De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 14 februari pagina 12

14 februari 1886 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTE-RDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 451 gaat et in den loop van 1886 een Sereeant met paspoort, doch dan moet hij eerst wat anders kunnen krijgen." W« «ien alaoo, dat het meerendeel der onderofficieren op pensioen zal blijven dienen.nu die stand geworden is een stand, gewild om zich zelf, gezocht om daarin een bestaante vinden, waarvan bet gevolg zal zijn, dat bet leger na verloop van eenige jaren in het bezit zal zijn van een in ons oog te oud stel onderofficieren, n.L van ± 45 jaren ouderdom, een leeftijd, waarop onmogelijk alle diensten met voldoende lust en opgewektheid eullen verricht worden, na dikwerf ± 20 jaar in een en dezelfden werkkring te zijn opgetreden. Doordat nu het meeste kader op jeugdigen leeftijd bij het InstructieBataljon, de Pupillenschool of als Adspirant-Korporaal of onderofficier ia in dienst getreden, verlaat het zelden te vroeg den dienst, omdat het in de maatschappij niet terecht kan, daar het geen ambacht geleerd heeft. In dienst verkrijgt het evenwel vele eigenschappen, die het voor rijksof gemeente-betrekkingen geschikt maakt, zoodat wij zouden willen, dat de militaire dienst de weg werd, waar langs uitsluitend tal van rijksbetrekÜngen, zoo mogelijk ook van provinciale- en gemeentebetrekkmgen verkregen zouden kunnen worden. Voor tal van betrekkingen zouden zeer goed gepasporteerde militairen, vooral onderofficieren te ge bruiken zijn, o. a. als boden en Hmerbewaarders bij departementen van algemeen bestuur, bij de provinciale- en gemeentebesturen, bij de gerechts hoven eu rechtbanken, portiers, cipiers en gevangenbewaarders, bedie nend personeel ia het algemeen van gevangenissen, commiezen bij de belastingen, veldwachters, inspecteurs van politie, agenten van politie, brievengaarders en brievenbestellers, conducteurs op spoorwegen; voorts tal v»n klerken en schrijvers en talrijke lagere administratieve betrek kingen enz. Werden nu bovengenoemde betrekkingen gesplitst in 3 categorieën, respectievelijk bestemd voor onderofficieren, korporaals en soldaten, terwijl de eersten nog gesplitst werden in die van administratieven aard, spe ciaal bestemd voor Sergeanten-Majoor en fouriers en anderen bestemd voor de overige onderofficieren, dan gelooven wig, dat, door uitvoering te geven aan bovenstaande denkbeelden, de volgende voordeelen zullen verkregen worden: lo. BS de begeerte naar vaste betrekkingen, en de onmogelijkheid, die te verkrijgen, zonder in het leger gediend te hebben, zal de vrijwil lige dienstname er zeer door bevorderd worden. 2o. De Staat wordt gewaarborgd, dat niets dan goede ambtenaren in g$n dienst treden, daar in het leger alleen voortdurend controle op het personeel wordt uitgeoefend, zoodat de Staat dus ambtenaren krijgt, die tea orde en netheid, en het stipt opvolgen van gegeven bevelen ge wend zijn, eigenschappen die in iedere staatsbetrekking, doch vooral in de lagere betrekkingen, van zeer groote waarde zijn. 3o. Zal door het voorgestelde middel hoogstwaarschijnlijk in het leger ?ene begeerlijke, vrij constante en tamelijk snelle bevordering in de verBchillende rangen ontstaan, die ook alweder de vrijwillige dienstname bevordert. o.- In den regel zullen dan de militairen den dienst verlaten, voordat Bij in de termen vallen om gepensionneerd te worden, wat wenscheüjk is, omdat zij anders te oud en dikwerf ongeschikt voor den velddienst worden. 5o. Het aantal gepensionneerden zal afnemen, ten voordeele van den Staat Om nu de gepensionneerde militairen niet te oud aan de burgermaat schappij terug to geven en hen daardoor te beletten eene betrekking machtig te worden, komt ons eene wijziging der pensioenwet noodzakelijk voor. Volgens art. 25 der wet op de militaire pensioenen bij de land macht beneden den rang van officier, wordt het recht op pensioen ver» kregen: o. terzake van langdurige» dat is dertlgjarlgm dienst met 50 jaren ouderdom." Wij zouden hiervoor willen lezen: na twintig jarigen dienst, zonder vereischte van leeftijd. Na 20 jaren dienst, met het oog op het door ons te bereiken doel, in verband met het reeds in de zitting van 1867?1868 door den Minister van den Bosch ingediend wetsontwerp, om het recht op pensioen aan onderofficieren en korporaals na 20 jaren te verleenen, al was de belanghebbende niet onder dan 38 jaren, en, zonder vereischte van leeftijd, in navolging van hetgeen voor de koloniale landmacht van kracht is. b. terzake van verwonding of verminking in den strijd bekomen, of Veroorzaakt door gevorderde of bevolen militaire diensten, alsook ter zake van ziels- of lichaamsgebreken, welke het gevolg zijn van omstan digheden, verrichtingen en vermoeienissen, aan de uitoefening van den militairen dienst verbonden, voor zoover die verwonding, verminking of gebreken den belanghebbende tot de verdere waarneming van den mili tairen dienst voor altijd ongescnikt maliën, en nem tevens voortdurend, geheel of gedeeltelijk, dan wel tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, buiten staat stellen om door handenarbeid in zijn levensonderhoud te voorzien." c. terzake van gelijke redenen als ad. b vermeld, al wordt de belanghebbende niet buiten staat geacht, om door handenarbeid in zijn levensonderhond te voorzien, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin tig jare hebbe." d. terzake van ongeschiktheid of onbekwaamheid tot de verdere waarneming van den militairen dienst hoezeer ontstaan door andere oorZaken, dan die ad. b vermeld, doch niet het gevolg van eigene moed willige handelingen of ongeregeld gedrag voor zoover die ongeschikt heid of onbekwaamheid den belanghebbende voortdurend geheel of gedeeltelijk buiton staat stelt, om door handenarbeid in zijn levenson derhoud te voorzien, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin tig jare hebbe." Vergelijken wij nu den inhoud dezer punten b, c en d met de aanteekeningen van den Heer Kleija, Referendaris bij het Departement vaa Oorlog op de wet der militaire pensioenen bij de landmacht, dan vinden wij daarm: Zooals de punten b, c en d van art. 25 thans luiden, heeft een mili tair, beueden den rang van officier, die zij hut zelfs in den strijd of wel in en door gevorderden oi' bevolen diensten vo >r den militairen dienst ongeschikt wordt, slechts dan aanspaak op pensioen, wanneer tig of tengevolge van do verwonding, verminking of gebreken, welke zijne ongeschiktheid veroorzaken, geheel of ten deele buiten staat is om door handenarbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, of wel twintig dienst jaren telt. Telt hij zooveel dienstjaren niet, dan kan hem, indien hy niet buiten staat is om door handenarbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, zelfs geen tijdeli/k pensioen worden toegekend." In het reglement op de gagementen voor Indische militairen wordt de aanspraak op gagemént niet van zoodanige voorwaarde afhankelijk gesteld zelfs niet ten aanzien van den militair, die zyne ongeschikt heid voor den militairen dienst op andere wijze verliest, dan in dienst tijd, of in en door bevolen dienstverrichtingen. Evenmin treft men in de wet op de burgelijke pensioenen eene dus danige voorwaarde aan. Bij physieke ongeschiktheid voor zijne betrek king, heeft de burgerlijke beambte aanspraak op pensioen, mits hij slechts 10 jaren hebbe gediend, en die 10-jarige diensttijd wordt zelfs niet ge vorderd voor hem, die zijne ongeschiktheid verliest door verwonding of verminking, ziels- of lichaamsgebreken, bekomen bjj het volbren gen eeuer dienstverrichting, waaraan gevaar verbonden is, terwijl de bepalingen op de militaire pensioenen in Oostenrijk en Frankrijk evenmin bedoelde voorwaarde bevatten. Met recht zegt dan ook de Heer Kleijn, dat deze bepalingen milder ZJJB, dan die onzer militaire pensioen wet, en ook meer dan deze kunnen bijdragen ter verkrijging van perso neel, waai uit men een deugdelijk en flink kader vormen kan, en het is dan ook daarom, dat wij punt b en d zouden willen lezen, als volgt: &..., voor zoover die 'verwonding, verminking ofgebrëkend&n belang hebbende tot de verdere waarneming vau den militairen dienst ongeschikt maken. d..., doch niet het gevolg van eigene moedwillige handelingen of on geregeld gedrag. Punt c doen vervallen. e. terzake van vijftigjarigen ouderdom, ofschoon geen dertig jaren dienst hebbende, voor zooveel de belanghebbende uithoofde van die leef wijze, tot de verdere waarneming vau den militairen dieust voor altyd ongeschikt is geworden, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin tig jaren hebbe." Dat een leeftijd (volgens de bestaande wet) van 50 jaren, wanneer hy niet gepaard gaat met 30 dienstjaren, alleen dan recht op pensioen moet geven, wanneer de betrokken militair voor den verderen dienst ongeschikt is, zal wel door niemand bestreden worden; maar, dat een 50 jarige voor den dienst ongeschikte militair geen pensioen bekomt, wanneer hij korter clan 20 jaren heeft gediend, zal ongetwijfeld niet veel verdedigers vinden. Allerminst is dit wel te verdedigen, zoo lang men nog personen van 40 jarigen leeftijd als vrijwilliger bij het leger aanneemt, en voor den offi cier de bepaling houdt, dat hij, 55 jaar oud zijnde, ook bij minderen dienst tijd dan van 20 jaren per se voortdurend pensioen bekomt. Daarom zouden wij in puut e de woorden voor altijd willen doen vervallen en den hier genoemden leeftijd van 20 jaren op 10 stellen. X. F JE D I I, I, E T O X. DeSchoenmaker-Sterrewichelaar.4) De wereld wil bedrogen zijn. »Welnu laten we haar dan bedriegen," zei John Partridge en John voer er goed bij. Menig blinkenden gulden stak hij op en was toch altijd nog eerlijk mensch. Om u uit te leggen hoe dat mogelijk was, moet ik u eöfet verzoeken u in gedachten veel, heel veel jaren terug te verplaat sen men schreef 't laatst der 17e eeuw en dat wel in Londen, waar John sinds tijden het nederig baantje van schoen lapper uitoefende. Hij was een jolige vent, die bij glas en llesch zijn kameraden door menigen kwinkslag deed schudden van lachen. Leven, was zijn wachtwoord, leven en laten leven, meneer. Hij at en dronk graag lekker, was niet gierig voor den arme en ? kreeg kind op kind, tot het dozijn vol was. Het laat zich begrijpen, dat de karige verdiensten der lapperij geenszins voldoende waren om al die monden open te houden en John verder nog zijn pokeitje bier te verschaffen. Al vaak had hij zich nadenkend achter de ooren gekrabd, maar 't wilde niet lukken iets te verzinnen, waarmee zyn inkomsten te vermeerderen waren. Dikwerf reeds hadden zijn vrienden onder elkaar gefluisterd, dat John zijn lijfspreuk vergeten scheed hij kwam niet meer geregeld bij Bet op den hoek, waar hij jaren stamgast was ge weest; en als hij er kwam, was 't met bedrukt gezicat. Och fleer, waar moest dat heen V 't Was op een November-avond van't jaar'1697, dat de vrienden weer bij elkaar zaten in 'l benauwde vertrekje, toen de deur geopend werd en zij, bij het vale schijnsel der walmende lamp, John ontwaarden, die... maar neen, ze geloofden hun oogen niet. Dat was John niet met die oogen stralende van vreugde en zelfvoldoening. Dien luchtigen tred had hij zich sinds lang afge wend en zóó losjes en luchtjes had hij zijn hoed in geen tijaen op 't tiuofd gehad, 't Kon Joun niet zijn! Tóch was het John. Hij bestelde met een wenk zijn kroes bier, schudde de vrienden vrooJijk lachend de hand ca ging zitten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl