Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 452
ding van den Rijksdag vrij gunstige kansen aanbiedt voor eene
versterking der regeeringsgezinde middelpartijen.
De langverwachte kerkelijk-politieke wet, waarmede de regeering
eene toenadering tracht te bewerken tusschen haar en het centrum,
is eindelijk bij het Pruisische Heerenhuis ingediend. Het ontwerp
is eene wijziging van de zoogenaamde Mei wetten van 1873, en wil
ten gunste van de Katholieke Kerk eenige verandering brengen
in de verhouding tusschen deze en den Pruisischen staat. De korte
inhoud komt hierop neer: Het ontwerp schaft het wetenschappelijk
staatsexamen voor geestelijken af; het geeft verlof tot het vestigen
van inrichtingen tot huisvesting en opleiding van aanstaande
geestelijken (zg. Gymnasial-Convicte) en zal deze inrichtingen slechts
aan de algemeene bepalingen van het staatstoezicht onderwerpen.
Het heft verder de rechtbank over kerkelijke zaken op en beperkt
het beroep op den staat, naar aanleiding der beslissing van ker
kelijke autoriteiten, op gevallen waarin deze laatsten tot ontzetting
van ambt of vermindering van inkomsten hebben veroordeeld.
Een beroep op den staat ia het algemeen belang zal niet meer,
worden toegelaten, terwijl de beslissing in hooger beroep door
een staatsministerie langs administratieven weg zal worden gegeven.
Zonder twijfel is de voorgestelde wijziging een stap in de
goede richting, omdat de inmenging van den Staat in zuiver
keikelijke aangelegenheden daardoor eenigszins wordt beperkt.
Het ontwerp is dus voor het Centrum niet onaannemelijk, ofschoon
in verscheidene katholieke organen reeds te kennen wordt gege
ven, dat de regeering met hare concessiën niet ver genoeg is
gegaan.
.* *
De toestand in het Oosten blijft reden geven tot ernstige bezorgdheid.
De oorlogstoebereidselen duren voort, en meer en meer wordt
het waarschijnlijk dat de vredesonderhandelingen die op dit
pogenblik te Boekarest worden gevoerd, vóór den! Maart niet ten einde
zullen zijn gebracht. Zal dan het zwaard op nieuw uit de scheede
worden getrokken?
De Russische regeering blijft zich met hardnekkigheid tegen
de :Turksche-Bulgaarsche conventie, en wel tegen twee der voor
naamste bepalingen in deze overeenkomst, verzetten. Het wil
den Sultan het recht niet toekennen, om den vorst van
Bulgarijen na verloop van vijf jaren als gouverneur van Oost-Roemelig
al of niet te herbenoemen, zonder de groote mogendheden hier
over te raadplegen. Begrijpelijker nog is echter?altijd van Rus
sisch standpunt het verzet der Russische regeering tegen de
bepaling, waarbij vorst Alexander zich verplicht, om hulptroepen
ter beschikking van de Porte te stellen, ingeval de Europeesche
bezittingen van den Sultan mochten worden aangetast.
Inderdaad is de sanctie van eene dusdanige bepaling, krachtens welke
Bulgaren en Turken naast elkander tegenover de troepen vanden
Czar zouden komen te staan, haast ondenkbaar. De Porte daar
entegen is volkomen in haar recht, wanneer zij deze bepaling
beschouwt als eene noodzakelijk uitvloeisel van hare
souvereiniteit over Bulgarije en Oost-Roemelië. Zoo staat men dus opnieuw
tegenover een principieel verschil, waardoor de Oosterschequaestie
in haren ganschen omvang weder aan de orde wordt gesteld, en
dat in verband met tal van andere verschijnselen ons tot
de slotsom doet komen, dat de vooruitzichten op dit oogenblik
nog weinig bemoedigend zijn.
WARME KADETJES.
Een Zaterdagavond-Praat je
CZI.
Plechtig kan ik verklaren dat ik voor geen klein geruehtje vervaard
ben. Ik volg geregeld de Kamer-verslagen, lees trouw den Tf/dspiegel
m ben vaak getuige van de zittingen van onzen Gemeenteraad;: als ik
dus thans vertel dat er iets is gebeurd, wat mij het Duitsche woord
Gansehaut" volkomen heeft doen begrijpen, dan weet de lezer dadelijk
dat dit iets wel heel verschrikkelijk moet zijn.
Ik heb dan ook niet meer ot' minder dan een spookhuis ontdekt. Hu!
ik ril nog als ik er aan denk hoe ik, eenige dagen geleden, tot die ont
dekking kwam; ik had eene Wandeling gemaakt en stond een oogenblik
in de Spuistraat bij de Paleisstraat te kijken, toen mijne aandacht door
het huis No. 180 getrokken werd. Ik zag dat het onbewoond en tamelijk
vervallen was en dat de, naar buitenstaande luiken van zolder en vlieiïng,
wagenwijd openstonden.
Toen ik bleef kijken, kwamen, op oud-amsterdamsche wijze ook een
paar andere nieuwsgierigen bij mij staan.
Dat is een raar geval met dat huis", zeide iemand.
Kan u er mij wat meer van vertellen ?" vroeg ik.
Jawel; er is een paar maanden geleden brand in geweest on nu blijft
het voortdurend in denzelfden vervallen toestand, terwijl de luiken nacht
en dag openstaan."
Dat laatste kan je van de kohieren van de inkomsten-belasting niet
zeggen," merkte een man spotachtig op.
Ik keek den laatsten spreker doordringend aan en toen hield hg z^n
mond. Mijnheer", voegde ik toen den eersten spreker toe, ge moet n
bepaald vergissen, want artikel tachtig van onze loffelijke en steeds met .
zorg nagekomen Politie verordening zegt duidelijk: Naar buiten open
slaande vensters, zolderlniken en zonneschermen moeten van des avonds
elf uur tot zonsopgang en bij stormweder steeds gf sloten z\jn."
Blaar er woont niemand in dit huis, papa," riep een ander spreker,
en je begrijpt dus we.1 dat de dienders zich de moeite niet zullen ge
troosten, om den eigenaar van het perceel te gaan opschommelen; dat
zou een proces-kabaal met hindernissen worden."
Als de kast bewoond was, had de eigenaar gauw genoeg eeae
vervolging aan zijn pantalon," schreeuwde een ander, nu laten ze Gods
water maar over Gods akker loopen, precies zoo lang tot dat een
argeloos wandelaar zoo'n zolderlnik op zijn kersepit krijgt!"
Thans maakte de eerste spreker zich heel boos; praat juillie mee'V
zei hy over dingen waar je wat van weet; van de geheimzinnige din
gen die in dit huis voorvallen, weet juillie blijkbaar geen sikkepit."
Geheimzinnige dingen ?" riep ik.
..,....Wff en andere gewone mensehen zien die luiken openstaan",
, vervolgde de man, maar nauwelijks komt eea diender of een. inspecteur
of commissaris van politie in de buurt, of onzichtbare banden trekkend»
luiken potdicht en duwen ze, wanneer de veiligheidsmannen verdwenen
zijn,'weer open." .
Ik slaakte een zucht van verlichting; Bonze brave politie ia das ot>k
in dit geval dood onschuldig!" zei ik. ...-?'? ???-.-?.
Als eon pasgeboren kind, man waarde mijnheer I"
We hielden nog een napraatje, spraken over den vermaarden spoken- *
dans op de Oucieschana en het allerakeligst spookhuis op den Zeedijk en
ontwaarden met ontzetting dat het ook in den kelder van het perceel
niet pluis scheen te zijp, want de deuren er van stonden open, maar er
was geen menscb te zien en een handkar atond voortdurend op de kleine'
steenen." : '
Verhuist die kar van zelf naar het midden van de straat als er een politieman
aankomt'?" vroeg ik, aan artikel 121 van de politie-verordering
denkendedat aldus is geformuleerd: Stilstaande rij-of voertuigen en
handkarren mogen den weg laugs de huizen voor de voetgangers niet belemmeren,"
enz.
Dat weet ik niet mijnheer, ik weet niet of de geesten...» ?
liet woord geesten bcacht mij op eone iugevïag en ik woes op een op«
schrift aan het huis; bestelkantoor van de Nederlandsche Gist- en Spiritus
fabriek" stond er.
Daar had ik heelemaal niet op gelet", sprak mijn nieuwe vriend, nu
wordt de zaak helderder, spiritus en geest dat is zusje en broertje en het
verwondert me niets meer dat er rare dingen in dit huis gebeuren. Apro*
pos bent u aan 't wandelen?"
Ja ik schep een luchtje." '
Heeft u een bepaald doel?"
Volstrekt niet."
Mag ik dan een eindje met u mee kuieren, het schijnt mg toe dat a
iemand is, die graag bijzondere dingen ziet en ik ben in staat a nog een
paar eigenaardige zaken te laten kijken."
Ik vond het heel prettig dat ik gezelschap had en wij wandelden
kenvelend verder.
Mijn geleider bracht mij eerst naar de brug voor de Halvemaanstecg
en vestigde mijn aandacht op gaspijpen, die loodrecht uit de straat op
staken en eenige meters lang waren.
Dat is eene zeer curieuse inrichting," sprak hij.
Neem me eens niet kwalijk, maar ik vind daar niets bijzonders aan;
die pijpen, ge vindt ze aan de brug over den Kloveniers-bnrgwal
ook, zijn aangebracht om overtollig gas te laten ontsnappen, toen^de
Bollandsche Gas fabriek van het buizen-iiet werd afgesneden."
De man keek mij verontwaardigd aan; die afsnijding had den eersten
November plaats", zei hij, en gelooit ge nu dat ons wakker gemeente-,;
bestuur die dingen noodeloos ruim drie maanden zou laten staaai"'
Dit wilde er bij mij toch ook niet in.
Ik zal n de zaak eens beter verklaren; de pijpen zijn door de club.
der tevredenen opgericht.' Heeft a wel eens van dien man gehoord die
zoo graag wou vertellen dat Koning Midas ezels-ooren bad, maar het
niet doen mocht?"
Jawel, bij maakte een kuil in den grond, schreeuwde het belangrijke
nieuwtje er in, begroef het toen, en. ... ."
Precies. Welnu er zijn in Amsterdam massa's ontevreden menseben,
die allerlei aanmerkingen en steeds wat te bedillen hebben, maar dat niet.
altijd hardop kunnen doen, en daardoor nog krecjeler en onaangenamer
worden. Om nu daarin tegemoet te komen deed de vermaarde club .der
tevredenen de pijpen oprichten; ieder die een bezwaar of opmerking heeft,
of een hatelijkheid wil zeggen, heeft maar tegen zoo'n pijp op te klauteren
en er in te sehreeuwen wat hij kwijt wil zijn; zijne mededeeling gaat
dan, onder den grond door, naar een centraal-bureau in het midden der
stad, waar alle aankomende tijdingen dooreen worden gemengd, om tot
een soort geestelijke pondrette te worden vermalen. De malcontenten
zijn dan opgelucht en de klachten zijn meteen de wereld uit."
Dat is heel vernuftig bedacht", riep ik bewonderend, de wetenschap
gaat toch maar met reuzenscbreden vooruit! Gebeurt er nog iets met die
poudrette ?"
Natuurlijk, in Amsterdam weten ze uit alles geld te slaan! D»
nieuwe gasfabriek koopt de poudrette tegsn vijf gulden bet kilo op
esgebruikt die om er haar gas mooier door te maken." ; ? ,
Maar ik vind dat gas vrij duf," waagde ik op te merken.
Dat is waar, maar er moet toch iets in onze stad zyn, dat niet geheel
en al voldoende is; de bnrgery ion anders totaal verwennen."
Ik moest die juiste opmerking volkomen beamen en wy wandelden
verder en kwamen aan den Munttoren.