Historisch Archief 1877-1940
V-t
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 451
f.
TOONEEL TE ROTTERDAM.
Mjjn lemrs-een woord van verontschuldiging, dat ik de vorige week
hen niet inlichtte omtrent het Nieuws van ons tooneel. Het natte veer
trok mij door al de ledematen. De hand was niet in staat te schrijven,
9! was da geest ook nog zoo gewillig.
, De frissche koude werkte als tegengif en stelde me in staat, een tweede
opvoering van het nieuwe stuk der Vereenigde Kotterdamsche
Tooneelisten bij te wonen. Een droppel vergif van Dr. Oscar Blumenthal kwam
hier voor het eerst voor het voetlicht.
Dr. Oscar BlumentbaTs laatste pennevrncht behaalde hier een matig
?acces of liever slechts een succes d'estime. Waaraan dit toe te schrijven?....
Zeker niet daaraan, dat auteur en stuk bij ons onbekend waren. Inte
gendeel. Onze organen, die er buitenlandsche correspondenten op na
honden, hebben na do eerste uitvoering van Een droppel vergif in
Duitschland, uitvoerig melding gemaakt van het groote succes dat het
daar te lande behaalde. Ja, er werd bijgevoegd, dat geen stuk van Blu
menthal ooit dat succes behaalde.
Oscar Blumenthal, bij ons publiek reeds gunstig bekend na de opvoe
ring van: De groote Holt en De vroefpijl, zou, dacht mij, met zijn Drop*
pel vergif on* theater opnieuw met een repertoire-stuk verrijken, maar
errare humanum est.
De droppel vergif heeft op ons publiek niet gewerkt. Het bleef niterat
fealm en bewees door matige opkomst dat het, naar het schijnt, liever
niet met vergif te maken heeft. En toch was die droppel vergif van
betrekkelijk onschuldigen aard. Geen heaschljjk vergif, geen moord,
gwn revolvers, geen nachtelijke overrompelingen, niets van dat al....
We hadden met een zedelijk vergif te doen, nl. met laster".
Voor het matige succes bestaat m. i. maar n redcm, en wel de al te
lokale kleur van het stuk. Men moet Duitscher zijn, de woelige jaren
varf 62?72 meegemaakt hebben, om op te gaan in Blumenthal's
werkelijk zeer verdienstelijke pennevrucht.
Een droppel vergif bevat de geschiedenis van het leven van den eersten
minister van een der Duitsche hertogdommen in het iaar 1866.
i Deze minister, graaf Vahlberg, en de groothertog zijn op de hand van
Pruisen, Hunne, omgeving met den erfprins inkluis, zijn ostenrijksch
gezind. Niettegenstaande de voorliefde van den groothertog en zijn mi
nister voor de Pruisische politiek, worden zij door de publieke opinie
genoodzaakt tot het steunen der Oostenrijksche staatkunde.
Een geheim tractaat, alleen bekend aan den groothertog en zijn mi'
aister, is hier het gevolg van.
Bjj het uitbarsten van den strijd blijkt men in Berlijn bekend te zijn
met dit tractaat. Het hertogdom wordt ingelijfd bij den Noord-Duitschen
bond en de groothertog van den troon vervallen verklaard.
Graaf Vahlberg trekt zich uit het openbaar terug en leeft te midden
der zijnen. Het huiselijk geluk echter wordt plotseling verstoord. In een
algemeen gelezen tijdschrift, stelt zekere graaf Baschka den ex-minister
aan de kaak en beschuldigt hem land en vorst verraden te hebben. Bat
is de droppel vergif. Het gif werkt - wat werkt sneller en onfeilbaarder
dan laster het geluk der familie Vahlberg is verwoest. Na jaren onder
deze verdenking gestaan te hebben, treedt als reddende eugel eenzekere
baron Mettenbern (D. Haspels) op. Deze, een rouó prima kwaliteit,^heeft
reeds lang zijn matten blik gevestigd op de oudste dochter van den
graaf, barones Hertha v. Weidegg, een alleraardigst, geestig en lief
vrouwtje. In oude famüiepapieren heeft onze baron het bewijs van graaf
Vahlberg's onschuld gevonden. Met verlangende blikken deelt hij dit het
jonge vrouwtje mede, rekenende dat zijn groote vondst wel eenige toe
nadering harerzijds uit zal lokken. Hoe wordt onze don-Juan door de
jonge barones teleurgesteld!... Het dartele, naïeve vrouwtje, in niets eenig
boos opzet vermoedende, geeft den rouéals blijk harer dankbaarheid het
portret van den eenigen man dien zij liefheeft van haar echtgenoot.
Het huiselijk geluk is hersteld. De verrader was niemand anders dan
de groothertog zelf, en zijn zoon, Karl Emil komt persoonlijk zijn ver
ontschuldigingen bij graaf Vahlberg aanbieden.
Dit is de inhoud van het stuk. Dat deze voor het groote publiek wel
wat mager ist ligt voor de hand, Voor hen echter die fijne, lieve
tooneeltjes weten te waardeeren, geen knaleffect noodig hebben om te genieten,
is de voorstelling van Een droppel vergif een genot.
Ja, ik zou verder willen gaan, en durven beweren, dat alleen de derde
acte een gang naar den schouwburg waard is.
Het spel der artisten was over het geheel uitstekend. De eerepalen
van den avond komt ontegenzeggelijk toe aan mej. M. Vink. (Barones
Hertha v. Weidegg). Een onzer eerste artisten van den grooten schouw
burg zei me 's avonds na afloop van het derde bedrijf: Dat is knap
gespeeld door Marie Vink". Artisten prijzen elkaar niet gauw, vooral
als ze zelf iets presteeren.
Ik was het met mijn zegsman meer dan eens, en herhaal deze woor
den omdat ze voor een jong artiste als mej. Vink ineerjnnerlijke waarde
moeten hebben, dan de luidste bravo's van de zijde van het publiek.
Na mej. Vink, den heer D. Haspels onze warme hulde. Hij speelde de
tol van den rouéonberispelijk. Het spel tusechen hem en mej. Vink in
het derde bedrijf, is boven onzen lof verheven.
De. heeren J. Haspels als graaf Vahlberg en Rosier Faassen als baron
Brendel werkten beiden tot een goed ensemble mede.
De heer Henri de Vries was recht goed op dreef. Alhoewel hij, als
Luitenant Bruno, een tv eede rol vervulde, droeg hij door zijn beschaafd,
opgewekt spel veel bij tot het welslagen der komische scènetjes, die in
het stuk voorkomen. De heer Poolman, eerst als geheimraad Fabritius,
later als Prins Karl Emil heeft beide rolletjes zeer verdienstelijk gespeeld.
Als Prins Karl Emil zag hij er uit: tiréa quatre pingles. Een weinigje
meer gloed zou in zijn toespraak van het vierde bedrijf niet geschaad
hebben.
De N. R. Schouwburg-maatschappij gaf ons deze week no. 2 van de
teeks benefieten die nog volgen zullen. Mevrouw d» Graef-Verstraete
was nu aan de beurt, en gaf ons Andrée drama in vier bedrijven van
Crisafulli en Stapleaux te wen, vertaald door den heer A. van SprinckhtiSzen.
Hoe het mogelijk is, dat een artiste als mevr. de Graef een dergelgk stuk tot
benefice voorstelling heeft kunnen kiezen, is mij een raadsel.Reeds meermalen
het mgn aandacht, dat de beneficianten, naar vrije keus, luist stukken en trok
rollen kiezen geheel buiten het kader van het gezelschap en hun natuur
lijke gaven. Mevr. de Graef, hoe gaarne zij het ook misschien zou
wenschen, is nu eenmaal geen tragedienne en nog minder berekend om rol
len als die van Andrée naar de eischen der speelkunst te vertolken. Ik
ken weinige actrices, die zoo natuurlijk kunnen lachen als mevr. de Graef;
schaarsch zijn zij te vinden, die mevr. de Graef in eenvoud nabij komen.
Zie van haar de Vonk" (VEtincelle') de jonge vrouw in Fladderen"
(La Papillonne) het meisje in de SprooJtyes van Tante Wie&eman"
(Die Marchentante) en gij brengt hulde aan haar kunst. Maar het
onnatuurlijke en onware, binnen de grenzen van het tooneel, natuurlijk
en waar weer te geven, ligt geheel buiten haar bereik.
Andrée behoort tot de onmogelijke tooneelprodukten. Een jonge
fatsoenlijke vrouw (Andrée) is gehuwd met een ziekelijk man.
Zij wordt bemind, vurig bemind door een mijnheer Regiuald de
Therigny (Tartaud). Om de tien minuten hooren wij een allerziekelijkste
liefdesverklaring. De jonge vrouw weigert. De liefhebbende minnaar
gaat platweg aan den draai." Hij verteert duizenden. Wordt, hoe zie
kelijk hij ook van karakter is, zelfs zoo los, dat hij, in mijmeren verzon
ken, plotseling aan de speeltafel handen vol geld ten offer brengt. De
jonge, fatsoenlijke vrouw wordt daardoor zoo geroerd, dat zij zich diets
maakt, de schuld van zijn ongeluk te zijn, en zijn maïtresse wordt.
Hoe nobel!!
Een paar oolijke vrienden, (generaal Naudoff en de Montenac, respec
tievelijk de heeren Alex. Faassen en Mutters) bezorgen hem een postje
in Petersburg. Het kirrend duivenpaar wisselen hartroerende brieven.
O wee! De oolijke generaal heeft er nog een post bij gekregen en wel dien
van postmeester-generaal. Hij onderschept met medewerking vati ne
Montenae de brieven. Hoe leelijk! Foei! Andrée trekt het zich zoo aan,
dat zij niets van den beminde hoort, dat haar man sterft en hij (de
Therigny) zoekt troost in een fatsosü'SJse verkeering. Zeer natuurlijk!
Andrée snelfc per sneltrein na den dood vao haar echtgenoot naar Peters
burg. Zij vindt in een zijvertrek ten huize van Therigny een bruidssluicr.
De straf nadert. Een ijselijk tooneel volgt tusschcn den vurigen minnaar
van weleer en de bedrogen en bedrogen hebbende vrouw van thans. Een
oogenblik te voren hoe het te pas kwam mag Joost weten zagen
we de vrienden Naudoff en de Montenao aan een tafeltje zitten en dezen
laatste met een geopend dolkmes spelen.
Toon reeds ging mij een rilling over het lijf. 't Verwonderde mij ook
niet, dat Andrée ten einde raad (ik zou haast denken dat de heeren
auteurs dit waren) zich dat dolkmes door japon en Fedora-corset in het
het lijf stak.
Om de hoofdpersonen fladderen een zekere mijnheer en mevrouw de
Formerose (Nieuwland en mevr. v. Korlaar). Met de eigenlijke handeling
hebben zij niets to maken. Zij dienden slechts als entre-mets, even als
de heeren Domby, de Ponsirolles en de Marsanne,
Geen wonder dat Andrée, als stuk, geen succes had. Wel bracht een
talrijk publiek mevr. de Graef zijn hulde in den vorm van een aantal
bloemruikers en kransen, maar de man van de galerij dien ik bij het
uitgaan hoorde mompelen: 't is jammer van 't mensch, maar 't is een
miserabel stuk" was in dit gevcil wel een: Vox Dei
De voorstelling in het geheel miste het noodige entrain. De heer Mut
ters als de Moutenac was zoo onrolvast, en versprak zich meer dan eens
soo bespottelijk, dai de lachlust te midden van alle narigheid een wijle
opgewekt werd. De heer Alex. Faassen, als Generaai Nandoff, gaf een
uitstekende type en speelde met nauwgezetheid en toewijding. De heer
v. Nieuwland als de Formerose, hoewel in den beginne wat al te lauw,
wist de noodige vis comica ter juister plaatse aan te brengen, De heer
Tartau als de Therigny had enkele zeer goede momenten, docli ook
hij ging aan onrolvastheid mank. Wellicht dat bij meerdere voorstel
lingen dit euvel zich oplost.
De overige rollen, hoe onbeduidend ook, werden voldoende vervuld.
Het tooneel was goed verzorgd. Jammer dat ce oleografiën uit Frank
rijk weer naar Rusland verhuisden. Zoo had ik ook gaarne in het 2e
bedrijf in plaats van een gang-stopstuk een tweede salon gezien.
D. V.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 12 Februari 1886.
Zij, die zich j.l. Zaterdag naar de Opera begaven, zullen hunnen gang
niet beklaagd hebben; bij deze opvoering van Der Propliet viel zooveel
goeds op te merken, dat het mindere er door overschaduwd werd.
Mevr. Mielke trad als Bertha op en ontwikkelde daarin hare bekende
eigenschappen zoowel wat spel als zang betreft, mevr. Jaïde was als
moeder van den profeet voortreffelijk. Zou deze partij beter gespeeld en
gezongen kunnen worden dan zij deed? beter gespeeld mogelijk, beter
gezongen ook mogelijk; maar beide bijeen, in ne kunstenares
vereenigd? Onmogelijk! De heer Labatt was weder goed b\j stem en gaf de
zeer zware partij van den Profeet van het begin tot het einde met hel
der geluid, ofschoon niet zonder dat het hem merkbaar inspanning kostte;
jammer dat hij zijn zang vaak ontsierde door als hij een der veelvul
dig voorkomende hooge tonen ns had die zoolang aan te houden,
en zoo langzaam en met zulk een bedenkelijk soort van geluid te laten
zakken tot waar hij tenslotte aan moest komen, dat voor het beschaafde
publiek al het genot van het voorafgegane geheel verloren moest gaan.
De heer Drumm schijnt zich nog maar niet boven het Lampenfieler
te kunnen verheffen, hetwelk zeer te bejammeren is want hij is een be
schaafd zanger en beschikt over een recht goed schoon niet groot
geluid; zijue verlegenheid schaadde dan ook de vertolking van de party