De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 10

21 februari 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 452 mogelijk af, zijn angstvallig in de keuze van degenen, die hen dienen, trachten bezit en autoriteit aan zich te trekken en bieden den intellec tueel minder begaafden hunne machtige bescherming aan, die de zwak keren in staat stelt op een bescheiden plaats kalm en ongestoord, maar toch in afhankelijkheid te leven. Tegen de slechten, dus tegen diegenen, wier eigenschappen, zoo zq in hun uitingen onbelemmerd bleven, n individu n maatschappij met ge vaar bedreigen, worden geen opzettelijke maatregelen genomen; zij worden alleen vermeden en overgeleverd aau den genadelijken invloed hunner eigenaardigheden. In de bevoorrechte klassen kan men hun het bestaan onmogelijk maken door wetten, die het alkoholgebruik vermin deren, de prostitutie bedreigen en de straffen verscherpen. Laat men die wetten nu op enkele plaatsen niet gelden, dan zullen daar ontstaan wat de schrijver Verwesungsorte noemt, waar een volkomen democratie met absolute straffeloosheid heerscht; speelholen en slechte litteratuur zullen er met den alkohol het kwaad welig doen tieren, dat, nu het gelocaliseerd is, ophoudt, de geheele maatschappij te schaden en eindelijk zichzelf te gronde richt. Als laatste middel eindelijk, om in de hoogere klassen veredelend op ons geslacht te werken, wijst de schrijver op het vernietigen van die levende wezens, die onvoldoend toegerust ter wereld komen. Geen publieke opinie zal zich in de op de aangegeven wgZe geschifte maatschappij tegen dezen maatregel verzetten; do edele mensen rekent het tot de grootste zegeningen, om kinderen te hebben en als hy in de treurige noodzakelijkheid komt, hun het nog ongekende leven te ont nemen, zal zjjn karakter er niet onder lijden. Men is dan overtuigd geworden, dat elke zienswijze, die de meeningen van nen bepaalden tijd wil stempelen tot heilige en eeuwige waar heden en die al wat nieuw is, meet met de oude maat, schadelijk is en belemmerend voor den waren vooruitgang. «Gelukkig de wereld dier geestes-aristocraten!" zou men willen uitroepen; maar op den toon, waarop kinderen juichen over de heerlijkheden van Luilekkerland. Zij weten, dat die uitgezochte genietingen hun nooit zullen ten deel vallen en toch verheugen ze zich in de schildering. Zoo ook willen wij ons wel denkbeeldig in een zalig oord verplaatsen, waar aüe Slechtheid zal zijn geweerd en waar de domheid de mond zal zijn ge moerd en haar de handen gebonden zullen zya, waar ware grootheid tot haar recht en oppervlakkige kleinheid tot het hare zal komen, maar ook wjj weten, dat wij ons met de voorstelling dier heerlijkheden tevreden moeten stellen, 't Is onnoodig, op de nai'efheid van het schiftingsplan te Wijzen, naar welks resultaten wij niet behoeven te vragen, omdat zone onuitvoerbaarheid te duidelijk blijkt. Niet minder onnoodig is het, hoop ik, voor het schetsen van dit utopistisch plan verontschuldigingen te bieden, nu de schrgver er een betoog aan liet voorafgaan, dat waarheid van groote beteekenis in het licht stelt. F. J, van Uildïiks. HET MAARTSCHE VIOOLTJE. O kleine bloem, gij eersteling der lent', Uw jonge blaadjes trillen van geneugt', En geuren van genot, in 't zoet der jeugd; Zoo bloeit ge need'rig voort en onbekend. De wazig-luwe morgenzonne zendt Bij d'eeraten dageraad u vol van vreugd Heur licht, de manestraal doo-zweeft verheugd Uw kelk, wanneer de dag zich neeg ten end. Het vooglenkoor zong uw gcboortelied, De dauwdrnp doopte u met zijn kristallijn De azuren hemel schonk u zijne kleur. O praal gij voort aan d'oever van den vliet, Gg blauwe bloeme, vlekkeloos en rein, LÏerkwik ons 'fc harte met uw balsemgeur. E. B. Koster. 6 A L I L E I Het hart vervuld van somber wanhoopsweenen, Dewijl geen straal van hope door den nacht Der droeve ziele dringt, miskend, veracht Door nijders die zijn grooten naam verkleenen, Zucht Galilei tnsschen kerkersteenen; Doch schoon hij eenzaam en weemoedig smacht Ontzweeft zijn lippen niet de kleenste klacht, Neen, daartoe zal hij nooit zjjn stemme leenen. Een korte wijl . . . door 't mystiesch tempelduister Wordt Galilei door een schaar geleid Van priest'ren, die hun buit niet laten glippen! De grijsaard knielt, een murmelend gefluister Verheft zich: Zweert hij af, 't geen hg belijdt?" ,.E pur si muove", klinkt het van zijn lippen. E. B. Koster. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN'. Lee&vyscr, 13 Februari. Tcrqnato Tasso (slot), door J. A. Ju?9mann. - Ean strijd om Eome» door Mor. tfcom. - Willen» Geels, door F. L. StrackéJ;. ~ Taalbespiegelingen, I, door £. S,mont lts. - Mr. Joan BoJil en diens Canzonen, door Dr. J. JVWrf de van Stttland. Palet en penceel, I, (H. W. Mesdag), door J. WinJuler Prins. ?*Boekbespreking: Do Nienwo Gids, 3e afl., door W. Gosler. Lubomierski, Tatjana ? Bcrkow, op Leven en Dood. Emanucl Hiel, Volledige Dichtwerken. Feuilleton: N:-pols u» Eome (slot), door een Indisch-gast. Berichten : Aanstaande Uitgaven. ? Het Belfort". Vertaling van Penseros». Gescbichte der Niederl. LUteratnr, en Amazone, van Mevr. Schneider. Hendrik Conacience geschetst Voortaan de bond. Mevr. Freokel-Bouwmoester. Voordrachten in Londen. Bedactie Gids. Aangeteekend. Nieuwe Uitgaven. Inhoud van Tijdschriften. Brievenbus Vtrbstering. Spfctalor, 20 Februari. Berichten en msdedeelingen (J. H. Scheffer; De Morsehpooït; prijskamp Echo.'; Schorel; enz J.?Uit de Eerste Nederlandache boekdrakkerij, door dr. M. F.A. G. Campbell. Een Napoleon-cyclui, door Florentijn. Allerlei-praatje, (Julia, door Guido Nieuwe Gids; Florentjjn; Carmen Sylva,), door Halda. Uit het militaire leven XIV: De gevolgen; door v, W. Pluksel fv&u mr. ConstantijnA Verbetering. Plaat: Blikken in het ongeziene, (Haven te Scheveningen). Portefeuile, 20 Februari. Stilve, Iinilfla. Th. H, H. Verbey. N. O., Tffeede coasert van Lonise en Johauna Haymann. De Matinee MVsicale in het gebouw der Internationale J nnstVereeniging. J. A. Lfkman, Wilhelm Langhans, Die Gesch'chte der Musik des 17, 18 und 19 Jahrhunderta. Impressionisme. Kunst und Kiinstler des neunaehnten Jahrhnnderts von Dr. Kobert Dohme. S., Ze zijn er! Schetsen uit de Portefeuille van Alfixander Ver Huell. P. L. T., Alma Tudema.?Uit Vlaanderen. Kier, Iris Tijdschriften. Boekverkooping. Lezing van Sarooy in Felix over de Geschiedenis ran de Comódie Francais*. Lezing van Mevr. Lina Schneider over Moderne Dnitsche dramatisten. De goudsn Medaille van Mevr. FrenkeL L. Simons Hz., Tooneelkout, Varia, Oafé-concerte. Uil- en Invallen. MILITAIRE ZAKEN. EEN ERNSTIG WOORD. Het Leger heeft, door het plotseling afsterven van den Kolonel W. C. Hojel, buitengewoon adjudant des Konings en Commandant van het 4de Regiment vestingartillerie, een groot verlies geleden, dat het meeste gevoeld zal worden door het wapen der artillerie, en voornamelijk door het gedeelte, meer in 't bijzonder bestemd voor de verdediging onzer kusten, in vereeniging met de Zee macht. Hoezeer de Kolonel Hojel geacht en geëerd was wegens zijne karaktereigenschappen en kundigheden, bleek bij zijne be grafenis op Zaterdag 13 Februari j!., toen van alle zijden deputatien waren opgekomen, om mede de laatste eer te bewijzen aan hem, die te vroeg aan het wapen der artillerie en aan het Leger was ontvallen. Het zal voorzeker hun allen goed gedaan hebben te zien, hoe algemeen de sympathie was voor den afgestorvene en van den eenen na den anderen spreker alleen woorden van lof en wee moed te mogen hooren, waarvan het laatst «Vaarwel», aan de geopende groeve door het regiment zijn chef toegeroepen, wel het meest aangrijpende zal zijn geweest. Moet dit alles niet anderen tot aansporing zijn om, evenals Hojel, te trachten den Vorst, het Vaderland, het Leger en het wapen zoodanig te dienen, dat ook hun heengaan ontijdig geacht wordt en hun gemis door de achlerblijvenden wordt betreurd? Wij kunnen ons best voorstellen, dat in menig gemoed de gedachte is opgeweld: »lk zal ook zoo wer ken en mijn plicht doen, dat men ook mij eenmaal zóó zal kunnen begraven!" want waarlijk, bij niet iedereen zal zulk een stoet van rijtuigen achter zijne lijkkoets volgen, noch op de begraafplaats zich zulk eene schaar van subalterne, hoofd- en opperofficieren, ja zelfs Ministers en oud-Ministers en andere hooggeplaatste personen vereenigen. Deze laatsten toch maakten geen deel uit van den officieelen lijkstoet, samengesteld overeen komstig de aan den rang van den overledene te bewijzen »mili taire honneurs". Maakt eene begrafenis op zich zelf reeds een diepen indruk op de omstanders, des te meer is dit het geval met eene militaire begrafenis, vooral als zij geldt een persoon van hoogen rang en daarbij een mnziekkorps zijne treurtoonen doet hooren. Zoo ergens dan behoort juist hierbij alles zoodanig geregeld te zijn, dat de stoet ordelijk, zonder horten en stooten, zonder door het nieuwsgierige publiek te kunnen worden gestoord, zijn weg kan vervolgen. Dit nu was bij deze begrafenis niet geheel en al het geval, noch op den weg naar het kerkhof, noch op de begraafplaats zelve. Het gevolg daarvan was, dat de lijkstaatsie een groot gedeelte van hare deftigheid verloor, zeer ten nadeele van de zaak zelve en van den indruk, dien de begrafenis op de omstanders behoort te maken. Zoowel de politie, als de militaire autoriteiten, hadden dan ook hare maatregelen zoodanig moeten nemen, dat het over het alge meen zoo onbescheiden publiek de plechtigheid niet kon versto ren, terwijl zij, die in den stoet het lijk volgden, hunnerzijds alles hadden behooren natelaten, wat in strijd is met den aard van den droevigen plicht, dien zij hadden te vervullen. Eene begrafenis, in 't bijzonder eene militaire, moet steeds -fiig, waardig wezen; zij moet eerbied inboezemen en allen de overtuiging schenken, dat het hier geldt de laatste eer", welke aan den overledene wordt bewezen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl