Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTE-RDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 451
gaat et in den loop van 1886 een Sereeant met paspoort,
doch dan moet hij eerst wat anders kunnen krijgen."
W« «ien alaoo, dat het meerendeel der onderofficieren op pensioen zal
blijven dienen.nu die stand geworden is een stand, gewild om zich zelf,
gezocht om daarin een bestaante vinden, waarvan bet gevolg zal zijn, dat
bet leger na verloop van eenige jaren in het bezit zal zijn van een in ons
oog te oud stel onderofficieren, n.L van ± 45 jaren ouderdom, een leeftijd,
waarop onmogelijk alle diensten met voldoende lust en opgewektheid
eullen verricht worden, na dikwerf ± 20 jaar in een en dezelfden
werkkring te zijn opgetreden.
Doordat nu het meeste kader op jeugdigen leeftijd bij het
InstructieBataljon, de Pupillenschool of als Adspirant-Korporaal of onderofficier
ia in dienst getreden, verlaat het zelden te vroeg den dienst, omdat het in
de maatschappij niet terecht kan, daar het geen ambacht geleerd heeft.
In dienst verkrijgt het evenwel vele eigenschappen, die het voor
rijksof gemeente-betrekkingen geschikt maakt, zoodat wij zouden willen, dat
de militaire dienst de weg werd, waar langs uitsluitend tal van
rijksbetrekÜngen, zoo mogelijk ook van provinciale- en
gemeentebetrekkmgen verkregen zouden kunnen worden. Voor tal van betrekkingen
zouden zeer goed gepasporteerde militairen, vooral onderofficieren te ge
bruiken zijn, o. a. als boden en Hmerbewaarders bij departementen van
algemeen bestuur, bij de provinciale- en gemeentebesturen, bij de gerechts
hoven eu rechtbanken, portiers, cipiers en gevangenbewaarders, bedie
nend personeel ia het algemeen van gevangenissen, commiezen bij de
belastingen, veldwachters, inspecteurs van politie, agenten van politie,
brievengaarders en brievenbestellers, conducteurs op spoorwegen; voorts
tal v»n klerken en schrijvers en talrijke lagere administratieve betrek
kingen enz.
Werden nu bovengenoemde betrekkingen gesplitst in 3 categorieën,
respectievelijk bestemd voor onderofficieren, korporaals en soldaten, terwijl
de eersten nog gesplitst werden in die van administratieven aard, spe
ciaal bestemd voor Sergeanten-Majoor en fouriers en anderen bestemd
voor de overige onderofficieren, dan gelooven wig, dat, door uitvoering
te geven aan bovenstaande denkbeelden, de volgende voordeelen zullen
verkregen worden:
lo. BS de begeerte naar vaste betrekkingen, en de onmogelijkheid,
die te verkrijgen, zonder in het leger gediend te hebben, zal de vrijwil
lige dienstname er zeer door bevorderd worden.
2o. De Staat wordt gewaarborgd, dat niets dan goede ambtenaren in
g$n dienst treden, daar in het leger alleen voortdurend controle op het
personeel wordt uitgeoefend, zoodat de Staat dus ambtenaren krijgt,
die tea orde en netheid, en het stipt opvolgen van gegeven bevelen ge
wend zijn, eigenschappen die in iedere staatsbetrekking, doch vooral in de
lagere betrekkingen, van zeer groote waarde zijn.
3o. Zal door het voorgestelde middel hoogstwaarschijnlijk in het leger
?ene begeerlijke, vrij constante en tamelijk snelle bevordering in de
verBchillende rangen ontstaan, die ook alweder de vrijwillige dienstname
bevordert.
o.- In den regel zullen dan de militairen den dienst verlaten, voordat
Bij in de termen vallen om gepensionneerd te worden, wat wenscheüjk is,
omdat zij anders te oud en dikwerf ongeschikt voor den velddienst
worden.
5o. Het aantal gepensionneerden zal afnemen, ten voordeele van den
Staat
Om nu de gepensionneerde militairen niet te oud aan de burgermaat
schappij terug to geven en hen daardoor te beletten eene betrekking
machtig te worden, komt ons eene wijziging der pensioenwet noodzakelijk
voor. Volgens art. 25 der wet op de militaire pensioenen bij de land
macht beneden den rang van officier, wordt het recht op pensioen ver»
kregen:
o. terzake van langdurige» dat is dertlgjarlgm dienst met 50 jaren
ouderdom."
Wij zouden hiervoor willen lezen: na twintig jarigen dienst, zonder
vereischte van leeftijd. Na 20 jaren dienst, met het oog op het door ons
te bereiken doel, in verband met het reeds in de zitting van 1867?1868
door den Minister van den Bosch ingediend wetsontwerp, om het recht
op pensioen aan onderofficieren en korporaals na 20 jaren te verleenen,
al was de belanghebbende niet onder dan 38 jaren, en, zonder vereischte
van leeftijd, in navolging van hetgeen voor de koloniale landmacht van
kracht is.
b. terzake van verwonding of verminking in den strijd bekomen, of
Veroorzaakt door gevorderde of bevolen militaire diensten, alsook ter
zake van ziels- of lichaamsgebreken, welke het gevolg zijn van omstan
digheden, verrichtingen en vermoeienissen, aan de uitoefening van den
militairen dienst verbonden, voor zoover die verwonding, verminking of
gebreken den belanghebbende tot de verdere waarneming van den mili
tairen dienst voor altijd ongescnikt maliën, en nem tevens voortdurend,
geheel of gedeeltelijk, dan wel tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, buiten staat
stellen om door handenarbeid in zijn levensonderhoud te voorzien."
c. terzake van gelijke redenen als ad. b vermeld, al wordt de
belanghebbende niet buiten staat geacht, om door handenarbeid in zijn
levensonderhond te voorzien, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin
tig jare hebbe."
d. terzake van ongeschiktheid of onbekwaamheid tot de verdere
waarneming van den militairen dienst hoezeer ontstaan door andere
oorZaken, dan die ad. b vermeld, doch niet het gevolg van eigene moed
willige handelingen of ongeregeld gedrag voor zoover die ongeschikt
heid of onbekwaamheid den belanghebbende voortdurend geheel of
gedeeltelijk buiton staat stelt, om door handenarbeid in zijn levenson
derhoud te voorzien, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin
tig jare hebbe."
Vergelijken wij nu den inhoud dezer punten b, c en d met de
aanteekeningen van den Heer Kleija, Referendaris bij het Departement vaa
Oorlog op de wet der militaire pensioenen bij de landmacht, dan vinden
wij daarm:
Zooals de punten b, c en d van art. 25 thans luiden, heeft een mili
tair, beueden den rang van officier, die zij hut zelfs in den strijd of
wel in en door gevorderden oi' bevolen diensten vo >r den militairen
dienst ongeschikt wordt, slechts dan aanspaak op pensioen, wanneer tig
of tengevolge van do verwonding, verminking of gebreken, welke zijne
ongeschiktheid veroorzaken, geheel of ten deele buiten staat is om door
handenarbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, of wel twintig dienst
jaren telt. Telt hij zooveel dienstjaren niet, dan kan hem, indien hy
niet buiten staat is om door handenarbeid in zijn levensonderhoud te
voorzien, zelfs geen tijdeli/k pensioen worden toegekend."
In het reglement op de gagementen voor Indische militairen wordt
de aanspraak op gagemént niet van zoodanige voorwaarde afhankelijk
gesteld zelfs niet ten aanzien van den militair, die zyne ongeschikt
heid voor den militairen dienst op andere wijze verliest, dan in dienst
tijd, of in en door bevolen dienstverrichtingen.
Evenmin treft men in de wet op de burgelijke pensioenen eene dus
danige voorwaarde aan. Bij physieke ongeschiktheid voor zijne betrek
king, heeft de burgerlijke beambte aanspraak op pensioen, mits hij slechts
10 jaren hebbe gediend, en die 10-jarige diensttijd wordt zelfs niet ge
vorderd voor hem, die zijne ongeschiktheid verliest door verwonding
of verminking, ziels- of lichaamsgebreken, bekomen bjj het volbren
gen eeuer dienstverrichting, waaraan gevaar verbonden is, terwijl
de bepalingen op de militaire pensioenen in Oostenrijk en Frankrijk
evenmin bedoelde voorwaarde bevatten. Met recht zegt dan ook de Heer
Kleijn, dat deze bepalingen milder ZJJB, dan die onzer militaire pensioen
wet, en ook meer dan deze kunnen bijdragen ter verkrijging van perso
neel, waai uit men een deugdelijk en flink kader vormen kan, en het is
dan ook daarom, dat wij punt b en d zouden willen lezen, als volgt:
&..., voor zoover die 'verwonding, verminking ofgebrëkend&n belang
hebbende tot de verdere waarneming vau den militairen dienst ongeschikt
maken.
d..., doch niet het gevolg van eigene moedwillige handelingen of on
geregeld gedrag.
Punt c doen vervallen.
e. terzake van vijftigjarigen ouderdom, ofschoon geen dertig jaren
dienst hebbende, voor zooveel de belanghebbende uithoofde van die leef
wijze, tot de verdere waarneming vau den militairen dieust voor altyd
ongeschikt is geworden, mits hij een diensttijd van niet minder dan twin
tig jaren hebbe."
Dat een leeftijd (volgens de bestaande wet) van 50 jaren, wanneer hy
niet gepaard gaat met 30 dienstjaren, alleen dan recht op pensioen moet
geven, wanneer de betrokken militair voor den verderen dienst ongeschikt
is, zal wel door niemand bestreden worden; maar, dat een 50 jarige voor
den dienst ongeschikte militair geen pensioen bekomt, wanneer hij korter
clan 20 jaren heeft gediend, zal ongetwijfeld niet veel verdedigers vinden.
Allerminst is dit wel te verdedigen, zoo lang men nog personen van 40
jarigen leeftijd als vrijwilliger bij het leger aanneemt, en voor den offi
cier de bepaling houdt, dat hij, 55 jaar oud zijnde, ook bij minderen dienst
tijd dan van 20 jaren per se voortdurend pensioen bekomt. Daarom
zouden wij in puut e de woorden voor altijd willen doen vervallen en den
hier genoemden leeftijd van 20 jaren op 10 stellen. X.
F JE D I I, I, E T O X.
DeSchoenmaker-Sterrewichelaar.4)
De wereld wil bedrogen zijn.
»Welnu laten we haar dan bedriegen," zei John Partridge
en John voer er goed bij. Menig blinkenden gulden stak hij
op en was toch altijd nog eerlijk mensch.
Om u uit te leggen hoe dat mogelijk was, moet ik u eöfet
verzoeken u in gedachten veel, heel veel jaren terug te verplaat
sen men schreef 't laatst der 17e eeuw en dat wel in
Londen, waar John sinds tijden het nederig baantje van schoen
lapper uitoefende. Hij was een jolige vent, die bij glas en llesch
zijn kameraden door menigen kwinkslag deed schudden van
lachen. Leven, was zijn wachtwoord, leven en laten leven, meneer.
Hij at en dronk graag lekker, was niet gierig voor den arme en ?
kreeg kind op kind, tot het dozijn vol was.
Het laat zich begrijpen, dat de karige verdiensten der lapperij
geenszins voldoende waren om al die monden open te houden en
John verder nog zijn pokeitje bier te verschaffen. Al vaak had hij
zich nadenkend achter de ooren gekrabd, maar 't wilde niet
lukken iets te verzinnen, waarmee zyn inkomsten te vermeerderen
waren. Dikwerf reeds hadden zijn vrienden onder elkaar gefluisterd,
dat John zijn lijfspreuk vergeten scheed hij kwam niet meer
geregeld bij Bet op den hoek, waar hij jaren stamgast was ge
weest; en als hij er kwam, was 't met bedrukt gezicat. Och fleer,
waar moest dat heen V
't Was op een November-avond van't jaar'1697, dat de vrienden
weer bij elkaar zaten in 'l benauwde vertrekje, toen de deur
geopend werd en zij, bij het vale schijnsel der walmende lamp,
John ontwaarden, die... maar neen, ze geloofden hun oogen
niet. Dat was John niet met die oogen stralende van vreugde en
zelfvoldoening. Dien luchtigen tred had hij zich sinds lang afge
wend en zóó losjes en luchtjes had hij zijn hoed in geen tijaen
op 't tiuofd gehad, 't Kon Joun niet zijn!
Tóch was het John. Hij bestelde met een wenk zijn kroes bier,
schudde de vrienden vrooJijk lachend de hand ca ging zitten.