De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 7

21 februari 1886 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 452 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zoo lang niet geleden hebben bijgewoond, waarbij slechts een genot van vrjj verdachten aard werd gesmaakt, maar meer in overeenstemming met het goede doel, dat zich ook hier van zuiverder middelen zal bedienen. Bijgevolg zullen wij gelukkig zijn... in de maand Mei. Dat wordt ons beloofd, dat wordt ons verzekerd. Veertien dagen van dolle vroolijkheid en dat op kommando f Maar hos zullen wij het maken, zoolang die welaangename tijd nog niet is aangebroken? Op welke manier zullen wij het aanleggen om ons ongeduld te bezweren ? Voor de liefhebbers van luchtige dansen en woeste luchtsprongen heeft net bal de l'Opéra weder gelegenheid gegeven om hun hart op te halen aan al dien lohu-loJtu, dit jaar opgeluisterd door de tegenwoordigheid van la Goulue" en Valentiu Ie Désosié". Misschien zijn er nog wel onschuldige jongelieden of die zoo kersversch uit de provincie komen, die in den zoeten waan verkeeren dat zij op dat bal de l'Opéra nog eens een intrigue zullen aankuoopen, zooals men dat vroeger noemde. In dat geval beklaag ik die naieve zielen, die zeker op het gezag van comedies met domino's en vaudevilles met traTestis nog altijd de hoop koesteren van in de corridors met de eene of andere op avonturen beluste hertogin te zullen kennis maken. Het is met de laatste opéra-hertogin al eveneens gelegen als met den laatsten schipbreukeling der Medusa; de eene en de andere zijn reeds minstens dertig jaar geleden verdwenen. Ook hier ontaarding en verval. Waar vroeger geest en vernuft samen gingen met welvoeglijkheid en losheid en genot van goed gehalte, is thans het rijk geheel ingenomen door de vrouw van verdachte zeden, die zich, en dat is alweer iets nieuws, zelfs daar ia de balzaal voor hare iuxnrïeuse wendingen en sprongen goud- en zilvergeld laten toewerpen. '?Spreken we liever over een andere nieuwigheid, de wijze waarop de schilder Munckaczy een door hem uitgelezen publiek kennis heeft doen maken met het laatste werk van zijn penseel. Het doek stelt voor Hfoeart laatste oogenUïKken. Men weet, dat Mozart, door de tering ondermijnd, den wensch koesterde om een Eequiem, door hem in extretws gecomponeerd, voor zich te laten zingen. De kunstenaars kwamen en Mozart zelf meegesleept door den indruk van het oogenblik, had zich er toe gezet o in zijn partij mede te spelen, toen hij door een hevigöflauwte werd overvallen, waaruit hij niet weder tot het leven terugkeerde. Het is deze episode, die aan Molière stervend onder het spelen van zgn Malade Imaginaire herinnert, welke door Munckaczy op het doek is weergegeven. Ook zoover heeft alles den gewonen loop. Maar we zijn er nog niet. Ieder ander zou, na zyn schilderij afgewerkt te hebben, dat naar den Salon, die straks weder geopend wordt, hebben gezonden. Maar Munc kaczy houdt niet veel van den Salon, daarentegen mag hij gaarne zijn werken met veel drukte en omhaal tentoonstellen. Hij heeft dus een klein aantal uitverkorenen uifgenoodigd voor een soiree die verleden Donderdag plaats had en waar het woord van Joseph Prudhomme bevestigd werd, dat de kunsten zus/crs si/n. Niet tevreden met de oogen van zijn gasten te boeien, heeft de schilder ook hun ooren in pacht genomen. Want op 't oogeiiblik, dat zijn doek onthuld werd, liet een onzichtbaar orkest met koor het bedoelde Eequiem hooren. Als die nieuwigheid van Munckaczy ingang vindt en navolging, dan belooft dat origineele bijeenkomsten. Ieder schilder vaa beteekeuis kan een orkest, dat met den toon van zijn doeken overeenkomt, aaa zijn persoon verbinden en dat bij het exposeeren er van laten spelen. Voor Jean Beraud, voor Stevens b.v. zouden de musici van Métra, de meest Parijsche hunner walsen spelende, de beste illustratie wezen van hun schilderijen. Bij Detaille's doeken moesf krijgsmuziek gehoord worden, terwijl de landschapschilders de hulp zouden dienen in te roepen van herdersfluit en tamboerijn. Het tableau-concert opent eindelooze gezichtspunten. En waarlijk, waarom zou men het niet op den aanstaanden Salon in toepassing brengen? Men had vroeger voor het klassifïceeren der inzen dingen de beruchte groupes sympatltiques voorgesteld. Men zou nu dat plan weer kunnen ophalen en op volmaakte wijze tot stand brengen. ledere zaal van de Tentoonstelling zou slechts gelijksoortige doeken mogen bevatten en voorzien moeten zijn van een daarmede overeenkomend orkest, om zoo krachtig mogelijk op de zenuwen van de bezoekers en vooral van de bezoeksters te werken. ?Ik zou M. Turquet wel willen aanraden dat denkbeeld te exploiteeren. Het zou een tweede jeugd kunnen bijzetten aan die feestjes der schilder kunst, die wel wat eentonig beginnen te worden. Zjj die belust zijn op curieuse boeken, hebben een lekkernij van ande ren aard in het vooruitzicht. Adelaïde Ristori heeft de laatste hand gelegd aan hare Mémoires, die tegelijker tijd in vier talen zullen verschijnen. Wat is het lang geleden dat zij te Parijs debuteerde en reeda aanstonds een ongeloofelijken opgang maakte, dank zij zeker allereerst aan haro groote kunst, maar zeker ook aan allerlei machinaties van JRaehel's vij anden, die de groote tragédienne moede geworden waren en dezs vaak zoo grillige en prikkelbare kunstenares een gevoelige les wenschten te geven. Men verhaald? in die dagen, dat een toeschouwer, die zonder een letter Italiaansch te kennen, harder en uitbundiger dan al de andereu Ristori had geapplaudisseerd, na een akte, waarin zij driemalen was terug ge roepen waartoe hij zelf zijn keel uit de kaken had geschreeuwd, zich tot eijn buurman wendde en fluisterend vroeg: heeft zij dan werkelijk zoo veel talent ? Dat woord, dat negen tienden van de enthousiasten zich hadden kunnen aantrekken toenma;tls, teekende den werkelijken toestand. Bij het naar huis gaan vroeg iedereen zich zei ven af: maar heeft zij daa werkelijk zooveel talent? En het bleek, dat zij talent had en veel ook, die Ristori. Van dat oogenblik was haar fortuin gemaakt. Het duurde niet lang, of zij had in en buiten Europa eene groote vermaardheid verkregen; maar het laat geen twijfel over, dat toen Parijs deze beroemdheid maakte, het niet recht wist, wat het deed. Ristori's houding en gedrag tegenover Rachel waa in die dagen steeds onberispelijk. Zij was steeds de eerste om bij iedere gelegenheid de su perioriteit te erkennen van haar, wier zij bijna zonder het te weten zulk eene concurrentie was komen aandoen. Rachel was, hetgeen begrijpelijk is, diep geschokt en leed veel onder die rchterafsotting. Zij liet zich bittere woorden als de volgende ontvallen: Zij behoefden mij immers niet te vermoorden, want ik zal tocli spoedig genoeg sterven. Die arme Rachel! wist zij dan niet, dat het publiek een Ugolino is, die zijn eigen kinderen ven-lindt? Het is mij onbekend of Ristori in die Mémoires, waarvan de verschij ning wordt aangekondigd, ons het een en ander over dien merkwaardigen strijd zal mededeelen. Eens hecit men haar het volgende toegeschreven. Waarom is Rachel mij toch zoo vijandig? Had men onze beide samen niet in uen adem met roem kunnen noemen ? Ik had zoo gaarne een duo gewild, maar zij wil slechts esn duel. A. B. LETTERKUNDE. Arnold Islng, Haagsche Schetsen. Nieuwe Bundel, 's Gravenhage, W. P. v. Stockum en zoon 1885. Stelt men aan een hisfcorischen roman den eisch dat de door den auteur beschreven voorvallen werkelijk aan de door hem gekozen periode zijn ontleent; dat de personen denken en handelen zooals zij in den tijd, waarin zij heften geleefd te hebben, zouden gedacht en gehandeld heb ben en dat de zeden en gewoonten, de kleeding enz. enz. inderdaad historisch getrouw zijn weergegeven, dan zal men het boek van den heer Isicg zeker na de Jezing hoogst voldaan ter zijde leggen. Wel heeft bij in eijne Eaagschc Schetsen geen roman gegeven, maar hij koos voor de twee voornaamste toch den novellen-vorm. Zelden zal men bij een auteur een even groote kennis van het door hem behandelde tijdvak aantreffen. En elk, die belang stelt in het leven onzer vaderen in de zeventiende eeuw, zal den schrijver dankbaar zijn voor de uitgave van deze vier schetsen. De heer Ising is in de eerste plaats historicus. Is in menigeu historischan roman do geschiedkundige achtergrond slechts bijzaak, niet veel meer dan decoratief', bij onzen schrijver heeft juist het omgekeerde plaats. Hij is geheel thuis in de zeventiende eeuw en meer bepaald in het 's-üravenhage uit dien tijd, eu zijn doel is, in schetsen aan voorvallen uit die periode ontleend, ons het leven dier dagen voor oogen te voeren. En hij doet dat op een wijzo, welke zijn boek tot aangename lectuur maakt ook voor hou, die iu het lezen van historische werken anders geen behagen scheppen. De eerste schets getiteld Een moord op Jtct Hof In Den Haag 1616 behandelt eeu gebeurtenis, die destijds veel opzien heeft gebaard n.l. liet. ombrengen van den Amsterdamschen juwelier Van Wely door Jean do Paris, kamerdienaar van prins Maitrits1, geholpen door eeu man van de garde, Jean Do la Vigne. Deze gebeur tenis was ook daarom van belang, wijl zij geen bijzonder gunstig licht liet valleu op sommige gewoonten van den prins, eu de aanleiding werd tot de verwijdering tu&scben dezen en zijn hofprediker Uitenbogaert, een verwijdering, welke wellicht niet zonder invloed is geweest op de houding, in het vervolg door den stadhouder tegenover de Remonstranten aangenomen. Uit de/e schetq leeren wij den beschrijver van het Binnen hof kennen, wien die reeks vah gebouwen en hunne omgeving in hunne vroegere gedaante voor oogen staan, alsof de tijd er geen veranderingen in had gebracht. Voor menig lezer, ook al is hij op het tegenwoordige Binnenhof volkomen thuis, zal h&t echter niet gemakkelijk vallen zich een duidelijke voorstelling te maken van de plaats waar het drama werd afgespeeld, zonder tot een kaart uit die dagen zijn toevlucht te nemen. Do tweede schets: Een trouwfeest in Februari 1638 geeft een be schrijving van de feestelijkheden, welke plaats hadden bij gelegenheid van het huwelijk van Johan Wolfert van Brederode met Louisa Christina van Solms. Ook deze studie bevat een schat van historische bijzonder heden en geeft een merkwaardig kijkjen op de feesten dor hoogere tan* den in de zefentiende eeuw. Geen betere gids om u daarbij rond te leiden dan de heer Ising. Hij beschrijft u niet slechts de inrichting en versiering van het Oude Hof in het Noordeinde, maar ook de kleinste bijzonderheden ontgaan zijn aandacht niet. Hij weet u evenzeer te ver tellen hoe de gasten aan tafel gerangschikt waren, als welke spijzen des tijds met graagte genuttigd werden. Daarbij behooren de feestvierenden allen tot zijne bekenden: hij vertelt niet alleen welke kleeding zij droegeu, maar weet u omtrent allen inlichtingen te geven over hun persoon, betrekkingen en daden. De uitvoerigste der vier schetsen is de derde, getiteld: De Graaf de SaM- Ybar (1647). Aan de romantische inkleeding is hier de meeste zorg besteed, zonder dat ik daarom zou willen beweren, dat de schrijver bepaald een novelle heeft willen schrijven. Het ia weer een aaneenscha keling vau kleine schetsen, welke in romantischen vorm een beeld geven van do politieke verwikkelingen uit het jaar 1647. Er behoorde moed toe om zich aan een zoo ingewikkeld onderwerp te wagen. Ik geloof dat de heer Ising daarbij uitnemend is geslaagd. Maar toch zou ik wil len vragen: zullen zij, die niet meer dan een oppervlakkige kennis heb ben van den toenmaligen staatkundigen toestand der Republiek en van Frankrijk en dat zal toch wel met het meerendeel ook der ontwik kelde lezers het geval zijn den schrijver wel geheel kunnen volgenen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl