Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOQft NEDERLAND.
wat ben voor in&ntifactnrièrs en modèWinkels wel eènïgszins onmisbaar
maakt» dat. geef ik toe, maar overigens beschouw ik hun verlies als pure
Winst, Ook kan men sommige zich-zelf onmisbaar voelende menschen
onderscheiden aan een hoog opgezette borst en van dezulken hebben we
hief ook »1 pracht-exemplaren. Dat laatste heeft zijn zeer vermakelijke
Zijde, maar t maakt hen daarom niet onmisbaar. Och neen.
Gfader de werkelijk onmisbare personen reken ik bijvoorbeeld onze
doctoren, aan welke categorie van gestudeerde lui hier, voor zoover mg
bekend, * geen gebrek bestaat. Wat zonden we zonder hen moeten be
ginnen ? Dit vraag ik u. Allereerst 's Woensdags-avonds het Bosch en
's Maandags-avonds den Dierentuin afschaffen; beiden, naar beweerd wordt
de beat» melkkoeien voor de Haagsche artsen. Ik zie hen gaarne die
verdienstelijke onmisbare mannen en 't is een verkwikking voor me hen
den ganscben dag, van 's morgens circa tien ure tot 's namiddags vier, of
later nog, in hun bekende conpeetjes de stad door te zien jagen om hun
lijdende medemenschen hulp te bieden. Dat zo voor mijn deur stilhouden,
is me intusschen minder aangenaam en juist in hun qualiteit van oc
nisbaar persoon, zeg ik van hen uit grond des harten: Ik kan hen mis
sen als kiespijn."
Vraagt men echter den heeren doctoren zelf of ze kunnen gemist worden,
dan Zullen velen onder hen u direct of indirect te kennen geven, dat
hnn collega's die en die in den regel zij die de meeste practijk naar
zich toe halen allerbest konden gemist worden; zij zei ven echter in
geelt geval. Dat is 't standpunt, ziet a?
Ja, wet beschouwd, mijnheer, begin ik nu te gelooven dat al die on mis
baarheid eigenlek teen quaestie van standpunt is. Vraag b, v. eens een
offider welken persoon hij voor onmisbaar houdt, en ik wed dat hij u
noemt den regïments-betaalmeester. Zoo hond ik mij overtuigd dat de
kullttnnel den rjjks-betaalmeester den onmisbaarsten man van de wereld
vindt, en noch den regiments-, noch den rijks-betaalmeester kuunen mij
eefl ziet schelen.
En wie voor mij nn wel, behalve mijn minister van financiën, onmis
bare personen zijn? Wel, mijnheer, dat zijn mijn vrouw en dochters,
want waarlijk, als ik die dierbare wezens moest missen, zou ik me niet
moer in staat gevoelen een enkel Eaagsch schetsje te schrijven, en ik
dttrf me verzekerd houden, dat ge zoo beleefd zoudt zgn, te zeggen dat
het u waarlijk speet. Pasquiuo.
KUNST.
HET TOONEEL TE AMSTEEDAM.
Grand Théatre: Georgette.
Haar hart is onttoaaJct.
D* moed ontbreekt mij, over George de Lalaing" te spreken Ik heb
hst <Mde lief; het onderwetsche is mij nuturwidrig. Let wel: als een
toestand nit de dagen van Wolff en Deken, van de gebroeders Klijn, ook
al van de Jnli-monarchie, met volkomen klaar inzicht van de objektieve
waarheid beheerscht en beschreven wordt, dan is dat ouderwetsche
belangrijk, kan Schitteren van onsterflijke kleuren. Maar oude
toestandön> behandeld door onderwetsch gestemde geesten, kannen er niet meó
doof! eödaarom moet meö, bij de behandeling van XVIe-eeuwsche gevallen
zich nog wat hooger boven de bedompte historie-opvatting van Hendrik
Harmefl* en zelfs van Samuël Ipernszoon, weten te verheffen dan met den
teylörihstsehen dramatizeerder van den Granf van Renneriberg het ge
val itf. Hét faalf den auteur niet aan alle talent; maar aan inzicht, aan
stsüadptiflt, aan methode.
Met genoegen kan taeu gaan toeschouwen" en luisteren bij de nieuwe
koïfledift véh den maestro Sardou. Als deze grootedramatist.deXVIeEeuw
behandelt, is ook hij bizonder zwak: Patrie" is bleek en opgewonden.
Nti Wif van de hartstochtelijke partijkoortsen der Eeuw van reformatie
en ^beroerten" hersteld zijti, wordt het tijd, dat wij ook de toestanden uit de
dage» n laifden van Karel den Ve, Hendrik den VlIIe, Henri II en III, Phi
lips II enz. enz. eens met onbevangenheid en meesterschap, in al hun
draftiatÜJche kracht, behaadelen gaan. Als we daarvoor het onpartijdig"
penceel van Tiziauo en Antonis Mor aangrijpen, zullen wij 't er een heel
eind Vel- iöbrengen. Laten we, voor heden, ons behelpen met zulke
mooy», aandoenlijke, moderne komedies als Georgette".
Men heeft er aan ten laste gelegd, dat er te veel in geredeneerd wordt.
WaM» Vind ik de weegschaal, die orakelt, dat het rhetoriesch element te
zwaatr Weegt in dit stuk ? We hebben geen anderen maatstaf dan onzen
eigen takt. Ik moet erkennen: mij is de wanverhouding (ondanks de
aanwg'eing) niet in het oog gesprongen. Een roman- of dramaschrijver mag
toob wel Wdeneeren, beschrijven, beoordeelen, besluiten. Het komt er
maar op attn, dat deze elementen van filozofischen en zedelijken aard aan
het ffisthetiesch leven des knnstwerks ondergeschikt bleven. Ik reken mij
tot détegenstanders der koude allegorie; ben dus van natuurs wege volstrekt
niet geneigd om het met het didaktisme voor lief te nemen, als de kunst
aich nederig neêrset aan de fcniën der schoolmatres; maar dat is ook de
eenigo waarschijalijkheidsgetm'genis (prseaaraptie), die ik kan aanroeren
ter gunste der harmoniën van waarheid en schoonheid in Georgette":
ik heb geen ander bewijs; daarom doe ik het er mee, en waag te vragen,
dat mijn lezer er zich mee behelpe.
Men ktnt den inhoud van Georgette" nit de dagbladen. Als men
weten wil, hofl hoog Sardou staat boven Albert Dclpit, moet men
Georgette" met »Le fils de Coralie" vergelijken. Le 6me sens van
kieschneid en teêre aandoenlijkheid, dat gene wat men noemt distinktie, wat
me» gtwoon is opvoeding" te noemen, maar misschien wel vooral aan
de jonkvronwlijke moeder Natuur is toe te schrijven, heeft de auteur van
Georgette" op dien van Le fils de Coralie" vooruit.
Het stuk ia «eer rijk aan mooye détails, al hebben we die ook
hoofdeakeljjk aan de filozofiesch-sociale bedoelingen vanden auteur te danken,
aaa verwikkeling ii hst ituk niet. De ipanniog ia gering; de vin
ding zwak; de verbinding der ttmneelen, de ianempraak, de feelwfetiajr,
halve tinten, enz. zjjn van den meester.
De uitvoering was waardig. Men weot, dat Mevr. Ellenberger en de
Heer Moor, bij al hun talent en geoefendheid, dragers zijn van eene
overlevering op het stuk der intonatie, met welke tc-recht gebroken
werd, en tegen de overneming van welke, vooral bij het dagelijks zien
van zulke met roem bekende voorbeelden, de jonge kunstenaars niet te
veel kunnen worden gewaarschuwd.
De school-melo ie van Mevr. E. zal door deze verdienstelijke vrouw wel
niet meer kunnen worden afgelegd; ofschoon ik van een dergelijk breken
met een berispelijk verleden getuige heb mogen zijn, b\j den sints lang
ons out i allen al:teur C. J. Roobol.
De Heer Moor begrijpt dooi^aanda volkomen juist, welke toon en uit
drukking past aan, de onderdeden der toestanden. HO beeft een klank
rijke stem tot zijn beschikking en wordt geholpen door een uiterlijk, dat
de kunst doorgaancis fraai weet te kompleteeren ; maar als men niet wist,
dat m on een akteur voor zich zag, die aan 't spelen is, zou menmeeuen
een leeraar der tooneelscliool voor zich te zien, die door
voorbedachtelijke overdrijving de kwekeliugen duidelijk wil maken, hos de tonen en
gebaren door den auteur bedoeld zijn.
Met dit voorbehoud, niets dan lof en bewondering voor deze kunste
naars, in Georgette" waarvan de belangrijkste rollen in hunne be
gaafde handen zijn.
Mcjafp. Jeanne de Groot heeft de partij der dochter, met een gevoel,
dat door goede smaak getemperd werd, voortreffelijk gespeeld en gezegd.
De ontmoeting met Gontran, als zij besloten heeft afstand van hem Ie
doen, was wat koel. De Heer Malherbe (Gontran) leed, bij het vernemen
der verpletterende tijding, aan het selfde euvel. Misschien ligt het aan den
'auteur; maar het is juist dan, dat groote kunstenaars bun beste triomfen
vieren. Men herkent den groeten architekt aau het doelmatig en vernuftig
bebouwen van een ongunstig terrein.
Mev. van Rossnm heeft ons eene werkelijk gedistingeerde Gravin de
Chabreuïl gegeven. Haar uiterlijk maakte een zeer goeden indruk; hare
taal was verzorgd en liet vrij goed spelen van dergelijke rollen is vooral
te waardeeren ia een land, waar geen eigenlijk gezegde DucJtesses en
Comtesses zija.
Mej. Koos iieeft het rollctjen van Aurore niet begrepen. Zij had moeten
trachten iets dweepends en smachtcnds te verbinden met hare ingenuïteit.
Nu bad zij somtijds den schijn zelve lichtelijk den spot te drijven met
hare vrome pensionaatsherinneringcn.
Men hseft gezegd, dat de Heer Malherbe vooruitgaat. Ik ben insge
lijks van dat gevoelen. Hij wint aan losheid. Hij moet zijne spraak nog
wat bestudeeren; zonder de natuur te verzaken, kan deze wat meer be
schaafd worden. Hij heeft nog weinig werk van zijne standen gemaakt.
Hij houdt den buik vooruit, en het hoofd eenigszins gebogen: ik accentu
eer, om begrepen te worden.
De figuruerende personen, wien een enkel woord in den mond wordt
gelegd, waren over 't geheel voldoende. De kostnmen der Dames
Ellenbergor, de Groot en Roos waren vaa de beste smaak (d. w. z.behoudends
hetgeen men tegen de heerschecde mode mocht willen inbrengen, maar
waaraan aktrices niets veranderen kunnen).
Haar hart, is ontwaakt" is eene allerliefste idyllische komedie van W.
von Koenigswintor zonder de minste sentimentaliteit. Mej. Roos heeft
de hoofdrol, het BerJ-wigjen, wier hart ontwaakt, alleraardigst gespeeld.
Zij was om te stelen. De Heer K. Vos (haar grootvader), M. van Beem
(diens vriend en redder"), Mevr. van Rossum (de huishoudster) en de
Heer MaHierbe (do minnaar), hebben zich best van hun taak gekweten.
De Heer Malherbo zal steeds in vrolijkheid, als jonge jager, vooruit
gaan. Mevr. vaa Rossum, eene aktrice, die de sympathie van het publiek
heeft, was onhandig gegrimeerd.
Ten slotte1 een wensch: mocht deDiivktie van het Grand Tltédtre kun
nen besluiten de door haar vertoonde stukken eens door een flink jong
litterator te laten ontsclioolmeesteren! De vertaling van Georgette",
door den Heer Bigot, leed aan een massa (ongebruikelijke)
tweede-naamvalsvormen en andere boekachtige uitdrukkingen. We hebben zelfs der
wierook" gehoord. Un galant Jiomme werd weer door een galant man1',
in plaats van door een man van eer'', vertaald. Een galant man is:
im hommc galant.
Sommige akteurs maken zich lost van de pedante hoepel?, door ver
talers om het dramatiesch vat geslagen; anderen durven dit niet aan.
Dit geeft diaharmoniün. Mij dunkt, dat, bij moderne tooneclwerkeu, men
niet trachten moet ds verwijdering van spreek- en schrijftaal te bevor
deren, door samenspraken in schrijftaal te redigeeren. Het uitspreken
van vreemde woorden levert bij de artiesten óók BOET al eens bezwaar.
Het Engelsche woord Mr. loste men op door Mastcr (jongeheer), in
plaats van Mister; Monaco werd uitgesproken met den toon op de eerste
lettergreep. Alb. Th.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het optreden van Mevrouw Charles Kirsch als Margnérite de Valois in
de Hugenoten was een der weinige lichtpunten van de opvoering door
het Hoogduitsche Operagezelschap gegeven. De wijze toch, waarop dit
werk in den Stadsschouwburg werd ten gehoore gebracht, liet heel wat
te wenschen over. Talrijke coupures, niet alle met gewenschte handigheid
aangebracht, verbraken het verband tussehen sommige tooneelen en de
tcmpi werden op zoo zonderlinge manier aangegeven, dat da Heer Zschoppe
in zijn vacatitietijd wel eens een tochtje naar Parijs mag ondernemen om
er met de traditiën bekend te worden en er zijn voordeel mee te doen.
En dit. niet alleen met betrekking tot het werk van Meijerbeer.
Wij hebben dan weder de rol van Margaretha door eene artiste a'en
vertolken, die bij de operabezoekers in de hoofdstad zoo gunstige herin
neringen had achtergelaten. De coloratnur is fraai ontwikkeld, het spel
is verdienstelijk en daarbij voegt zich eene sympathieke persoonlijkheid.
Het benedenregister der stam heeft neer volheid gekregen «n hst hoogere