De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 februari pagina 8

21 februari 1886 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. fu net Sen soms niét TOOT de oogen beginnen te eeliemeren, waar hij bnn<dé«trignea dier dagen tracht duidelijk te maken? Maar ook indien dit iMt geval mocht zjjn, dan nog bhjft deze schets zelf voor de genoemde categorie van lezers het neusje van den zalm. Wat al be kend» ea beroemde personen treden voor den lezer op hoe weet de schrijve» soms met enkele trekken het eigenaardige van hun karakter te doen uitkomen. Het eerste hoofdstuk brengt ons naar Voorburg, waar de kermis in vollen gang is, om ons vervolgens naar Hofwjjk, het buitengoed van Huygens, te geleiden en getuige te doen zijn van de wjjze waarop Constant er zijne gasten onthaalt. Zonder den inhoud van al de ? hoofdstukken na to gaan, wijs ik er op, dat de lezer onder het geleide van den heer Ising prins Willem II volgt bij een valkenjacht in den omtrek van Loosduinen. Niet alleen is dit hoofdstuk merkwaardig om hetgeen het ons leert van het karakter van den prfns, maar ook de beschjrjjving van de wijze waarop zulk een jacht toeging, is zeer lezens waard. Een -andermaal toeft de lezer op Ockenburgh, waar de dichter Westerbaen, heer van Brandwjjk als gastheer de honneurs waarneemt. Uit een letterkundig oogpunt is dit hoofdstuk wellicht het belangrijkste van de BcheU, wijl hier zoo vele bekende letterkundigen besproken worden. De heer Ising is vertrouwd nut de schrijvers van den bloeitijd onzer letter kunde en ontleent de gesprekken, die hjj hun in den mond legt, aan hunne werken zei ven. Een enkele vraag zij mg vergund. Heeft de heer Ising $fofa'1tene historische vrijheid veroorloofd, toen hij den lezer in het jaar 1G47 big den dichter Westerbaen op Ockenburgh binnenleidde of dwaalde 4e heer Jonkbloet, toen hij in zijne Geschiedenis van de Letter kunde der zeventiende eeuw schreef, dat die dichter genoemd landgoed eerst Omstreeks 1650 was gaan aanleggen? Volgen wjj den schrijver verder, dan hebben wjj gelegenheid, een bezoek af te leggen bij Amalia van. Sdm», de weduwe van prins Frederik Hendrik, een bezoek dat ons tevite* gelegenheid, geeft een blik te slaan in het hart dier vrouw. Hei hoofiistuk: Op de rivier leert ons, verwende kinderen der negen tiende eeuw, met hoeveel moeielykheden een reis van Rotterdam naar Middelburg,'deetjjda gepaard ging. Maar genoeg; deze schets bevat Póoveif verschillend* tooneelen, welke telkens een anderen blik doen slaan op. bet taf da onzer voorouders, dat elk hoofdstuk op zich zelf reeds de lezing meer dan loont. Laat mg ten slotte nog mededeelen dat de vierde schets aan de naald te Bgswgk gewijd is, en men zal hoop ik de overtuiging krijgen, dat ge hier Icing ons een zeer lezenswaardig boek gegeven heeft. Aan gename lectnur ia de hoogste mate is dit werk voor elk, die belang stelt in enza historie en daarbjj weet te genieten van de gave van don heer leiog, on in aangenamen vorm een beeld te ontwerpen van het leven van bat voorgeslacht. K. DÉHEDERLANDSCHE TAAL IN BELGIËGEDURENDE ' HET JAAR 1885. ' , (Nawoord.) Spreekwoorden zijn dikwijls gevaarlijke wapenen. Men houdt ze soms voor axioma's, en toch spreken zij elkander meer dan eens tegen. Vaa uitstel komt afstel" is de tegenovergestelde sententie van wat in t tat is verzuurt niet." Doch men vindt spreekwazen die niet te dikwerf kunnen worden her haald, wegens de waarheid of de waarschuwing die zij bevatten. Ben dier woorden is de Fransche spreuk: 11 faut juger les chts d'aprés Uur d»te." Indien men al hetgeen onder bovenstaanden titel, in het Weekblad van den 8en en den Een Februari is gedrukt op het loopende jaar zou willen toepassen, waarvan weldra het zesde gedeelte reeds is verstreken, zou men zich evenzeer kunnen bedriegen, gelijk diegene zich vergist, welke meent dat de gebeurtenissen op het Balkan-eiland van de maand Decem ber H. verleden week hebben plaats gehad. het opstellen van genoemde artikels hebben wij uitsluitend de feite» op het oog gehad, welke in 1885, of vroeger, in een aantal dag-, week- en maandschriften, die zich bezighouden met de zoogenaamde Vlaamsche beweging", staan geboekt. Gaarne verwijzen wij diegenen, welke zich uitvoeriger willen onderrichten tot onze bronnen. Wil men onpartijdig wezen, zoo raadplege men de publicatiën zoowel der'katholieken als der liberalen. Men doorloope De Ziveep van Brussel, .D» $|i«e,,Gfflj?e< van Antwerpen, Het Volksbelang van Gent, maar vergete daarbfy Set Het Recht van Antwerpen, De Student en Onze vlaamsche Wekker uit Leuven enz., te lezen. Men denke er aan het Jaarboek en de Verhandelingen van het liberale Willemsfonds (ter verspreiding van kennis onder het volk) en daarnevens het Jaarboek van het katholieke Davidsfonds (eene maatschappij met een dergelijk doel) op te slaan, om te weten wat er omgaat in 't onfarwüs, de beambtenwereld, enz. W|j vLden bijvoorbeeld in het Jaarboek van laatstgenoemd genootsehpp van het laar 1880, eene verhandeling van den eerw. heer J. Bols, naar het blijkt toenmaals directeur van een bisschoppelijk collegie, en thans pastoor te Mechelen over het aanleeren vau den Catechismus in de moedertaal". Wg vinden daarin onder anderen den \olzin: .Zij (de beweenlijke Fransche -dolheid) eet zich ook voort in kleinere scholen, tot in de bewaar scholen toe." Terder leren wij op blz. 210 vlgg. van hetzelfde werk een verzoekschrift geiioht aan den aartsbisschop van Mechelen, met klachten, over het on rechtvaardig stelsel, daar de Vlaamsche kinderen in klas en prijskamp doorgaans gestraft en ach ter uitgezet worden, alleen omdat zij zonder reden, in eene vreemde taal eene zaak moeten uitdrukken, welke zij goed, althans veel beter kennen in hunne eigene taal." Afgunst en nijd", zegt het schrift, volgen daaruit. In naam der katho lieke opvoeding wordt door het bestuur van het Davidsfonds om verbe tering verzocht, Schrijver dezes heeft de Jaarboeken T»D 1881 en volgende jaren onder zocht, doch niet bespeurd dat dit verzoek eenif? gevolg heeft ge bad. We? komt in 1884, bl. 71, de mededeeling voor, dat twee hooggeplaatste geestelijken den heer Bols schreven: Gjj slaat den nagel op den kop", en Ik ben gausch 't akkoord met u." De heer Bols deelt dit mede ter gelegenheid eener parallel-voordracht getiteld: Pruisisch Polen en Vlaamsen België." Wat het wetenschappelijk onderwijs betreft: bjjna alle afleveringen der genoemde bladen en tijdschriften bewijzen de waarheid van hetgeen in genoemde artikels is geaegd. Doch gelijk men op den 31n December 1885 of zelfs den 7den Februari 1886 niet beweren kon dat Bismarck aan het Herrenhaas een wetsont werp had voorgelegd tot wijziging der Meiwetten; even onmogelijk was het, op genoemde datums de belofte dea aartsbissohops van Mechelen te kennen dat te beginnen met Paschen al de Vlaamsene kinderen in 't Vlaamsch den Catechismus zullen leer en, in de gestichten alwaar de geestelijkheid haren invloed kan uitoefenen". De dag- en weekbladen van den derden, vierden en zevenden Februari deelden namelijk mede, dat de heer De Beucker, kruidkundige alhier, volksredenaar en oprecht strijder voor de eer der Nederlandsche taal, te Mechelen een bijaonder gesprek met den aartsbisschop had gehad, en dat Mgr. daarna een brief had doen schrijven aan den Burgerskring waarvan de heer De Beucker het hoofd i», om hem te verzekeren van de zorg die voortaan door de eerw. H.H. bisschoppen aan het onderwas in de volkstaal zal worden gewijd. Het vraagstuk over de handhaving of invoering der Nederlandsche taal in 't middelbaar onderwijs ia hierboven reeds besproken. Wij weten zelfs uit DéPortefeuille welk proces daarover te Leuven ia ontstaan. De geestelijke overheid belooft: dat te rekenen van de maand October aanstaande het Vlaamsch in het program der gestichten van middelbaar onderwijs de plaats zal bekleeden waarop onze moedertaal recht beeft; men verzekert verder dat maatregelen van denzelfden aard reeds genomen zijn," enz. Ref. heeft (dit nog ten slotte) niet willen beweren dat in sommige gestichten in den laatsten tijd de toestand niet'eenigszins verbeterd is. Naar hij verneemt werd reeds verleden jaar in 't bisdom van Brugge aan kleine kinderen den catechismus in 't Vlaamsch onderwezen. In 't bisdom van Gent, te Dendermonde bv. wordt het Grieksch onderwezen,.door mid del van 't Vlaamsch. Te Aalst (als ik wel heb) en in enkele andere gestichten is de gewoonte afgeschaft, dat de leerling die in het speeluur Nederlandsen gesproken heeft, soolang bestraft wordt, totdat hij op 't spoor is gekomen van een makker die óók een Vlaamsch woord heeft laten ontsnappen...] In de school der Paters Jezuïeten alhier is sedert eenige maanden (zegt men) een weinig meer tijd voor het aanleeren van het Vlaamsch be schikbaar gesteld. Ondertusschen is dat alles noggeene organisatie, nog geen verandering van stelsel. Men ziet alle Icemverikkea nog Biet, die de lente moeten verkondigen. Nooit hoort men in de straten onzer steden van Vlaamsche bevolking, jonge meisjes en zelfs zeer zeldzaam knapen (van goede opvoeding -) Vlaamsch met elkander klappen. Achting voor de Nederlandsche taal wordt aan de kinderen niet inge prent. Ea vooral de meisjesscholen zijn daaraan gehuld. De Belgen die het wél mepnen met hunne verledene Vlaamsche groot heid mogen zich intusschen verhengen, dat de geestelijke overheid een woord van tegemoetkoming.... heeft gesproken. Antwerpen, 19 Febr. 86. N.B. Dit moge voldoende zijn ter wederlegging van het artikeltje in den WetenscJiappelt/Jien Nederlander -van verleden Zondag. Red. EEN SOCIALE STUDIE. II (Slot). Het bovenstaande trachtte m het licht te stellen, dat niet de besta individuen in het bezit komen der beste levensvoorwaarden, waardoor het type der soort beneden het standpunt blijft, dat het kon bereiken. Eene andere neerdrukkende omstandigheid is het feit, dat in de menschenwereld al te zeer vrüspel wordt gelaten aan hen, die lichamelijk, ver standelijk of zedelijk nist tegen den strijd des levens zijn opgewassen Deze worden zoo lang mogelijk» soms zelfs tegen hunnen wenscb, in het leven gehouden, zoo wil het de moderne humaniteit. Het nieuwere in?.icht van de gelijkheid aller stervelingen wil bovendien, dat de slechte en onbruikbare exemplaren van het geslacht mensch, zich vooral vrij kunnen bewegen en niet gestoord worden in hun werking op anderen. Misdadi gers en krankzinnigen alleen sluit men achter slot en grendel en geeft hun daar te eten, van waar de misdadigers zoo nu eu dan weer op cie maatschappij worden losgelaten. Door deze humane afwijking van hot natuurleven, dat misschien in zijn gestrengheid veel humaner is, wordt de menschheid als geheel in haren vooruitgang belemmerd; dit behoeft geen betoog. Toch is het niet overbodig, de grootte der schade onder de oogen te zien, om daarna de vraag te beslissen, of niet door die kleine humaniteit tegen de slechte individuen eene groote inhumaniteit tegea de goeden en tegen het geheel wordt begaan. Waartoe leidt de instandhouding en verzorging der physisch, intellec tueel eh moreel slecht-toegerusten ? Een volkomen gezond lichaam is niettegenstaande de hulp van het verstand, in de menscheowereld veel zeldzamer dan bij de dieren. Wel heeft de mensch het voordeel, dat zijn verstand het hem bij voorbeeld mogelijk maakt, om met passende voeding en kleeding sterker koude te verdragen dan eenig dier, dat daarvoor niet bepaald bestemd is; maar hetzelfde verstand schept niet minder scha* delijke werkingen. Terwijl de verschillende diersporten grootendeels leven onder stationnaire uiterlijke omstandigheden, waarop zy zich als 't ware hebban voorbereid, ea waarvoor zy geschikt zyn geworden, achef t do

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl