Historisch Archief 1877-1940
E AM S T E R ) A M M E R, W KB L A D V O O R NEDERLAND.
Beat n 3e commandant?" vroeg ik aarzelend.
Wel neen ik", antwoordde de man verbaasd, ik heb uier niets te
commandeeren, ik woon in de Langestraat."
Maar'wat zeg je nu van die hoop steenen?"
Nu ik ingelicht ben, heb ik daar niets over te zeggen".
:- Maar zie:-je dan niet dat die de passage verspert, aan weerszijden er
van ia nauwelijks een nieter ruimte overgelaten en op die open ruimte
liggen dikwijl» genoeg nog werktuigen, losse steenen en andere dingen,
die als versperring dienen; het is soms kunst- en vliegwerk om er
door.been te komen".
Daar staat weer iets goeds tegenover; had men de steenen aan Singel
of Heerengracht opgestapeld, dan zouden de jongelui uit deze buurten
telkens omwegen hebben moeten maken, om datgene te vinden, waarmee
zy hun kinderlijke spelen kunnen opluisteren. Nu hebben ze de steenen
maar voor 't grijpen".
Nou, ik vind dat gegooi en gesmet met steenen schandalig: er wor
den heel wat kapot gegooid en dat kost de burgerij maar een handvol
geld».
«U vergeet heelemaal dat u ook jong is geweest; ons gemeente
bestuur. ..." .
. Quidqnid delirant reges, plectuntur Achive!" zei de man.
? «Mijnheer", riep ik boos, ik heb een zoon die Jan heet en mij tegen
woordig, iet-..hoofd, met latijnsehe brakstukken warm maakt; begint a
#u flgjeiblieft niet met Grieksch!"
' Mensch lief,;'t is geen grieksch, 't is ook latijn."
, Fn «at beteekent het," .
Nu zoo ongeveer: wat burgemeester en wethouders doen dat moet
jle.bjargerij toch,betalen."
Ik was diep verontwaardigd. Dat was in n week tijds de derde man
die nuj dat ongelakzalïge: eest mon peuple quipayera!" naar het hoofd
slingerde. Zwijgend wilde ik mijn weg vervolgen."
U schjjnt me een gemoedelijk ond heer", begon de man op nieuw,
en daarom moet ik tt toch wat vertellen. Verbeeld n dat ik laatst bij
«epe aanbesteding voor de gemeente, voor verscheidene duizenden gul
dens minder had ingeschreven, dan een buitenlander, ea dat die concur
rent waarschijnlijk met het werkje zal gaan strijken."
Natuurlijk zullen overwegende redenen bestaan."
.?Gerust niet. Vooral nn hier zooveel werkeloosheid heerscht, zou 't
van belang zijn het werk in Nederland te gunnen. Waarom men een
vreemdeling onnoodig eenige duizenden meer zou betalen, is me een
raadsel! Dan denken ze in Duitschland anders, dat is laatst nog gezien,
tpen een landgenoot de leverantie van spoorweg-waggons kreeg, niettegen
staande hg dnnrder was, dan onze Beijnes."
Meneer", heb ik gezegd, ik ben volstrekt niét op de hoogfc -;an de
zaak die u daar ontvouwt. Ik ben overtuigd dat u ongelijk heeft, maar
het is mogelijk dat u gelijk heeft en in dit geval zou ik wel eens wat
_ g*?r nw grief willen vertellen. Doe me 't plezier en kom in den loop van
de week eens bij mij, dan zullen wij eens kalm en rustig praten."
De man nam daarmee genoegen en misschien kan ik de volgende week
dus wat meer over zijn klacht vertellen. Aquarius.
K U N S T.
SttSS
C TOONEEL TE AMSTEEDAM.
Frascati: 't Carnaval te Rome.
Stadsschouwburg: Antoïnette Rigaud,
. Verstrooid.
, . Rederijkersvoorstelling.
Het Eomeinsche Carnaval is eene opéra-comique, geen operette. Het
laatste genre, gelijk Qflenbach en Lecocq het gekreëerd hebben, heeft
een test, die zich door eene samenhortiug van zekere ongelijkslachtige
elementen kenmerkt. (Co»/1. Prof. Geel, in mee hybridisch".) Dit is hier
het geval niet.. Van een engelsch echtpaar, dat den naam Falconi voert,
laat het vrouwelijk lid zich het hof maken door verschillende jonge lieden.
?Eén van deze, Arthur Bryck, een kunstschilder, heeft in zijn
vaderlandsche gebergten -een meisjen, Marie, gekend en bemind. Hij heeft haar
bijna tergeten; maar zg hem niet. Zij reist hem, <lie zich te Rome be
vindt, na, en onder de vermomming van een schiideraleerling, gaat zij
? by hem in de leer. In zijn atelier begint zij ook aardigheden aan de
Gravin Faleoni te zeggen, in een oogenblik dat zij weet, dat de Gmaf
tec&ts, Arthur links uit een zijdeur het oog op hen hebbem. De Gravin
s gevoelig voor de vleyerij en vrijerij van denpseudo-^onkman. De schil
der ziet nu in, dat hij verkeerd heeifc gedaan werk te maken van de
Anglaise, de Graaf is licht verzoend, als hij ziet, dat de hofmaker een
B*isj«a is; de schilder' herkent zijn beminde et tont est poter Ie mieux. De
na*m >an dit' tooneelwerk wordt alleen gerechtvaardigd door eenige
optochten van ISörnavalsklanten; maar de Heeren Jos. *aun en P'ch.
Genée hebben zich' de moeite niet gegeven het Carnaval als een
Ie?venselement inditstukjen op te nemen. De komponist Joh. Strauss heeft
zich beter van zijn taak gekweten. Hij is de zoon en de naamgenoot
.van den Walzerkönig en heeft, in Duitschland vooral, veel naam.
Allerbeit echter was de vertooning. Om het zeerst hebben zich de
Heeren Kreeft (Falconi), Van Beem (Arthur), Kelly en Brok (Artlmrs
kunstbroeders en de Dames Bouwmeester (Marie) en Buderman (Gravin)
van hunne taak gekweten.
Aan kostumen n dekors is, als doorgaands, veel zorg besteed, en het
geheel laat een Vrolijken indruk achter.
Een der schilders heeft zich als monnik verkleed en deelt, in die hoe
danigheid, quazi-reliquiën, bijv. de muilen van Salomo, uit. Dit is van een
lichtzinnigheid, die bij de Duitschers door geen, geestigheden wordt opge
wogen of eenigszins vergeeflijk gemaakt.
Bet samenspel was verdienstelijk, en ofschoon dit zangspel niet uit
munt door vele oorspronkelijke of historische melodiën, ia het toch v<4
muziek.
Als iemant eene echt fransche toont ilvoorsteuing uitmuntend wil
tertolkt zien, moet hij zorgen te 714 uur in den Stadsschouwburg te zijn en
plaats nemen onder het publiek van Antoinette Kigaud" en Tête de
linotte" (Verstrooid).
Men heeft hier nit,t den ernst van de klassieke tragoedie, noch het hooge,
noch het lage komieke van Molière, noch de vlot geschreven comédies
van Scribe, noch de aangrijpende sociale vraagstukken, gedramatizeerd
en gepolychromeerd door Dumas fils, Sardou of Augier; maar men heeft,
in het stuk van Raimoud Deslandes, een meesterlijk gedialogeerde voor
stelling van franseke eer en edelmoedigheid, oogenblikken van spanning,
bijna geen schuld, uiti-edding, met bewaring der apparences en onver
beterlijk gespeeld. Men heeft hier, in het kluohtspel van Barrière en
Gondinet, eene allergrappigste op-een-stapeling van tamelijk levensvatbare
misverstanden, (met meewerking eener vernuftige, nieuwe dekoratie,) ont
zettend handig en onderhoudend voorgedragen. Deze farce is van goedj
qualiteit, maar zij duurt wat lang; vooral voor Holland. Niet alleen tocb,
dat wij zulke aardige dingen onmogelijk kunnen maken, maar wij zijn
zelfs te lymfatiesch om overal den draad klaar en flink te volgen.
Wat de beide stukken in 't bizonder cliarakterizeert is de eerbied voor
de huwlijkstrouw, hieruit te voorschijn springend, dat er in de beida
Stukken wel verzoeking plaatsheeft (door den tusschen de schermen
verwijlenden Heintje-Pik); maar dat de goede mensehen niet .vallen. Er
is -maar n. wat men noemen zou mari-canaille in de gezamendlijke
gtukken, en die is de risée van het publiek en wordt door zijn
modiste in de wandeling met den zondaagschen, naam van het mormeldier"
aangeduid.
Aan de treffende charakters van den Generaal en van Olivier, werd
door de Heeren van Schoonhoven en Clous alle recht gedaan. Geneviève
werd door Mevr. Eösssng-Sablairolles met die fijne schakeeringen, ook
in de uitdrukking harer fyzionomie gespeeld, die wij van haar gewoon
zijn; aan de voornamere rol van Antoinette Rigaud deed Mej. Sophie van
Biene alle recht. De rol van den schilder Sannoy 13 ondankbaar en onaf.
De Heer de Jong maakte er het mogelijke van. De Heer Spoor gaf
een onverbeterlijken Rigaud ook wat grime betreft.
De Heeren Morin (Champonet), Schulze (Carpiquel) en Van Dommelen
(de Portugees) waren in Verstrooid" onbetaalbaar. De Heer De Boer
(als Grimoine.) verdient niet veel hulde voor zijn weinig natuurlijk kaal
hoofd en kocht dit dan nog ten prijs van een hoedtjen, dat over dit
prcikwerk te naauw was.
De Dames Frenkel-Bouwmeester, de Vries, Chr. Poolman speelden met
een onovertroffen gemak en treffend natuurlijk. Ook de min drukke
par''jen werden door Jufv. Lorjó, Juf v. Weiman, en Juf v. Kielil naar
eisch vervuld.
In n woord men heeft in dit programma eene parijsche zedeschets,
die meer waar is, dan sommige theatrale of sterk gepeperde uitvoeringen.
Het liet hebbers-gezelschap, dat onder den naam van Eederijkerskamer
Joost van den Vondel" reeds sedert vele jaren zijne oefeningen houdt,
heeft, in het Lokaal Flora" op 6 dezer eece voorstelling gegeven, die
door een talrijk ea dankbaar auditorium van Heeren en Dames werd
bijgewoond.
Men speelde een nieuw blijspel, in 2 bedrijven, getiteld De Turksche
gezant", vrij bewevkt naar eene novelle door den Heer J. J. Dekker.
Het stuk vindt zijne voornaamsts effekten in eene reeks van vergissingen
en toevalligheden, die tot zeer voldoende komische oogenblikken leiden.
De hoofdpersoon is een kommensaal, die werkelijk aardig in zijn charakter
en historie geschetst wordt. De samenhang van het blijspel laat, wel iets
te wenschen, en misschien zou het geheel allicht in n bedrijf samen te
vatten zijn. Het eerste bedrijf toch is slechts inleiding en de ontwikkeling
begint pas in het tweede.
Tastbaar zijn de redekundige intentiën van den Autenr: de Heeren
Socialisten moeten menige veer missen en verschillende maatschappelijke
verschijnsels, die den Auteur voorkomen misbruiken te zijn, worden be
hoorlijk afgestraft. Het is misschien niet zoo onvoorwaardelijk goed te
keuren, dat de Auteur zich door zijne goede intentiën zoo ver laat ver
voeren, dat hij het moderne fransche tooneelspel met een paar volzinnen
baitea diskussie wil stellen om dat er echtbreuk somtijds de stof toe
levert. Het -vraagstuk wortelt te diep in filozoüsche en maatschappelijke
gronden om zoo in eens te kunnen worden uitgemaakt.
Er is werkelijk bij de rederjikers-gezelschappen vooruitgang te bespeuren.
De Commensaai Piinpel1' werd, als oud komenijhouder, nu rustig
rentenier, bizonder goed gespeeld. De jonge Dame, die voor Sophie, ,
eene vriendin vaa de dochter des in de zaak betrokkenen echtpaars speelde,
heeft een meer dan gewonen aanleg, eene gedistingeerde uitspraak en
goede manier van zeggen. "Wij hoorden haar bij de Da-Costa-viering
in een gants ander charakter, en waarlijk, zij zou, onder een goede lei
ding, vrij wat vorderingen in de tooneelkunst maken.
Ook de meid Anna speelde en. sprak met eene voor een liefhebster
zeer ongewone vrijmoedigheid. De derde Dame en de Heeren, die in den
Turkschon Gezant" optraden, droegen bij tot een zeer voldoend geheel.
Na het stukien werden de troep en de auteur ten tooneele geroepen.
De Prsezident van de Kamer" sprak, in wel gekozen bewoordingen,
den dank uit van het auditorium, en huldigde den ver en het talent
der uitvoerders. Daarop nam een ander Lid het woord, en bood den
auteur, den Heer J. J. Dekker, in naam van eenige vrienden en vereerder»
een Nederlandsch prachtwerk aan.
Na de Pauze" werd nog een uit het Fransch vertaald blijspel met
sang vertoond, dat v/üniöt hebben bijgewoond. De avond werd met een
Bal besloten.
10 Feb. lb. Th.