De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 3

21 februari 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

A M STE ft D A M H ER, W E E K 8 L A V O O H NE D E R L A N D. Ia langen tgd hacl 3c op die plek geen kpje genomen en stond dus thans verhaald, opgetogen en in de hoogste verrukking over hetsehoone M sublieme wat ik te zien kreeg. . W«t zegt u daar wel «in ?" Eenig, juweelig, prachtig," riep ik,, het zon zonde en jammer zon als men hier iets veranderde." «Precies mfja opvatting, dit pont. ia tegenwoordig het fraaiste en meest pittoreske van geheel Amsterdam; als men zoo verstandig la om alles te laten zoo als het is, geeft men iedereen zyn zin. De menschen die nüm uitzjcht willen hebben zijn dan tevreden en de liefhebbers van oud heden genieten." ,lk zag aan den Rijn nooit mooier ruïne t" Ik ook niet; wat ia die toren elegant en slank, hé?" En wat staat die tournure aan het benedeneind goed." BKiJk me die geheimzinnige trap eens aan en die deuren en die glanBge tegeltjes!" ,£n die fundeeringswerken, die half gesloopte kelders, dat kostelijk ?et npn groen waas bedekt meer, dat nu bevroren schijnt T' E» die stillevens! Ha, er mankeert slechts n zaak l" Welke?? ?Men moet den mooien mal weer plaatsen die hier voor eenigen tijd daa. denken de Amsterdammers nog eens. aan de gelukkige kervaa voorheen. Aan Blanus en I>asaie,Baiaberg, Broekman..." kronea", Irfideman, Steffens...,." »D» gezonde apotheek, den spiegel des geheime, poffertjes en wafels!" Wg drukten elkander geroerd de hand. Als we eens een adres tot, den gWDeeitteraad richtten waarin wy op behoud van den bestaanden toestand aandrongen?" Mide ik. «Top, ik ben uw man! Dan moeten we tevens in overweging geven om ook aan d» andere agde van den toren zulke sierlijke aanplakborden te .plaatsen als hier staan. Die dingen zijn practisch en dragen tot ver fraaiing van het geheel bg." Van de Munt gingen wij een kijkje nemen in de Korsjespoortsteeg, tüftnt ik wilde mfjn nieuwen vriend toch ook wat bijzonders laten zien en hem met de barrikade in kennis brengen. Tot mijn groote verbazing was die echter verdwenen. Ik vroeg een' bewoner van de buurt hoe dat vel in zjjn werk was gegaan. Van n tot zes Februari hebben ze de helft van de straat bestraal", ?prak de man, in de week van acht tot dertien Februari hebben ze de rommel stilletjes laten liggen en vijftien en zestien Februari is nagenoeg alles, als door een tooverslag, op eens klaar gekomen." Dat komt door uw laatste kadetje", zeide mijn begeleider verwijtend. Ik iweef en. £k schaamde mij, want ik begreep, dat c,e opmerking juist kon zjjn ea ik, teer tegen mijn zin, eene op oordeelkundige wij se inge richte werkverschaffing kon hebben tegengewerkt. Terwyi ik daar met beschaamde kaken stond, kwamen een paar snoeperige jonge dametjes voorbij ; o, Juul," sprak de een, Marie had zoo 'a mooie japon aan, met een puntig lyf en pofmonwen, het was verschrik kelijk ouderweisch en dui zeker heel modern." B Van modern gesproken", zei mijn tochtgenoot, heeft u al gehoord, d»t het nieuwe Centraal-station aan het zakken is T' Met uw verlof, er is slechts verzakking van de overkapping die men bezig ia te maken." Nu ja, maar het station zal ook wel zakken ; de viaducten doen ook nee en bet kan een pannetje van briang worden." Sedert het fort bg Abcou inviel, is er ook niets van dien aard ge leurd", deed ik opmerken. U heeft gelijk; 't wordt tijd dat er weer eens iets gebeurt dat sensatie teweegbrengt. Maar hier ben ik aan mijne woning ; bonjour mijnheer, aangenaam kennis te hebben gemaakt!" Peinzend ging ik naar mijn woning, waar ik een brief van Jan vond, waaruit ik de volgende week wellicht het een en ander meedeel. De jongen schreef mij dat hij, nuju vorig kadetje inziende, aan vankehjk dacht dat ik in Volapük had geschreven. Ik vind Jan's vergissing begr ijpelyk, want mijn stuk krioelde van Betrouten en blijkbaar had gén corrector er zich óver ontfermd; deze mededeeling doe ik echter geheel entre-noas", ik zou' voor geen geld willen dat ze aan de zetterij iets van deze uitlating téweten kwamen, wist dan werd ik een volgend maai misschien nog harder mishandeld. Aquarius. DIT HET HAAGJE. «Niemand is onmisbaar ," praatte mijn vriend Paradoxns een zijner groote naamgenooten na, en dat beeft wel schijn van waarheid, want elke lepere plaats, en een ministerie bijvoorbeeld, wordt geregeld weer aangevuld; ja, een heel ministerie, kan heengaan, er komt toch altijd weer een ander voor .in de plaats, hoe onmisbaar 't vorige ook scheen. Toch ben ik zoo vrij, dat praatje van Paradoxus voor een kapitale paiadox te houden. Als prias Biimarck kwam te sterven, zou ik niet weten waar een tweeden te vinden om den Rijksdag te maszregeln, evenmin als ik zou weteu hoe een tweeden minister van oorlog op te sporen als den onzen, den uitvinder der patjes-lnitenants, die zyn schittereude uitvinding onlangs heeft bekroond gezien door het ontstaan van een, zegge n, zulk een wonderwezetv ik geloof bij de .huzaren, waar ze hem best kouden missen. Mijn vriend da kullunnel steekt lastig den drank met deze zoo nuttige uitvinding, en laatst maakte hjj zich zelfs vree-elyk boos a propos van een vraag die h$ zelf opwierp: Verbeeld-je", zoo siirakjhij, dat zoo'n luitenant milicien later eens onder de wapenen wordt geroepen en hij brengt dan zijn vrouw mee, die vroeger keukenmeid bij mij is geweest en bij zet haar naast m ij u ^rouw en dochters in de tent vau 't Bosch, wat moet ik dun doen?" HU deed me die vraag op eeii toon zoo barsch en met een gezicht zoo ig, ' dat ik van schrik eeu stap achtwuit deed en onwillekeurig 't Is mijn schuld niet, kolonel, al» nw dienstmaagd mot een patjesluitenant trouwt, en om de waarheid te zeggen, wat ge zoudt moeten doen in 't geval dat ze met haar h er gemaal het gezelschap uwer gedis tingeerde dames de voorkeur gaf boven dat van haar vroegere, kamera den, dat is een moeilijke quaestie, kolonel. Ik voor mg zou misschien tot haar zeggen: Zoo, Dientje, of Kaatje, kan je 't nog al stellen in den militairen dienst?" Of zoo iets. Maar ik zou me er zeker niet kwaad om maken als ze ook eens binnen de tent wilde zitten nadat ze er zoo vete jaren buiten had moeten blijven. Maar om op die onmisbaarheid terug te komen. Daar heb je bijvoor* beeld onzen kullnnnel zelf. Is die onmisbaar? Ik zou 't wel haast denken; want kwam hij zijn mooien militairen kop eens voorgoed neer' te leggen wat we hopen en vertrouwen dat een gebeurtenis is welke in een ver verwijderde toekomst ligt wie zon dan zijn lieve gemalin en' aanminnige dochters naar de bals, concerten en partij n moeten ge leiden? 't Is waar, hij verheugt zich thans in 't bezit van een aan staanden schoonzoon die zich met die ridderlijke taak zou kunnen belas ten; maar men weet wat engagementen zjn; ze rak n doorgaans vrg gemakkelijk aan, maar ook wel eens nog gemakkelijker af. Zoo althans is de sententie mijner vrouw en ze liet daarbij zelfs niet onduidelijk door schemeren, dat ze zoo iets wel verwachtte van het engagement in casu. Ik verinoed dat 'haar dit n groot genoegen zou verschaffen, want ze zegt zeer beslist, dat er heel veel tegen dat huwelijk is, en dat ae ook* heel blij is dat de kapitein der artillerie geen van haar dochter^ heeft gevraagd, wat gebeurlijk was, en in dat goval zou 't even gébeurlijk zijn geweest, dat het meisje 't zelfde had gedaan als des kolonels dochter, namelijk ja" gelegd. Zoo zijn tegenwoordig de meisjes. Enfin, dat gevaar is van ons hoofd afgewend en als 't mijn vrouw pleizier doet, is 't mij ook wel. In alle geval is 't mij beter zoo, dan dat mgn goede vrouw 't mij kwalijk had genomen dat de dochter van den kolonel met een kapitein der artillerie gaat strijken. Ik was er bang voor, maar, zooals ge ziet, 't is boven verwachting goed afgeloopen. De kullunnel is dus onmisbaar; temeer nog daar hij bij zijn eventneelen dood zijn pensioen mede in 't graf neemt", wat te meer te betreuren. is omdat hij er vermoedelijk in de gindsche betere gewesten niets mee kan uitvoeren, want sociëteiten, komedies en andere nuttige inrichtingen van dien aard zullen er wel niet zijn, hoe goed 't er overigens ook moge wezen. Daar tegenover staat echter dat hij in zijne hoedanigheid van mopperaar wel zou gemist kunnen worden, want van dat genus zijn we hier rijkelijk voorzien. In dat opzicht zou 't een opruiming zijn als hij weg was, hoewel 't me erg leed zou doen. Waarlijk, als h\j vóór mij mocht heengaan, zou ik een treffende rede by zijn geopende groeve houden en met do gewone verklaring besluiten dat de overledene was een braaf man. Ieder overledene was en is en zal altijd en immer zijn een braaf man en daar men brave menschen ongaarne mist, zouden we haast tot de conclusie kunnen komen, dat we iu zekeren zin allemaal onmisbaar zjjn. Daar heb je vervolgens mij a vriend de referendaris, die is, geloof ik, ook onmisbaar, tenminste voor zijn vrouw en kinderen, want hij behoort ook al tot dat ras van egoïsten, die alles meenemen in hun graf, zonder er iets mee te kunnen uitvoeren, terwijl de achtcrblijvenden 't zoo kostelijk konden gebruiken. Of hij voor den Staat onmisbaar is, ja, dat mag ik niet zeggen, hoewel hij een puik der referendarissen moet zijn, zoo heb ik gehoord, en dat laat zich ook heel goed verklaren nit de omstan digheid dat hij den leeuw" nog niet heeft, en bij hem vermoedelijk eerst krijgen zal, wanneer eene zijner jongere collega's hem over't hoofd springt als secretaris-generaal. Dat is zoo de mode: als men iemand ongeschikt oordeelt voor een hoogere betrekking, dan beloont men hem voor die ongeschiktheid met eene onderscheiding. Hoewel 't me niet bijzonder rationeel toeschijnt, kan ik me er best mee vereeuigeu. Over mijn eigen onmisbaarheid zal ik liefst een bescheiden stilzwijgen in acht nemen. Alleen mag ik zeggen, dat even overtuigd als ik ben hoe weinig onmisbaar ik voor mijn lezers zou wezen, ik even zeker weet dat er toch menschen zijn die me drommels zouden missen ala ik heen ging op dezelfde egoïstische manier als de referendaris hem dat eenmaal leveren zal. Ja, ik ken nog moer menschen die blijkbaar onmisbaar zijn, maar daar entegen ken ik er ook die ik voor mij kan missen als kiespijn, men schen die me dikwijls doen denken: Wat drommel, doet zuo'n non-sena op dit ondermaansche ?" Zuo keu ik heeren, die om tien uur opstaan, vervolgens hun toilet maken, ontbijten, een krant of tijdschrift lezen, gaan wandelen voor bun dierbare gezondheid, naar de sociëteit drente len, dineereo, deu avond ergens aangenaam doorbrengen, weer naar bed gaan, en met die gewichtige bezigheden drie-honderd-vijf en zestig dagen van de twaalf maanden doorbrengen. Vraag dien staatsburger of hij onmisbaar is, en hij zal u met het ernstigste güzieht van de wereld ant woorden; Wel wia-en-waarachti?." Natuurlijk, want voor zijn eigen dierbaar ik is hij. de onmisbaarste persoon van 't wereldrond. Dames, die zicb-zelf onmisbaar vinden, maar volgens mijn bescheiden meening der maatschappij een vrij goeden dienst zouden bewijzen wanneer ze, zooals de kullunnel dat even dichterlijk als krijgshaftig uitdrukt, den kraaienmarsch verkozen te blazen, zulke dames ken ik bij dozijnen. Daar ik ze maar voor 't grijpen heb, stel ik u bij deze een spannetje voor, mevrouw-A en mevrouw B. Nooit schiep de natuur twee wezens, dia za beter had gedaan maar ongeschapen te laten, althans naar mijn en veler oordeel. Paradox us zegt dat er zoowel slechten als goeden moeten zijn, volpeus de compunsatie-leer, noemt hij dat. 't Ia mogelijk, maar dan kan hij mijnentwege de slechten cadeau krijgen en de dames A en B op d«n koop toe. Ik vraag maar wat doen mrn«chen op de wer. ld als twee zulke wezens, wier eenige verdiensten bestaan in zich op te dirken en hun naasten te belastereu? Waarlijk, hadden we hier wat minder van dat volkje, onze conversatie zou er zeer door winnen. Maar onmisbaar in haar eigen ongen zijn z« zear zeker. Ze zouden da maatschappij verloren wanen als ze haar derven moest. Al die voor zich zelf onmisbare meiisshen maken doorgaans veel werk van hun uiterlijk,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl