De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 4

21 februari 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOQft NEDERLAND. wat ben voor in&ntifactnrièrs en modèWinkels wel eènïgszins onmisbaar maakt» dat. geef ik toe, maar overigens beschouw ik hun verlies als pure Winst, Ook kan men sommige zich-zelf onmisbaar voelende menschen onderscheiden aan een hoog opgezette borst en van dezulken hebben we hief ook »1 pracht-exemplaren. Dat laatste heeft zijn zeer vermakelijke Zijde, maar t maakt hen daarom niet onmisbaar. Och neen. Gfader de werkelijk onmisbare personen reken ik bijvoorbeeld onze doctoren, aan welke categorie van gestudeerde lui hier, voor zoover mg bekend, * geen gebrek bestaat. Wat zonden we zonder hen moeten be ginnen ? Dit vraag ik u. Allereerst 's Woensdags-avonds het Bosch en 's Maandags-avonds den Dierentuin afschaffen; beiden, naar beweerd wordt de beat» melkkoeien voor de Haagsche artsen. Ik zie hen gaarne die verdienstelijke onmisbare mannen en 't is een verkwikking voor me hen den ganscben dag, van 's morgens circa tien ure tot 's namiddags vier, of later nog, in hun bekende conpeetjes de stad door te zien jagen om hun lijdende medemenschen hulp te bieden. Dat zo voor mijn deur stilhouden, is me intusschen minder aangenaam en juist in hun qualiteit van oc nisbaar persoon, zeg ik van hen uit grond des harten: Ik kan hen mis sen als kiespijn." Vraagt men echter den heeren doctoren zelf of ze kunnen gemist worden, dan Zullen velen onder hen u direct of indirect te kennen geven, dat hnn collega's die en die in den regel zij die de meeste practijk naar zich toe halen allerbest konden gemist worden; zij zei ven echter in geelt geval. Dat is 't standpunt, ziet a? Ja, wet beschouwd, mijnheer, begin ik nu te gelooven dat al die on mis baarheid eigenlek teen quaestie van standpunt is. Vraag b, v. eens een offider welken persoon hij voor onmisbaar houdt, en ik wed dat hij u noemt den regïments-betaalmeester. Zoo hond ik mij overtuigd dat de kullttnnel den rjjks-betaalmeester den onmisbaarsten man van de wereld vindt, en noch den regiments-, noch den rijks-betaalmeester kuunen mij eefl ziet schelen. En wie voor mij nn wel, behalve mijn minister van financiën, onmis bare personen zijn? Wel, mijnheer, dat zijn mijn vrouw en dochters, want waarlijk, als ik die dierbare wezens moest missen, zou ik me niet moer in staat gevoelen een enkel Eaagsch schetsje te schrijven, en ik dttrf me verzekerd houden, dat ge zoo beleefd zoudt zgn, te zeggen dat het u waarlijk speet. Pasquiuo. KUNST. HET TOONEEL TE AMSTEEDAM. Grand Théatre: Georgette. Haar hart is onttoaaJct. D* moed ontbreekt mij, over George de Lalaing" te spreken Ik heb hst <Mde lief; het onderwetsche is mij nuturwidrig. Let wel: als een toestand nit de dagen van Wolff en Deken, van de gebroeders Klijn, ook al van de Jnli-monarchie, met volkomen klaar inzicht van de objektieve waarheid beheerscht en beschreven wordt, dan is dat ouderwetsche belangrijk, kan Schitteren van onsterflijke kleuren. Maar oude toestandön> behandeld door onderwetsch gestemde geesten, kannen er niet meó doof! eödaarom moet meö, bij de behandeling van XVIe-eeuwsche gevallen zich nog wat hooger boven de bedompte historie-opvatting van Hendrik Harmefl* en zelfs van Samuël Ipernszoon, weten te verheffen dan met den teylörihstsehen dramatizeerder van den Granf van Renneriberg het ge val itf. Hét faalf den auteur niet aan alle talent; maar aan inzicht, aan stsüadptiflt, aan methode. Met genoegen kan taeu gaan toeschouwen" en luisteren bij de nieuwe koïfledift véh den maestro Sardou. Als deze grootedramatist.deXVIeEeuw behandelt, is ook hij bizonder zwak: Patrie" is bleek en opgewonden. Nti Wif van de hartstochtelijke partijkoortsen der Eeuw van reformatie en ^beroerten" hersteld zijti, wordt het tijd, dat wij ook de toestanden uit de dage» n laifden van Karel den Ve, Hendrik den VlIIe, Henri II en III, Phi lips II enz. enz. eens met onbevangenheid en meesterschap, in al hun draftiatÜJche kracht, behaadelen gaan. Als we daarvoor het onpartijdig" penceel van Tiziauo en Antonis Mor aangrijpen, zullen wij 't er een heel eind Vel- iöbrengen. Laten we, voor heden, ons behelpen met zulke mooy», aandoenlijke, moderne komedies als Georgette". Men heeft er aan ten laste gelegd, dat er te veel in geredeneerd wordt. WaM» Vind ik de weegschaal, die orakelt, dat het rhetoriesch element te zwaatr Weegt in dit stuk ? We hebben geen anderen maatstaf dan onzen eigen takt. Ik moet erkennen: mij is de wanverhouding (ondanks de aanwg'eing) niet in het oog gesprongen. Een roman- of dramaschrijver mag toob wel Wdeneeren, beschrijven, beoordeelen, besluiten. Het komt er maar op attn, dat deze elementen van filozofischen en zedelijken aard aan het ffisthetiesch leven des knnstwerks ondergeschikt bleven. Ik reken mij tot détegenstanders der koude allegorie; ben dus van natuurs wege volstrekt niet geneigd om het met het didaktisme voor lief te nemen, als de kunst aich nederig neêrset aan de fcniën der schoolmatres; maar dat is ook de eenigo waarschijalijkheidsgetm'genis (prseaaraptie), die ik kan aanroeren ter gunste der harmoniën van waarheid en schoonheid in Georgette": ik heb geen ander bewijs; daarom doe ik het er mee, en waag te vragen, dat mijn lezer er zich mee behelpe. Men ktnt den inhoud van Georgette" nit de dagbladen. Als men weten wil, hofl hoog Sardou staat boven Albert Dclpit, moet men Georgette" met »Le fils de Coralie" vergelijken. Le 6me sens van kieschneid en teêre aandoenlijkheid, dat gene wat men noemt distinktie, wat me» gtwoon is opvoeding" te noemen, maar misschien wel vooral aan de jonkvronwlijke moeder Natuur is toe te schrijven, heeft de auteur van Georgette" op dien van Le fils de Coralie" vooruit. Het stuk ia «eer rijk aan mooye détails, al hebben we die ook hoofdeakeljjk aan de filozofiesch-sociale bedoelingen vanden auteur te danken, aaa verwikkeling ii hst ituk niet. De ipanniog ia gering; de vin ding zwak; de verbinding der ttmneelen, de ianempraak, de feelwfetiajr, halve tinten, enz. zjjn van den meester. De uitvoering was waardig. Men weot, dat Mevr. Ellenberger en de Heer Moor, bij al hun talent en geoefendheid, dragers zijn van eene overlevering op het stuk der intonatie, met welke tc-recht gebroken werd, en tegen de overneming van welke, vooral bij het dagelijks zien van zulke met roem bekende voorbeelden, de jonge kunstenaars niet te veel kunnen worden gewaarschuwd. De school-melo ie van Mevr. E. zal door deze verdienstelijke vrouw wel niet meer kunnen worden afgelegd; ofschoon ik van een dergelijk breken met een berispelijk verleden getuige heb mogen zijn, b\j den sints lang ons out i allen al:teur C. J. Roobol. De Heer Moor begrijpt dooi^aanda volkomen juist, welke toon en uit drukking past aan, de onderdeden der toestanden. HO beeft een klank rijke stem tot zijn beschikking en wordt geholpen door een uiterlijk, dat de kunst doorgaancis fraai weet te kompleteeren ; maar als men niet wist, dat m on een akteur voor zich zag, die aan 't spelen is, zou menmeeuen een leeraar der tooneelscliool voor zich te zien, die door voorbedachtelijke overdrijving de kwekeliugen duidelijk wil maken, hos de tonen en gebaren door den auteur bedoeld zijn. Met dit voorbehoud, niets dan lof en bewondering voor deze kunste naars, in Georgette" waarvan de belangrijkste rollen in hunne be gaafde handen zijn. Mcjafp. Jeanne de Groot heeft de partij der dochter, met een gevoel, dat door goede smaak getemperd werd, voortreffelijk gespeeld en gezegd. De ontmoeting met Gontran, als zij besloten heeft afstand van hem Ie doen, was wat koel. De Heer Malherbe (Gontran) leed, bij het vernemen der verpletterende tijding, aan het selfde euvel. Misschien ligt het aan den 'auteur; maar het is juist dan, dat groote kunstenaars bun beste triomfen vieren. Men herkent den groeten architekt aau het doelmatig en vernuftig bebouwen van een ongunstig terrein. Mev. van Rossnm heeft ons eene werkelijk gedistingeerde Gravin de Chabreuïl gegeven. Haar uiterlijk maakte een zeer goeden indruk; hare taal was verzorgd en liet vrij goed spelen van dergelijke rollen is vooral te waardeeren ia een land, waar geen eigenlijk gezegde DucJtesses en Comtesses zija. Mej. Koos iieeft het rollctjen van Aurore niet begrepen. Zij had moeten trachten iets dweepends en smachtcnds te verbinden met hare ingenuïteit. Nu bad zij somtijds den schijn zelve lichtelijk den spot te drijven met hare vrome pensionaatsherinneringcn. Men hseft gezegd, dat de Heer Malherbe vooruitgaat. Ik ben insge lijks van dat gevoelen. Hij wint aan losheid. Hij moet zijne spraak nog wat bestudeeren; zonder de natuur te verzaken, kan deze wat meer be schaafd worden. Hij heeft nog weinig werk van zijne standen gemaakt. Hij houdt den buik vooruit, en het hoofd eenigszins gebogen: ik accentu eer, om begrepen te worden. De figuruerende personen, wien een enkel woord in den mond wordt gelegd, waren over 't geheel voldoende. De kostnmen der Dames Ellenbergor, de Groot en Roos waren vaa de beste smaak (d. w. z.behoudends hetgeen men tegen de heerschecde mode mocht willen inbrengen, maar waaraan aktrices niets veranderen kunnen). Haar hart, is ontwaakt" is eene allerliefste idyllische komedie van W. von Koenigswintor zonder de minste sentimentaliteit. Mej. Roos heeft de hoofdrol, het BerJ-wigjen, wier hart ontwaakt, alleraardigst gespeeld. Zij was om te stelen. De Heer K. Vos (haar grootvader), M. van Beem (diens vriend en redder"), Mevr. van Rossum (de huishoudster) en de Heer MaHierbe (do minnaar), hebben zich best van hun taak gekweten. De Heer Malherbo zal steeds in vrolijkheid, als jonge jager, vooruit gaan. Mevr. vaa Rossum, eene aktrice, die de sympathie van het publiek heeft, was onhandig gegrimeerd. Ten slotte1 een wensch: mocht deDiivktie van het Grand Tltédtre kun nen besluiten de door haar vertoonde stukken eens door een flink jong litterator te laten ontsclioolmeesteren! De vertaling van Georgette", door den Heer Bigot, leed aan een massa (ongebruikelijke) tweede-naamvalsvormen en andere boekachtige uitdrukkingen. We hebben zelfs der wierook" gehoord. Un galant Jiomme werd weer door een galant man1', in plaats van door een man van eer'', vertaald. Een galant man is: im hommc galant. Sommige akteurs maken zich lost van de pedante hoepel?, door ver talers om het dramatiesch vat geslagen; anderen durven dit niet aan. Dit geeft diaharmoniün. Mij dunkt, dat, bij moderne tooneclwerkeu, men niet trachten moet ds verwijdering van spreek- en schrijftaal te bevor deren, door samenspraken in schrijftaal te redigeeren. Het uitspreken van vreemde woorden levert bij de artiesten óók BOET al eens bezwaar. Het Engelsche woord Mr. loste men op door Mastcr (jongeheer), in plaats van Mister; Monaco werd uitgesproken met den toon op de eerste lettergreep. Alb. Th. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het optreden van Mevrouw Charles Kirsch als Margnérite de Valois in de Hugenoten was een der weinige lichtpunten van de opvoering door het Hoogduitsche Operagezelschap gegeven. De wijze toch, waarop dit werk in den Stadsschouwburg werd ten gehoore gebracht, liet heel wat te wenschen over. Talrijke coupures, niet alle met gewenschte handigheid aangebracht, verbraken het verband tussehen sommige tooneelen en de tcmpi werden op zoo zonderlinge manier aangegeven, dat da Heer Zschoppe in zijn vacatitietijd wel eens een tochtje naar Parijs mag ondernemen om er met de traditiën bekend te worden en er zijn voordeel mee te doen. En dit. niet alleen met betrekking tot het werk van Meijerbeer. Wij hebben dan weder de rol van Margaretha door eene artiste a'en vertolken, die bij de operabezoekers in de hoofdstad zoo gunstige herin neringen had achtergelaten. De coloratnur is fraai ontwikkeld, het spel is verdienstelijk en daarbij voegt zich eene sympathieke persoonlijkheid. Het benedenregister der stam heeft neer volheid gekregen «n hst hoogere

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl