De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 14 februari pagina 4

14 februari 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

V-t DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 451 f. TOONEEL TE ROTTERDAM. Mjjn lemrs-een woord van verontschuldiging, dat ik de vorige week hen niet inlichtte omtrent het Nieuws van ons tooneel. Het natte veer trok mij door al de ledematen. De hand was niet in staat te schrijven, 9! was da geest ook nog zoo gewillig. , De frissche koude werkte als tegengif en stelde me in staat, een tweede opvoering van het nieuwe stuk der Vereenigde Kotterdamsche Tooneelisten bij te wonen. Een droppel vergif van Dr. Oscar Blumenthal kwam hier voor het eerst voor het voetlicht. Dr. Oscar BlumentbaTs laatste pennevrncht behaalde hier een matig ?acces of liever slechts een succes d'estime. Waaraan dit toe te schrijven?.... Zeker niet daaraan, dat auteur en stuk bij ons onbekend waren. Inte gendeel. Onze organen, die er buitenlandsche correspondenten op na honden, hebben na do eerste uitvoering van Een droppel vergif in Duitschland, uitvoerig melding gemaakt van het groote succes dat het daar te lande behaalde. Ja, er werd bijgevoegd, dat geen stuk van Blu menthal ooit dat succes behaalde. Oscar Blumenthal, bij ons publiek reeds gunstig bekend na de opvoe ring van: De groote Holt en De vroefpijl, zou, dacht mij, met zijn Drop* pel vergif on* theater opnieuw met een repertoire-stuk verrijken, maar errare humanum est. De droppel vergif heeft op ons publiek niet gewerkt. Het bleef niterat fealm en bewees door matige opkomst dat het, naar het schijnt, liever niet met vergif te maken heeft. En toch was die droppel vergif van betrekkelijk onschuldigen aard. Geen heaschljjk vergif, geen moord, gwn revolvers, geen nachtelijke overrompelingen, niets van dat al.... We hadden met een zedelijk vergif te doen, nl. met laster". Voor het matige succes bestaat m. i. maar n redcm, en wel de al te lokale kleur van het stuk. Men moet Duitscher zijn, de woelige jaren varf 62?72 meegemaakt hebben, om op te gaan in Blumenthal's werkelijk zeer verdienstelijke pennevrucht. Een droppel vergif bevat de geschiedenis van het leven van den eersten minister van een der Duitsche hertogdommen in het iaar 1866. i Deze minister, graaf Vahlberg, en de groothertog zijn op de hand van Pruisen, Hunne, omgeving met den erfprins inkluis, zijn ostenrijksch gezind. Niettegenstaande de voorliefde van den groothertog en zijn mi nister voor de Pruisische politiek, worden zij door de publieke opinie genoodzaakt tot het steunen der Oostenrijksche staatkunde. Een geheim tractaat, alleen bekend aan den groothertog en zijn mi' aister, is hier het gevolg van. Bjj het uitbarsten van den strijd blijkt men in Berlijn bekend te zijn met dit tractaat. Het hertogdom wordt ingelijfd bij den Noord-Duitschen bond en de groothertog van den troon vervallen verklaard. Graaf Vahlberg trekt zich uit het openbaar terug en leeft te midden der zijnen. Het huiselijk geluk echter wordt plotseling verstoord. In een algemeen gelezen tijdschrift, stelt zekere graaf Baschka den ex-minister aan de kaak en beschuldigt hem land en vorst verraden te hebben. Bat is de droppel vergif. Het gif werkt - wat werkt sneller en onfeilbaarder dan laster het geluk der familie Vahlberg is verwoest. Na jaren onder deze verdenking gestaan te hebben, treedt als reddende eugel eenzekere baron Mettenbern (D. Haspels) op. Deze, een rouó prima kwaliteit,^heeft reeds lang zijn matten blik gevestigd op de oudste dochter van den graaf, barones Hertha v. Weidegg, een alleraardigst, geestig en lief vrouwtje. In oude famüiepapieren heeft onze baron het bewijs van graaf Vahlberg's onschuld gevonden. Met verlangende blikken deelt hij dit het jonge vrouwtje mede, rekenende dat zijn groote vondst wel eenige toe nadering harerzijds uit zal lokken. Hoe wordt onze don-Juan door de jonge barones teleurgesteld!... Het dartele, naïeve vrouwtje, in niets eenig boos opzet vermoedende, geeft den rouéals blijk harer dankbaarheid het portret van den eenigen man dien zij liefheeft van haar echtgenoot. Het huiselijk geluk is hersteld. De verrader was niemand anders dan de groothertog zelf, en zijn zoon, Karl Emil komt persoonlijk zijn ver ontschuldigingen bij graaf Vahlberg aanbieden. Dit is de inhoud van het stuk. Dat deze voor het groote publiek wel wat mager ist ligt voor de hand, Voor hen echter die fijne, lieve tooneeltjes weten te waardeeren, geen knaleffect noodig hebben om te genieten, is de voorstelling van Een droppel vergif een genot. Ja, ik zou verder willen gaan, en durven beweren, dat alleen de derde acte een gang naar den schouwburg waard is. Het spel der artisten was over het geheel uitstekend. De eerepalen van den avond komt ontegenzeggelijk toe aan mej. M. Vink. (Barones Hertha v. Weidegg). Een onzer eerste artisten van den grooten schouw burg zei me 's avonds na afloop van het derde bedrijf: Dat is knap gespeeld door Marie Vink". Artisten prijzen elkaar niet gauw, vooral als ze zelf iets presteeren. Ik was het met mijn zegsman meer dan eens, en herhaal deze woor den omdat ze voor een jong artiste als mej. Vink ineerjnnerlijke waarde moeten hebben, dan de luidste bravo's van de zijde van het publiek. Na mej. Vink, den heer D. Haspels onze warme hulde. Hij speelde de tol van den rouéonberispelijk. Het spel tusechen hem en mej. Vink in het derde bedrijf, is boven onzen lof verheven. De. heeren J. Haspels als graaf Vahlberg en Rosier Faassen als baron Brendel werkten beiden tot een goed ensemble mede. De heer Henri de Vries was recht goed op dreef. Alhoewel hij, als Luitenant Bruno, een tv eede rol vervulde, droeg hij door zijn beschaafd, opgewekt spel veel bij tot het welslagen der komische scènetjes, die in het stuk voorkomen. De heer Poolman, eerst als geheimraad Fabritius, later als Prins Karl Emil heeft beide rolletjes zeer verdienstelijk gespeeld. Als Prins Karl Emil zag hij er uit: tiréa quatre pingles. Een weinigje meer gloed zou in zijn toespraak van het vierde bedrijf niet geschaad hebben. De N. R. Schouwburg-maatschappij gaf ons deze week no. 2 van de teeks benefieten die nog volgen zullen. Mevrouw d» Graef-Verstraete was nu aan de beurt, en gaf ons Andrée drama in vier bedrijven van Crisafulli en Stapleaux te wen, vertaald door den heer A. van SprinckhtiSzen. Hoe het mogelijk is, dat een artiste als mevr. de Graef een dergelgk stuk tot benefice voorstelling heeft kunnen kiezen, is mij een raadsel.Reeds meermalen het mgn aandacht, dat de beneficianten, naar vrije keus, luist stukken en trok rollen kiezen geheel buiten het kader van het gezelschap en hun natuur lijke gaven. Mevr. de Graef, hoe gaarne zij het ook misschien zou wenschen, is nu eenmaal geen tragedienne en nog minder berekend om rol len als die van Andrée naar de eischen der speelkunst te vertolken. Ik ken weinige actrices, die zoo natuurlijk kunnen lachen als mevr. de Graef; schaarsch zijn zij te vinden, die mevr. de Graef in eenvoud nabij komen. Zie van haar de Vonk" (VEtincelle') de jonge vrouw in Fladderen" (La Papillonne) het meisje in de SprooJtyes van Tante Wie&eman" (Die Marchentante) en gij brengt hulde aan haar kunst. Maar het onnatuurlijke en onware, binnen de grenzen van het tooneel, natuurlijk en waar weer te geven, ligt geheel buiten haar bereik. Andrée behoort tot de onmogelijke tooneelprodukten. Een jonge fatsoenlijke vrouw (Andrée) is gehuwd met een ziekelijk man. Zij wordt bemind, vurig bemind door een mijnheer Regiuald de Therigny (Tartaud). Om de tien minuten hooren wij een allerziekelijkste liefdesverklaring. De jonge vrouw weigert. De liefhebbende minnaar gaat platweg aan den draai." Hij verteert duizenden. Wordt, hoe zie kelijk hij ook van karakter is, zelfs zoo los, dat hij, in mijmeren verzon ken, plotseling aan de speeltafel handen vol geld ten offer brengt. De jonge, fatsoenlijke vrouw wordt daardoor zoo geroerd, dat zij zich diets maakt, de schuld van zijn ongeluk te zijn, en zijn maïtresse wordt. Hoe nobel!! Een paar oolijke vrienden, (generaal Naudoff en de Montenac, respec tievelijk de heeren Alex. Faassen en Mutters) bezorgen hem een postje in Petersburg. Het kirrend duivenpaar wisselen hartroerende brieven. O wee! De oolijke generaal heeft er nog een post bij gekregen en wel dien van postmeester-generaal. Hij onderschept met medewerking vati ne Montenae de brieven. Hoe leelijk! Foei! Andrée trekt het zich zoo aan, dat zij niets van den beminde hoort, dat haar man sterft en hij (de Therigny) zoekt troost in een fatsosü'SJse verkeering. Zeer natuurlijk! Andrée snelfc per sneltrein na den dood vao haar echtgenoot naar Peters burg. Zij vindt in een zijvertrek ten huize van Therigny een bruidssluicr. De straf nadert. Een ijselijk tooneel volgt tusschcn den vurigen minnaar van weleer en de bedrogen en bedrogen hebbende vrouw van thans. Een oogenblik te voren hoe het te pas kwam mag Joost weten zagen we de vrienden Naudoff en de Montenao aan een tafeltje zitten en dezen laatste met een geopend dolkmes spelen. Toon reeds ging mij een rilling over het lijf. 't Verwonderde mij ook niet, dat Andrée ten einde raad (ik zou haast denken dat de heeren auteurs dit waren) zich dat dolkmes door japon en Fedora-corset in het het lijf stak. Om de hoofdpersonen fladderen een zekere mijnheer en mevrouw de Formerose (Nieuwland en mevr. v. Korlaar). Met de eigenlijke handeling hebben zij niets to maken. Zij dienden slechts als entre-mets, even als de heeren Domby, de Ponsirolles en de Marsanne, Geen wonder dat Andrée, als stuk, geen succes had. Wel bracht een talrijk publiek mevr. de Graef zijn hulde in den vorm van een aantal bloemruikers en kransen, maar de man van de galerij dien ik bij het uitgaan hoorde mompelen: 't is jammer van 't mensch, maar 't is een miserabel stuk" was in dit gevcil wel een: Vox Dei De voorstelling in het geheel miste het noodige entrain. De heer Mut ters als de Moutenac was zoo onrolvast, en versprak zich meer dan eens soo bespottelijk, dai de lachlust te midden van alle narigheid een wijle opgewekt werd. De heer Alex. Faassen, als Generaai Nandoff, gaf een uitstekende type en speelde met nauwgezetheid en toewijding. De heer v. Nieuwland als de Formerose, hoewel in den beginne wat al te lauw, wist de noodige vis comica ter juister plaatse aan te brengen, De heer Tartau als de Therigny had enkele zeer goede momenten, docli ook hij ging aan onrolvastheid mank. Wellicht dat bij meerdere voorstel lingen dit euvel zich oplost. De overige rollen, hoe onbeduidend ook, werden voldoende vervuld. Het tooneel was goed verzorgd. Jammer dat ce oleografiën uit Frank rijk weer naar Rusland verhuisden. Zoo had ik ook gaarne in het 2e bedrijf in plaats van een gang-stopstuk een tweede salon gezien. D. V. MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 12 Februari 1886. Zij, die zich j.l. Zaterdag naar de Opera begaven, zullen hunnen gang niet beklaagd hebben; bij deze opvoering van Der Propliet viel zooveel goeds op te merken, dat het mindere er door overschaduwd werd. Mevr. Mielke trad als Bertha op en ontwikkelde daarin hare bekende eigenschappen zoowel wat spel als zang betreft, mevr. Jaïde was als moeder van den profeet voortreffelijk. Zou deze partij beter gespeeld en gezongen kunnen worden dan zij deed? beter gespeeld mogelijk, beter gezongen ook mogelijk; maar beide bijeen, in ne kunstenares vereenigd? Onmogelijk! De heer Labatt was weder goed b\j stem en gaf de zeer zware partij van den Profeet van het begin tot het einde met hel der geluid, ofschoon niet zonder dat het hem merkbaar inspanning kostte; jammer dat hij zijn zang vaak ontsierde door als hij een der veelvul dig voorkomende hooge tonen ns had die zoolang aan te houden, en zoo langzaam en met zulk een bedenkelijk soort van geluid te laten zakken tot waar hij tenslotte aan moest komen, dat voor het beschaafde publiek al het genot van het voorafgegane geheel verloren moest gaan. De heer Drumm schijnt zich nog maar niet boven het Lampenfieler te kunnen verheffen, hetwelk zeer te bejammeren is want hij is een be schaafd zanger en beschikt over een recht goed schoon niet groot geluid; zijue verlegenheid schaadde dan ook de vertolking van de party

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl