De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 2

21 februari 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND. No. 452 ding van den Rijksdag vrij gunstige kansen aanbiedt voor eene versterking der regeeringsgezinde middelpartijen. De langverwachte kerkelijk-politieke wet, waarmede de regeering eene toenadering tracht te bewerken tusschen haar en het centrum, is eindelijk bij het Pruisische Heerenhuis ingediend. Het ontwerp is eene wijziging van de zoogenaamde Mei wetten van 1873, en wil ten gunste van de Katholieke Kerk eenige verandering brengen in de verhouding tusschen deze en den Pruisischen staat. De korte inhoud komt hierop neer: Het ontwerp schaft het wetenschappelijk staatsexamen voor geestelijken af; het geeft verlof tot het vestigen van inrichtingen tot huisvesting en opleiding van aanstaande geestelijken (zg. Gymnasial-Convicte) en zal deze inrichtingen slechts aan de algemeene bepalingen van het staatstoezicht onderwerpen. Het heft verder de rechtbank over kerkelijke zaken op en beperkt het beroep op den staat, naar aanleiding der beslissing van ker kelijke autoriteiten, op gevallen waarin deze laatsten tot ontzetting van ambt of vermindering van inkomsten hebben veroordeeld. Een beroep op den staat ia het algemeen belang zal niet meer, worden toegelaten, terwijl de beslissing in hooger beroep door een staatsministerie langs administratieven weg zal worden gegeven. Zonder twijfel is de voorgestelde wijziging een stap in de goede richting, omdat de inmenging van den Staat in zuiver keikelijke aangelegenheden daardoor eenigszins wordt beperkt. Het ontwerp is dus voor het Centrum niet onaannemelijk, ofschoon in verscheidene katholieke organen reeds te kennen wordt gege ven, dat de regeering met hare concessiën niet ver genoeg is gegaan. .* * De toestand in het Oosten blijft reden geven tot ernstige bezorgdheid. De oorlogstoebereidselen duren voort, en meer en meer wordt het waarschijnlijk dat de vredesonderhandelingen die op dit pogenblik te Boekarest worden gevoerd, vóór den! Maart niet ten einde zullen zijn gebracht. Zal dan het zwaard op nieuw uit de scheede worden getrokken? De Russische regeering blijft zich met hardnekkigheid tegen de :Turksche-Bulgaarsche conventie, en wel tegen twee der voor naamste bepalingen in deze overeenkomst, verzetten. Het wil den Sultan het recht niet toekennen, om den vorst van Bulgarijen na verloop van vijf jaren als gouverneur van Oost-Roemelig al of niet te herbenoemen, zonder de groote mogendheden hier over te raadplegen. Begrijpelijker nog is echter?altijd van Rus sisch standpunt het verzet der Russische regeering tegen de bepaling, waarbij vorst Alexander zich verplicht, om hulptroepen ter beschikking van de Porte te stellen, ingeval de Europeesche bezittingen van den Sultan mochten worden aangetast. Inderdaad is de sanctie van eene dusdanige bepaling, krachtens welke Bulgaren en Turken naast elkander tegenover de troepen vanden Czar zouden komen te staan, haast ondenkbaar. De Porte daar entegen is volkomen in haar recht, wanneer zij deze bepaling beschouwt als eene noodzakelijk uitvloeisel van hare souvereiniteit over Bulgarije en Oost-Roemelië. Zoo staat men dus opnieuw tegenover een principieel verschil, waardoor de Oosterschequaestie in haren ganschen omvang weder aan de orde wordt gesteld, en dat in verband met tal van andere verschijnselen ons tot de slotsom doet komen, dat de vooruitzichten op dit oogenblik nog weinig bemoedigend zijn. WARME KADETJES. Een Zaterdagavond-Praat je CZI. Plechtig kan ik verklaren dat ik voor geen klein geruehtje vervaard ben. Ik volg geregeld de Kamer-verslagen, lees trouw den Tf/dspiegel m ben vaak getuige van de zittingen van onzen Gemeenteraad;: als ik dus thans vertel dat er iets is gebeurd, wat mij het Duitsche woord Gansehaut" volkomen heeft doen begrijpen, dan weet de lezer dadelijk dat dit iets wel heel verschrikkelijk moet zijn. Ik heb dan ook niet meer ot' minder dan een spookhuis ontdekt. Hu! ik ril nog als ik er aan denk hoe ik, eenige dagen geleden, tot die ont dekking kwam; ik had eene Wandeling gemaakt en stond een oogenblik in de Spuistraat bij de Paleisstraat te kijken, toen mijne aandacht door het huis No. 180 getrokken werd. Ik zag dat het onbewoond en tamelijk vervallen was en dat de, naar buitenstaande luiken van zolder en vlieiïng, wagenwijd openstonden. Toen ik bleef kijken, kwamen, op oud-amsterdamsche wijze ook een paar andere nieuwsgierigen bij mij staan. Dat is een raar geval met dat huis", zeide iemand. Kan u er mij wat meer van vertellen ?" vroeg ik. Jawel; er is een paar maanden geleden brand in geweest on nu blijft het voortdurend in denzelfden vervallen toestand, terwijl de luiken nacht en dag openstaan." Dat laatste kan je van de kohieren van de inkomsten-belasting niet zeggen," merkte een man spotachtig op. Ik keek den laatsten spreker doordringend aan en toen hield hg z^n mond. Mijnheer", voegde ik toen den eersten spreker toe, ge moet n bepaald vergissen, want artikel tachtig van onze loffelijke en steeds met . zorg nagekomen Politie verordening zegt duidelijk: Naar buiten open slaande vensters, zolderlniken en zonneschermen moeten van des avonds elf uur tot zonsopgang en bij stormweder steeds gf sloten z\jn." Blaar er woont niemand in dit huis, papa," riep een ander spreker, en je begrijpt dus we.1 dat de dienders zich de moeite niet zullen ge troosten, om den eigenaar van het perceel te gaan opschommelen; dat zou een proces-kabaal met hindernissen worden." Als de kast bewoond was, had de eigenaar gauw genoeg eeae vervolging aan zijn pantalon," schreeuwde een ander, nu laten ze Gods water maar over Gods akker loopen, precies zoo lang tot dat een argeloos wandelaar zoo'n zolderlnik op zijn kersepit krijgt!" Thans maakte de eerste spreker zich heel boos; praat juillie mee'V zei hy over dingen waar je wat van weet; van de geheimzinnige din gen die in dit huis voorvallen, weet juillie blijkbaar geen sikkepit." Geheimzinnige dingen ?" riep ik. ..,....Wff en andere gewone mensehen zien die luiken openstaan", , vervolgde de man, maar nauwelijks komt eea diender of een. inspecteur of commissaris van politie in de buurt, of onzichtbare banden trekkend» luiken potdicht en duwen ze, wanneer de veiligheidsmannen verdwenen zijn,'weer open." . Ik slaakte een zucht van verlichting; Bonze brave politie ia das ot>k in dit geval dood onschuldig!" zei ik. ...-?'? ???-.-?. Als eon pasgeboren kind, man waarde mijnheer I" We hielden nog een napraatje, spraken over den vermaarden spoken- * dans op de Oucieschana en het allerakeligst spookhuis op den Zeedijk en ontwaarden met ontzetting dat het ook in den kelder van het perceel niet pluis scheen te zijp, want de deuren er van stonden open, maar er was geen menscb te zien en een handkar atond voortdurend op de kleine' steenen." : ' Verhuist die kar van zelf naar het midden van de straat als er een politieman aankomt'?" vroeg ik, aan artikel 121 van de politie-verordering denkendedat aldus is geformuleerd: Stilstaande rij-of voertuigen en handkarren mogen den weg laugs de huizen voor de voetgangers niet belemmeren," enz. Dat weet ik niet mijnheer, ik weet niet of de geesten...» ? liet woord geesten bcacht mij op eone iugevïag en ik woes op een op« schrift aan het huis; bestelkantoor van de Nederlandsche Gist- en Spiritus fabriek" stond er. Daar had ik heelemaal niet op gelet", sprak mijn nieuwe vriend, nu wordt de zaak helderder, spiritus en geest dat is zusje en broertje en het verwondert me niets meer dat er rare dingen in dit huis gebeuren. Apro* pos bent u aan 't wandelen?" Ja ik schep een luchtje." ' Heeft u een bepaald doel?" Volstrekt niet." Mag ik dan een eindje met u mee kuieren, het schijnt mg toe dat a iemand is, die graag bijzondere dingen ziet en ik ben in staat a nog een paar eigenaardige zaken te laten kijken." Ik vond het heel prettig dat ik gezelschap had en wij wandelden kenvelend verder. Mijn geleider bracht mij eerst naar de brug voor de Halvemaanstecg en vestigde mijn aandacht op gaspijpen, die loodrecht uit de straat op staken en eenige meters lang waren. Dat is eene zeer curieuse inrichting," sprak hij. Neem me eens niet kwalijk, maar ik vind daar niets bijzonders aan; die pijpen, ge vindt ze aan de brug over den Kloveniers-bnrgwal ook, zijn aangebracht om overtollig gas te laten ontsnappen, toen^de Bollandsche Gas fabriek van het buizen-iiet werd afgesneden." De man keek mij verontwaardigd aan; die afsnijding had den eersten November plaats", zei hij, en gelooit ge nu dat ons wakker gemeente-,; bestuur die dingen noodeloos ruim drie maanden zou laten staaai"' Dit wilde er bij mij toch ook niet in. Ik zal n de zaak eens beter verklaren; de pijpen zijn door de club. der tevredenen opgericht.' Heeft a wel eens van dien man gehoord die zoo graag wou vertellen dat Koning Midas ezels-ooren bad, maar het niet doen mocht?" Jawel, bij maakte een kuil in den grond, schreeuwde het belangrijke nieuwtje er in, begroef het toen, en. ... ." Precies. Welnu er zijn in Amsterdam massa's ontevreden menseben, die allerlei aanmerkingen en steeds wat te bedillen hebben, maar dat niet. altijd hardop kunnen doen, en daardoor nog krecjeler en onaangenamer worden. Om nu daarin tegemoet te komen deed de vermaarde club .der tevredenen de pijpen oprichten; ieder die een bezwaar of opmerking heeft, of een hatelijkheid wil zeggen, heeft maar tegen zoo'n pijp op te klauteren en er in te sehreeuwen wat hij kwijt wil zijn; zijne mededeeling gaat dan, onder den grond door, naar een centraal-bureau in het midden der stad, waar alle aankomende tijdingen dooreen worden gemengd, om tot een soort geestelijke pondrette te worden vermalen. De malcontenten zijn dan opgelucht en de klachten zijn meteen de wereld uit." Dat is heel vernuftig bedacht", riep ik bewonderend, de wetenschap gaat toch maar met reuzenscbreden vooruit! Gebeurt er nog iets met die poudrette ?" Natuurlijk, in Amsterdam weten ze uit alles geld te slaan! D» nieuwe gasfabriek koopt de poudrette tegsn vijf gulden bet kilo op esgebruikt die om er haar gas mooier door te maken." ; ? , Maar ik vind dat gas vrij duf," waagde ik op te merken. Dat is waar, maar er moet toch iets in onze stad zyn, dat niet geheel en al voldoende is; de bnrgery ion anders totaal verwennen." Ik moest die juiste opmerking volkomen beamen en wy wandelden verder en kwamen aan den Munttoren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl