Historisch Archief 1877-1940
No. 451
DE AMSTERDAMMER, WEEKRLAD VOOR NEDERLAND.
I.
*».?
V
de* graven Oberthal, welke hij overigens ftoed zong. Het ttio der
wederdoopefg was niet altijd zuiver. Koor en orkest gaf reden tot tevredenheid.
Zondagavond kregen we eene reprise van Das goldene Kreun, ditmaal
met Mej. von, Döttscher als Thêrèse en de Heer Grüning als Gontrun;
beide kweten zich recht loffelijk van hunne taak. De Heer Behrens was
als Bombardon weder voortreffelijk, zong; heerlijk en speette met
kostelijken en gemoedelijken humor; Mej. Bettaqne gaf ons weder de bevallige
Ohristine, die we van haar gewoon zijn. Haar geluid klinkt echter in de
hoogte vaak niet aansronaam, vooral als zy haar stem uitzet; indien zij dit
*oo weinig mogelijk deed, zou men bij haar optreden wellicht op volkomen
voldoening kunnen rekenen! De heer Drumm was als Nicolas zeer goed.
Na de pauze eene herhaling van Mozart und SchiJeaneder; het laatst
dat ik mjj herinner dit werkje gezien te hebben, was, toen nog de heer
Sehneider als Mozart optrad', dus reeds vele jaren geleden; ik weet nog
zeer goed dat ik het toen heel aardig vond, iets wat ik tot mijn spijt nu
niet verklaren kan; het is echter blijkbaar ook niet geschreven met de
bedoeling het aan kritiek te onderwerpen en daarom kan ik er met een
gerust geweten overheen stappen. De uitvoering was beide malen zeer goed;
den heer Krieg is eene rol als die van den vernilnftigen Theater director
SchiJeaneder volkomen toevertrouwd, juist iets voor hem. De onfopbare
gefopt ziedaar een kol f je naar zijn hand en bovendien in spel en spraak
geheel de gemoedelijke Weener. De heer Grüning trad als Hozart op
en gaf aijne partij/ recht verdienstelijk weer; de dames von Dottscher ea
Kirsch stonden beiden uitstekend ter zijde en zoo ik het van deze dames
niet beter wist, zou ik geneigd zijn te zeggen, dat zij in de
kibbelecène blijken van groote oefening en bedrevenheid gaven.
Eg den heer Bolle was de partij van den neef in goede handen. De
inhoud van dit werkje kan niet strekken om de vereering voor Mozart
als kunstenaar te verhoogen en ik hoop van harte dat de zaken niet
zoo gebeurd zijn als daarin voorgesteld: men hoort daarin toch over
verschillende brokstukken uit zijne Zaïiberflöte spreken, die Mozart ge
componeerd had, doch niet naar den zin van zijn Directeur en
tekstdichter Schikaneder; als deze laatste zone opmerkingen maakt, weigert
natuurlijk de Componist zijne muziek naar den wansmaak van het publiek
te wijzigen. Maar als SchiJeaneder dan zegt: Dann aaliït1 nit!" dan
verandert de Componist van gevoelen en schikt zich naar de wenschen
des directeurs.
De Fatlst trekt altijd volle zalen: dit bleek ook 11. Woensdag, toen
het gebouw tot op het laatste plaatsje bezet was; de geannonceerde be
zetting was. dan ook wel geschikt de verwachtingen hoog te spannen.
Welnu, Zij zijn niet teleurgesteld, het was dooreengenomen een prachtige
voorstelling. Mevr. Mielke trad op als Gretchen; miste zij in den beginne
het bepaald kinderlijk onschuldig naïve, hetwelk deze figuur als met een
waaB 'van reinheid omzweven moet zoodra de catastrophe geschied
was en het tragische meer op den voorgrond trad, was zij geheel in haar
element, en gaf de smart, de wroeging en het berouw der misleide in spel
en zang zoodanig weder, dat daarbij alle kritiek verstomt en er slechts
.warme lof en waardeetïng overblijft._Zij gaf eene opvatting der
figuurvan Gretchen te zien, welke op ons tooneel genoegzaam nieuw
is: ik zal zelfs niet eens beweren dat hare opvatting de ware
is; maar zij was schoon, aangrijpend in de hoogste mate en moet
daardoor reeds reden van tastaan hebben. De heer Haase trad als
Valenti» op; stellig heb ik in deze rol zangers met grootere
stemmiddelen zien optreden, maar gezongen en zelfs voorgedragen zooals de
heer Haase het deed, heb ik er nooit een beter bijgewoond; de wijze,
waarop hij de sterf-scène heeft begrepen en weergegeven, de toon waarop
bij Gretchen den vloek naar het h ofd slingerde (niet schreeuwende, maar
als de nog met moeite geuite smartkreet van een reeds brekend hart),
het spel van mevr. Mielke daarbij dit alles kunnen de aanwezigen zich
als een geluk toerekenen dat zij het bijgewoond hebben, en ongetwijfeld
zal het hun onvergetelijk zijn!
De heer Behrens trad als SlepJiisto op en bewees reeds bij zijn eerste
optreden uitmuntend gedisponeerd te zijn; zang eii spel was voortreffe
lijk en de Serenade speciaal heb ik zelden zoo .schoon hooren zingen; in
de tuinscène was hij, wat spel aangaat, een zóó gemoedelijke duivel, dat
het mij niets verwonderde dat Martha er in liep en hem tout de bon als
een aanstaanden nieuwen gemaal beschouwde; en dan deze Martha, waar
kan die beter gespeeld en gezongen worden dan hier door Mevr. Jaïde ?
En Mevr. v. Ophemert-Schwencke als Siebel, was het niet uitmuntend?
Tot zelfs het soldatenkoor werd beter gezongen dan sedert lang gewoonte
was geworden, (wellicht omdat het tempo thans wat rustiger werd ge
nomen.) Over 't geheel dus eene .F<JMs£-opvoering zooals maar zelden
genoten zal kunnen worden, en die opnieuw bewijst over welke niet
alledaagsche krachten onze Opera beschikt.
Op j.l. Maandag gaf de Vereeniging Symphonia haar tweede
winterconcert in den Doele; voor hen, die deze vereeniging niet kennen, moge ter
opheldering dienen dat zij oestaat uit dillettanten, die zich sedert jaren
aaneengesloten hebben tot het uitvoeren van orkestmuziek. In den loop
der tijd& heeft zij het gebracht tot eene hoogte, welke menig uit
musici van beroep bestaand orkest haar zou kunnen benijden; slechts
zér enkele instrumenten zijn door , meesters bezet, voor het overige
echter zitten leden van onze hoogste stanflen! en van onze burgerij
broederlijk dooreen, verbonden dooi: het g^not, dat (volgens Schiller)
alle MenscJien Brüder macht. De keuze va^ h*t Programma geschiedt
altijd met de grootste zorg, de leiding der repetitiën en uitvoeringen ia
opgedragen aan een dor kundigste musici dezer stad, de heer F,
Blumentritt, en voor afwisseling wordt door het doen optreden van So
listen (die echter eveneens dilettant moeten zijn) behoorlijk gezorgd.
Het behoeft dus niet gezegd dat deze Concerten altijd eene eigenaardige
aantrekkelijkheid hebben. De avond van 8 dezer werd geopend met
eene recht verdienstelijke vertolking van Beethoven's 8e Symphonie
(F dur); er moet door de heeren ijverig gestudeerd zijn om dit. zware
opus ten gehoore te brengen, zooaJs het geschiedde. Daarna traden de
Heer en Mevrouw J. J. v. St. op, en gaven op uiterst correcte en be
schaafde wüse, en met frissche, goedgeschoo^de stemmiddelea een drietal
Duetten van R. Schumann; m. i. zullen deze werkjes beter in eene kamer
in den huiselijken kring voldoen, dan op een Concert in eene zoo ruime zaal.
No. 3 van het programma, Kol Nidrei van Mas Bruch voor violoncel,
werd door den beer H. de J. uit Dordt voorgedragen; vbor hëtauditoriam
ware het zeker gewen*cht geweest te weten dat dit een zang' is, welk
door de Israëlieten op den avond voor den grooten Verzoendag gezongen
wordt; het zou het karakter der muziek dan beter hebben kunnen be
grijpen en misschien ook waardeeren. Nu maakte het werk weinig indruk J
des te meer echter de vertolking, want ieder die jl. Maandag in de
Doelezaal was, zal de overtuiging hebben medegenomen dat zij hier kennis
hebben gemaakt (voor velen hernieuwd) met een Cellist van groote
beteekenis, ver boven het gewone peil van dilettantisme verheven en slechts
den naam van kunstenaar missend omdat de kunst niet zijn beroep is.
Een rijker, voller, edeler toon komt zelden voor, en dat de heer de
J. zijn instrument ook technisch meester is, bewees hij in de 2e afdeeling
met Popper's Maslteriball-scène; Ave Maria en Des Madchens Stage
van Schubert werden [eveneens meesterljjk door hem vertolkt. De'heer
en mevr. van St. gaven in deze tweede afdeeling ook nog;een drietal
duetten ten beste, waarvan vooral het laatste lm Wald, eeae frissche
compositie van onzen stadgenoot George Rijken, veel bijval vond; deze
accompagnearde een en ander op zijne gewone talentvolle wijze. Het
orkest gaf nog eene Rêverie van F. Blumentritt en de ouverture Hamlet
van Gade, en handhaafde met de uitvoering daarvan zijn goeden naam.
De Rêverie van den heer Blnmentritt is een zeer schoon orkeststuk, het»
welk ik alle concertbesturen ten warmste kan aanbevelen; berustende op
eene goede, melodieuse gedachte, is het uitmuntend doorgewerkt en ge*
instrumenteerd op de wijze, waarmede de componist zich sedert jaren
een welverdiendcn naam heeft verworven; ik kan hem met dit nieuwe
opus slechts gelukwenschen.
Aanstaande Zaterdag 13 dezer de langverwachte wederopvoering van
Imilda van Verhey; mej. Bettaque koos" deze Opera voor hare ben
ficevoorstelling. De bezetting is dezelfde gebleven als verleden jaar, alleen
treedt de heer Schukowsky thans op in de plaats van den heer Behrens,
en de heer Bongardt in de plaats van den heer Ratbjens, V.
P.S. Ik bemerk daar bij het overlezen dat ik in mijn verslag over de
Faust-opvoei'ing geheel vergeten heb over Faust zelven te spreken*, dat
is nog al sterk, en toch ben ik bijna zeker dat iets dergelijks (schoon
in anderen vorm) bij de bezoekers het geval moet geweest zijn toen zij
huiswaarts keerden. Kan het zijn dat de heer Labatt zich verbluft ge
voelde door het waarachtig Mnstlerische, dat hem omringde, zoodat hij
zich daardoor gedrongen gevoelde niet te trachten mede op den voorgrond
te geraken? Of is bij deze voorstelling nu het bewijs geleverd dat als
de echte kunst aan het woord is, het klatergoud van zelf voorbijgezien
wordt, al blinkt het ook?
Ik geloof dat dit laatste het geval is. Om nu nog met een enkel woord
van het wedergeven der Faust-partij door den heer Labatt te gewagen,
is het mij aangenaüm te kunnen constateeren, dat deze in de laatste be
drijven recht verdienstelijk was en mede bijdroeg tot een goed geheel;
in het eerste tafereel en in de groote tuin-aria echter beneden wat men
in deze partij verwachten mag, wellicht echter is 'sheeren Labatt's
heeschheid, eigenlijk klankloosheid, in het middenregister slechts aan de jongste
temperatuurswisselingen toe te schrijven; ik hoop in dat geval dat 2jj
aanstaanden Zaterdag moge geweken zijn. V,
ALMA TADAMA,
door G. Ebers.
VII.
Ook de kunstenaar wil leven en Engeland, waar zijne schilderijen niet
alleen werden gewaardeerd maar ook tegen behoorlijke prijzen werden
aangeschaft, trok hem ook met andere krachtige magneten tot zich. Het
Engelsch karakter stemde bijzonder overeen met dat van den Fries,
wiens stam met den angelsaksischen verwant is; en vele vrienden en
kunstbroeders van beteekenis riepen hem naar Groot-Britanniëen ein
delijk trok zijn hart daarheen, want eene der schoonste dochteron Albions,
Miss Laura Epps, zelve eene talentvolle schilderes, had zijne liefde
beantwoord en hem in 1871 de hand aan het huwelijksaltaar gereikt.
Zoo verhuisde hij dan met zijne beide lieve dochtertjes uit het eerste
huwelijk (Laurence en Anna) naar Londen en stichtte daar een tweede
eigen tehuis. Het eerste stuk dat hij er voltooide, was dat in Brussel
begonnen Feest van den wijnoogst", welks beschrijving wij boven gaven.
Het atelier, waarin hij er den laatsten penseelstreek aan deed, en de ver
trekken die er aan grensden in Townshendhouse in hetRegentspark,dat
gedeelte van Londen waar het 't minst ontbreekt aan het licht en de
vrije lucht die de kunstenaar behoeft, zij zonden zich spoedig door de
schoonheid en eigenaardigheid der inrichting zekere beroemdheid ver
werven ver buiten Engelands grenzen. Wel werd weinige jaren, nadat
hij het Salvo" op den drempel van het nieuwe huis had overschreden
(1874) een groot deel van het zeldzame huisraad en der versieringen
door een noodlottigen schok bij de nabijzijnde Northgate, vernietigd,
maar hij heeft de schade spoedig weder hersteld en Townshendhouse
weten te maken tot wat het nu is: het verrukkelijk ideaal van alle vrien
den van de kunst, van het sehoone, van het behagelijke en van eene
weelde, die het oog weldadig aandoet, het de aangenaamste en meest
afwisselende indrukken geeft, den geest opwekt om te vragen en te onder
zoeken, ou waarvan de aanwending zelts voor de mülioenen van een
Cresus niet mogelijk zou zijn, al had hij zelfs een groot kunstenaar ter
zijner beschikking gehad; want voor een vreemde roept deze niet alles
op, wat in hem leeft aan zin voor behagelijkheid en schoonheid; en slechts
het zelf'bewonen van een eigen tehuis brengt het genie op zoo nieuwe
en gelukkiae gedachten voor de aanvulling van het ontbrekende, zoo
wel als voor de verdere voltooiing van dat wat toch reeds mooi was
en indruk maakte.
Wel herinnert de onderste verdieping van Tadema-huize van buiten