat 2 stukjes met gezang doormengden. ?"-.?--; .-.--.' . / Behoorde nu Atrecht in de 13e eeuw ook tot Vltónflfcrén, was in elk geval een leen van Frankrijk en genoemde dichtero schreven in het FranBCh. ? ?.= ; ??::'..?? :.-»-" iWanneer de schrijver zijn werk niet Vorgescbichte ,def franfcös&cben Oper" genoemd hadde, zon men bij de lezing dei-eerste twintig bladzijden kunnen twijfelen of dezen wel in eenig verband met het -zangspel staan. Men kan de mysteriespelen als de Prophetae Christi, KesurrectiO, 'Christus patiens en anderen toch wel niet als eerste pogingen tot een zangspel beschouwen. De ontwikkeling tot eene eigenlijke opera zou zelfs, ondanks de pogingen van genoemde dichters, nog eeuwen lang op zich laten wachten. Schletterer schrijft zelf: Bij de opvoering in 'tItaliaansch van Ercole amante, ter eere van den Pyreneeschen vrede in (1662), werd ternauwernood van de muziek gesproken, zoodanig was het publiek door de voor stelling geboeid. De zoogenaamde opera Serse (Xerxes), ter .gelegenheid vun het huwelijk van Lodewijk XIV met Maria Theresia gegeven, duur de wel 8 uur, en 800 personen namen daaraan deel (bl. 117), doch maakte als toonwerk geenerlei indruk. , Lodewijk stelde alles in 't werk niet zoo zeer om de muziek, maar wel de machinerie volkomener te maken. Er werden aan Xerxes optochten en een groot ballet van Baöchus en Bacchanten toegevoegd; het ballet won in 't algemeen bg alle voorstel lingen de overhand. . :,.-">/.. Vóór het optreden van Cambavt en Lully waven geene opera-anYs denkbaar." Wil men met het te Parijs, bij Bauche in 17GO verschenen boek: Ballets, Operas et aittres ouvrages lyriques, de dramatische zangspeleu met 1518 beginnen, men zal in elk geval bij Scliletterer bladzijde voö- blad zijde bespeuren dat de zucht tot rijden en dansen, evolutiën.van aller hande aard, bal- en schietspel aan 't hof van Frans I, Hendrik II en zyne zonen oneindig grooter was dan die voor eene edele muziek. De toonkunst was en bleef nog de onderdanige dienares van den dans, den zang en de. vrijerij, gelijk wij dit uit onze Nederiandsehe 'dichters der zestiende eeuw genoeg kunnen bewijzen. Overigens schildert Schletterer ons ook in 't algemon den toestand van het tooneel der zeventiende eeuw en geeft menige aantrekkelijke z e d e schets. Wel worden de tijden soms dooreengeworpen en. verplaatst hij ons in de zeventiende eeuw, om later op een voorafgaand tijdperk terug te komen, doch zijn werk al laat het ons eenigszins onbevredigd ten opzichte van het eigenlijk karakter der muziek van de zestiende en zeventiende eeuw, waarover niet veel nieuw licht wordt verspreid is belangrijk wegens een' overvloed van bijzonderlieden bij descnets der verschil lende tijdperken, bijzonderheden geput uit het leven van kunstenaars en hovelingen, en allen die met de muzikale, of Kever met de tooneelwcreld in 't algemeen in eemge betrekking stonde!. Deswege is dan ook dit werk (reeds het derde van dien- aard) bijzon der aan te bevelen. Die ersten Versuche der fransösischen Oper sluiten met Cambert, in 't laatste vierde der 17e eeuw. Dr. Paul. DE NEDERLANDSCHE TAAL IN BELGIËGEDURENDE HET JAAR 1885. II Slot, ' ? : Vooral in Weet-Vlaanderen (waar eenige mannen voorhanden zjjn die zich ercstig om de echt Vlaamsche volksbeschaving door woord en daad verdienstelijk hebben gemaakt) doemt met kracht de gedachte op dat het West-vlaamsch dialect de oudste rechten heeft. Doch hetzelfde wordt van 't Limburgsen dialect beweerd. . "? Nu zegt men niet laat ons de handen in. n slaan en aan de gezag voerders het aanstellen van leeraren voor ;t Nederlandsen niet bemoeielijken door dialecten-twist neen; men predikt openlijk in vergaderingen van personen, die ter nauwernood weten dat er behalve Conscience (die zij soms alleen uit de Fransche vertaling kennen) nog Nederlandsche boeken bestaan; men schrijft, dat alles wat niet eigenlijke volkstaal en in de eerste plaats West-vlaamsch is als valache munt (,,kwae-penning" is het woord) moet verworpen worden, te beginnen met de werken der Epllaüdschfi ge leerden uit den tijd vau koning "Willem I.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl