De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 14 februari pagina 5

14 februari 1886 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 451 DE AMSTERDAMMER, WEEKRLAD VOOR NEDERLAND. I. *».? V de* graven Oberthal, welke hij overigens ftoed zong. Het ttio der wederdoopefg was niet altijd zuiver. Koor en orkest gaf reden tot tevredenheid. Zondagavond kregen we eene reprise van Das goldene Kreun, ditmaal met Mej. von, Döttscher als Thêrèse en de Heer Grüning als Gontrun; beide kweten zich recht loffelijk van hunne taak. De Heer Behrens was als Bombardon weder voortreffelijk, zong; heerlijk en speette met kostelijken en gemoedelijken humor; Mej. Bettaqne gaf ons weder de bevallige Ohristine, die we van haar gewoon zijn. Haar geluid klinkt echter in de hoogte vaak niet aansronaam, vooral als zy haar stem uitzet; indien zij dit *oo weinig mogelijk deed, zou men bij haar optreden wellicht op volkomen voldoening kunnen rekenen! De heer Drumm was als Nicolas zeer goed. Na de pauze eene herhaling van Mozart und SchiJeaneder; het laatst dat ik mjj herinner dit werkje gezien te hebben, was, toen nog de heer Sehneider als Mozart optrad', dus reeds vele jaren geleden; ik weet nog zeer goed dat ik het toen heel aardig vond, iets wat ik tot mijn spijt nu niet verklaren kan; het is echter blijkbaar ook niet geschreven met de bedoeling het aan kritiek te onderwerpen en daarom kan ik er met een gerust geweten overheen stappen. De uitvoering was beide malen zeer goed; den heer Krieg is eene rol als die van den vernilnftigen Theater director SchiJeaneder volkomen toevertrouwd, juist iets voor hem. De onfopbare gefopt ziedaar een kol f je naar zijn hand en bovendien in spel en spraak geheel de gemoedelijke Weener. De heer Grüning trad als Hozart op en gaf aijne partij/ recht verdienstelijk weer; de dames von Dottscher ea Kirsch stonden beiden uitstekend ter zijde en zoo ik het van deze dames niet beter wist, zou ik geneigd zijn te zeggen, dat zij in de kibbelecène blijken van groote oefening en bedrevenheid gaven. Eg den heer Bolle was de partij van den neef in goede handen. De inhoud van dit werkje kan niet strekken om de vereering voor Mozart als kunstenaar te verhoogen en ik hoop van harte dat de zaken niet zoo gebeurd zijn als daarin voorgesteld: men hoort daarin toch over verschillende brokstukken uit zijne Zaïiberflöte spreken, die Mozart ge componeerd had, doch niet naar den zin van zijn Directeur en tekstdichter Schikaneder; als deze laatste zone opmerkingen maakt, weigert natuurlijk de Componist zijne muziek naar den wansmaak van het publiek te wijzigen. Maar als SchiJeaneder dan zegt: Dann aaliït1 nit!" dan verandert de Componist van gevoelen en schikt zich naar de wenschen des directeurs. De Fatlst trekt altijd volle zalen: dit bleek ook 11. Woensdag, toen het gebouw tot op het laatste plaatsje bezet was; de geannonceerde be zetting was. dan ook wel geschikt de verwachtingen hoog te spannen. Welnu, Zij zijn niet teleurgesteld, het was dooreengenomen een prachtige voorstelling. Mevr. Mielke trad op als Gretchen; miste zij in den beginne het bepaald kinderlijk onschuldig naïve, hetwelk deze figuur als met een waaB 'van reinheid omzweven moet zoodra de catastrophe geschied was en het tragische meer op den voorgrond trad, was zij geheel in haar element, en gaf de smart, de wroeging en het berouw der misleide in spel en zang zoodanig weder, dat daarbij alle kritiek verstomt en er slechts .warme lof en waardeetïng overblijft._Zij gaf eene opvatting der figuurvan Gretchen te zien, welke op ons tooneel genoegzaam nieuw is: ik zal zelfs niet eens beweren dat hare opvatting de ware is; maar zij was schoon, aangrijpend in de hoogste mate en moet daardoor reeds reden van tastaan hebben. De heer Haase trad als Valenti» op; stellig heb ik in deze rol zangers met grootere stemmiddelen zien optreden, maar gezongen en zelfs voorgedragen zooals de heer Haase het deed, heb ik er nooit een beter bijgewoond; de wijze, waarop hij de sterf-scène heeft begrepen en weergegeven, de toon waarop bij Gretchen den vloek naar het h ofd slingerde (niet schreeuwende, maar als de nog met moeite geuite smartkreet van een reeds brekend hart), het spel van mevr. Mielke daarbij dit alles kunnen de aanwezigen zich als een geluk toerekenen dat zij het bijgewoond hebben, en ongetwijfeld zal het hun onvergetelijk zijn! De heer Behrens trad als SlepJiisto op en bewees reeds bij zijn eerste optreden uitmuntend gedisponeerd te zijn; zang eii spel was voortreffe lijk en de Serenade speciaal heb ik zelden zoo .schoon hooren zingen; in de tuinscène was hij, wat spel aangaat, een zóó gemoedelijke duivel, dat het mij niets verwonderde dat Martha er in liep en hem tout de bon als een aanstaanden nieuwen gemaal beschouwde; en dan deze Martha, waar kan die beter gespeeld en gezongen worden dan hier door Mevr. Jaïde ? En Mevr. v. Ophemert-Schwencke als Siebel, was het niet uitmuntend? Tot zelfs het soldatenkoor werd beter gezongen dan sedert lang gewoonte was geworden, (wellicht omdat het tempo thans wat rustiger werd ge nomen.) Over 't geheel dus eene .F<JMs£-opvoering zooals maar zelden genoten zal kunnen worden, en die opnieuw bewijst over welke niet alledaagsche krachten onze Opera beschikt. Op j.l. Maandag gaf de Vereeniging Symphonia haar tweede winterconcert in den Doele; voor hen, die deze vereeniging niet kennen, moge ter opheldering dienen dat zij oestaat uit dillettanten, die zich sedert jaren aaneengesloten hebben tot het uitvoeren van orkestmuziek. In den loop der tijd& heeft zij het gebracht tot eene hoogte, welke menig uit musici van beroep bestaand orkest haar zou kunnen benijden; slechts zér enkele instrumenten zijn door , meesters bezet, voor het overige echter zitten leden van onze hoogste stanflen! en van onze burgerij broederlijk dooreen, verbonden dooi: het g^not, dat (volgens Schiller) alle MenscJien Brüder macht. De keuze va^ h*t Programma geschiedt altijd met de grootste zorg, de leiding der repetitiën en uitvoeringen ia opgedragen aan een dor kundigste musici dezer stad, de heer F, Blumentritt, en voor afwisseling wordt door het doen optreden van So listen (die echter eveneens dilettant moeten zijn) behoorlijk gezorgd. Het behoeft dus niet gezegd dat deze Concerten altijd eene eigenaardige aantrekkelijkheid hebben. De avond van 8 dezer werd geopend met eene recht verdienstelijke vertolking van Beethoven's 8e Symphonie (F dur); er moet door de heeren ijverig gestudeerd zijn om dit. zware opus ten gehoore te brengen, zooaJs het geschiedde. Daarna traden de Heer en Mevrouw J. J. v. St. op, en gaven op uiterst correcte en be schaafde wüse, en met frissche, goedgeschoo^de stemmiddelea een drietal Duetten van R. Schumann; m. i. zullen deze werkjes beter in eene kamer in den huiselijken kring voldoen, dan op een Concert in eene zoo ruime zaal. No. 3 van het programma, Kol Nidrei van Mas Bruch voor violoncel, werd door den beer H. de J. uit Dordt voorgedragen; vbor hëtauditoriam ware het zeker gewen*cht geweest te weten dat dit een zang' is, welk door de Israëlieten op den avond voor den grooten Verzoendag gezongen wordt; het zou het karakter der muziek dan beter hebben kunnen be grijpen en misschien ook waardeeren. Nu maakte het werk weinig indruk J des te meer echter de vertolking, want ieder die jl. Maandag in de Doelezaal was, zal de overtuiging hebben medegenomen dat zij hier kennis hebben gemaakt (voor velen hernieuwd) met een Cellist van groote beteekenis, ver boven het gewone peil van dilettantisme verheven en slechts den naam van kunstenaar missend omdat de kunst niet zijn beroep is. Een rijker, voller, edeler toon komt zelden voor, en dat de heer de J. zijn instrument ook technisch meester is, bewees hij in de 2e afdeeling met Popper's Maslteriball-scène; Ave Maria en Des Madchens Stage van Schubert werden [eveneens meesterljjk door hem vertolkt. De'heer en mevr. van St. gaven in deze tweede afdeeling ook nog;een drietal duetten ten beste, waarvan vooral het laatste lm Wald, eeae frissche compositie van onzen stadgenoot George Rijken, veel bijval vond; deze accompagnearde een en ander op zijne gewone talentvolle wijze. Het orkest gaf nog eene Rêverie van F. Blumentritt en de ouverture Hamlet van Gade, en handhaafde met de uitvoering daarvan zijn goeden naam. De Rêverie van den heer Blnmentritt is een zeer schoon orkeststuk, het» welk ik alle concertbesturen ten warmste kan aanbevelen; berustende op eene goede, melodieuse gedachte, is het uitmuntend doorgewerkt en ge* instrumenteerd op de wijze, waarmede de componist zich sedert jaren een welverdiendcn naam heeft verworven; ik kan hem met dit nieuwe opus slechts gelukwenschen. Aanstaande Zaterdag 13 dezer de langverwachte wederopvoering van Imilda van Verhey; mej. Bettaque koos" deze Opera voor hare ben ficevoorstelling. De bezetting is dezelfde gebleven als verleden jaar, alleen treedt de heer Schukowsky thans op in de plaats van den heer Behrens, en de heer Bongardt in de plaats van den heer Ratbjens, V. P.S. Ik bemerk daar bij het overlezen dat ik in mijn verslag over de Faust-opvoei'ing geheel vergeten heb over Faust zelven te spreken*, dat is nog al sterk, en toch ben ik bijna zeker dat iets dergelijks (schoon in anderen vorm) bij de bezoekers het geval moet geweest zijn toen zij huiswaarts keerden. Kan het zijn dat de heer Labatt zich verbluft ge voelde door het waarachtig Mnstlerische, dat hem omringde, zoodat hij zich daardoor gedrongen gevoelde niet te trachten mede op den voorgrond te geraken? Of is bij deze voorstelling nu het bewijs geleverd dat als de echte kunst aan het woord is, het klatergoud van zelf voorbijgezien wordt, al blinkt het ook? Ik geloof dat dit laatste het geval is. Om nu nog met een enkel woord van het wedergeven der Faust-partij door den heer Labatt te gewagen, is het mij aangenaüm te kunnen constateeren, dat deze in de laatste be drijven recht verdienstelijk was en mede bijdroeg tot een goed geheel; in het eerste tafereel en in de groote tuin-aria echter beneden wat men in deze partij verwachten mag, wellicht echter is 'sheeren Labatt's heeschheid, eigenlijk klankloosheid, in het middenregister slechts aan de jongste temperatuurswisselingen toe te schrijven; ik hoop in dat geval dat 2jj aanstaanden Zaterdag moge geweken zijn. V, ALMA TADAMA, door G. Ebers. VII. Ook de kunstenaar wil leven en Engeland, waar zijne schilderijen niet alleen werden gewaardeerd maar ook tegen behoorlijke prijzen werden aangeschaft, trok hem ook met andere krachtige magneten tot zich. Het Engelsch karakter stemde bijzonder overeen met dat van den Fries, wiens stam met den angelsaksischen verwant is; en vele vrienden en kunstbroeders van beteekenis riepen hem naar Groot-Britanniëen ein delijk trok zijn hart daarheen, want eene der schoonste dochteron Albions, Miss Laura Epps, zelve eene talentvolle schilderes, had zijne liefde beantwoord en hem in 1871 de hand aan het huwelijksaltaar gereikt. Zoo verhuisde hij dan met zijne beide lieve dochtertjes uit het eerste huwelijk (Laurence en Anna) naar Londen en stichtte daar een tweede eigen tehuis. Het eerste stuk dat hij er voltooide, was dat in Brussel begonnen Feest van den wijnoogst", welks beschrijving wij boven gaven. Het atelier, waarin hij er den laatsten penseelstreek aan deed, en de ver trekken die er aan grensden in Townshendhouse in hetRegentspark,dat gedeelte van Londen waar het 't minst ontbreekt aan het licht en de vrije lucht die de kunstenaar behoeft, zij zonden zich spoedig door de schoonheid en eigenaardigheid der inrichting zekere beroemdheid ver werven ver buiten Engelands grenzen. Wel werd weinige jaren, nadat hij het Salvo" op den drempel van het nieuwe huis had overschreden (1874) een groot deel van het zeldzame huisraad en der versieringen door een noodlottigen schok bij de nabijzijnde Northgate, vernietigd, maar hij heeft de schade spoedig weder hersteld en Townshendhouse weten te maken tot wat het nu is: het verrukkelijk ideaal van alle vrien den van de kunst, van het sehoone, van het behagelijke en van eene weelde, die het oog weldadig aandoet, het de aangenaamste en meest afwisselende indrukken geeft, den geest opwekt om te vragen en te onder zoeken, ou waarvan de aanwending zelts voor de mülioenen van een Cresus niet mogelijk zou zijn, al had hij zelfs een groot kunstenaar ter zijner beschikking gehad; want voor een vreemde roept deze niet alles op, wat in hem leeft aan zin voor behagelijkheid en schoonheid; en slechts het zelf'bewonen van een eigen tehuis brengt het genie op zoo nieuwe en gelukkiae gedachten voor de aanvulling van het ontbrekende, zoo wel als voor de verdere voltooiing van dat wat toch reeds mooi was en indruk maakte. Wel herinnert de onderste verdieping van Tadema-huize van buiten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl