Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
fu net Sen soms niét TOOT de oogen beginnen te eeliemeren, waar hij
bnn<dé«trignea dier dagen tracht duidelijk te maken? Maar ook indien
dit iMt geval mocht zjjn, dan nog bhjft deze schets zelf voor de
genoemde categorie van lezers het neusje van den zalm. Wat al be
kend» ea beroemde personen treden voor den lezer op hoe weet de
schrijve» soms met enkele trekken het eigenaardige van hun karakter
te doen uitkomen. Het eerste hoofdstuk brengt ons naar Voorburg,
waar de kermis in vollen gang is, om ons vervolgens naar Hofwjjk, het
buitengoed van Huygens, te geleiden en getuige te doen zijn van de
wjjze waarop Constant er zijne gasten onthaalt. Zonder den inhoud van
al de ? hoofdstukken na to gaan, wijs ik er op, dat de lezer onder het
geleide van den heer Ising prins Willem II volgt bij een valkenjacht in
den omtrek van Loosduinen. Niet alleen is dit hoofdstuk merkwaardig
om hetgeen het ons leert van het karakter van den prfns, maar ook de
beschjrjjving van de wijze waarop zulk een jacht toeging, is zeer lezens
waard.
Een -andermaal toeft de lezer op Ockenburgh, waar de dichter
Westerbaen, heer van Brandwjjk als gastheer de honneurs waarneemt. Uit een
letterkundig oogpunt is dit hoofdstuk wellicht het belangrijkste van de
BcheU, wijl hier zoo vele bekende letterkundigen besproken worden. De
heer Ising is vertrouwd nut de schrijvers van den bloeitijd onzer letter
kunde en ontleent de gesprekken, die hjj hun in den mond legt, aan
hunne werken zei ven. Een enkele vraag zij mg vergund. Heeft de heer
Ising $fofa'1tene historische vrijheid veroorloofd, toen hij den lezer in het
jaar 1G47 big den dichter Westerbaen op Ockenburgh binnenleidde of
dwaalde 4e heer Jonkbloet, toen hij in zijne Geschiedenis van de Letter
kunde der zeventiende eeuw schreef, dat die dichter genoemd landgoed
eerst Omstreeks 1650 was gaan aanleggen? Volgen wjj den schrijver
verder, dan hebben wjj gelegenheid, een bezoek af te leggen bij Amalia
van. Sdm», de weduwe van prins Frederik Hendrik, een bezoek dat ons
tevite* gelegenheid, geeft een blik te slaan in het hart dier vrouw.
Hei hoofiistuk: Op de rivier leert ons, verwende kinderen der negen
tiende eeuw, met hoeveel moeielykheden een reis van Rotterdam naar
Middelburg,'deetjjda gepaard ging. Maar genoeg; deze schets bevat
Póoveif verschillend* tooneelen, welke telkens een anderen blik doen slaan
op. bet taf da onzer voorouders, dat elk hoofdstuk op zich zelf reeds de
lezing meer dan loont.
Laat mg ten slotte nog mededeelen dat de vierde schets aan de naald
te Bgswgk gewijd is, en men zal hoop ik de overtuiging krijgen,
dat ge hier Icing ons een zeer lezenswaardig boek gegeven heeft. Aan
gename lectnur ia de hoogste mate is dit werk voor elk, die belang stelt
in enza historie en daarbjj weet te genieten van de gave van don heer
leiog, on in aangenamen vorm een beeld te ontwerpen van het leven
van bat voorgeslacht. K.
DÉHEDERLANDSCHE TAAL IN BELGIËGEDURENDE
' HET JAAR 1885.
' , (Nawoord.)
Spreekwoorden zijn dikwijls gevaarlijke wapenen. Men houdt ze soms
voor axioma's, en toch spreken zij elkander meer dan eens tegen.
Vaa uitstel komt afstel" is de tegenovergestelde sententie van wat
in t tat is verzuurt niet."
Doch men vindt spreekwazen die niet te dikwerf kunnen worden her
haald, wegens de waarheid of de waarschuwing die zij bevatten.
Ben dier woorden is de Fransche spreuk: 11 faut juger les chts d'aprés
Uur d»te."
Indien men al hetgeen onder bovenstaanden titel, in het Weekblad van
den 8en en den Een Februari is gedrukt op het loopende jaar zou willen
toepassen, waarvan weldra het zesde gedeelte reeds is verstreken, zou
men zich evenzeer kunnen bedriegen, gelijk diegene zich vergist, welke
meent dat de gebeurtenissen op het Balkan-eiland van de maand Decem
ber H. verleden week hebben plaats gehad.
het opstellen van genoemde artikels hebben wij uitsluitend de
feite» op het oog gehad, welke in 1885, of vroeger, in een aantal dag-,
week- en maandschriften, die zich bezighouden met de zoogenaamde
Vlaamsche beweging", staan geboekt.
Gaarne verwijzen wij diegenen, welke zich uitvoeriger willen
onderrichten tot onze bronnen.
Wil men onpartijdig wezen, zoo raadplege men de publicatiën zoowel
der'katholieken als der liberalen. Men doorloope De Ziveep van Brussel,
.D» $|i«e,,Gfflj?e< van Antwerpen, Het Volksbelang van Gent, maar vergete
daarbfy Set Het Recht van Antwerpen, De Student en Onze vlaamsche
Wekker uit Leuven enz., te lezen. Men denke er aan het Jaarboek en
de Verhandelingen van het liberale Willemsfonds (ter verspreiding van
kennis onder het volk) en daarnevens het Jaarboek van het katholieke
Davidsfonds (eene maatschappij met een dergelijk doel) op te slaan, om
te weten wat er omgaat in 't onfarwüs, de beambtenwereld, enz.
W|j vLden bijvoorbeeld in het Jaarboek van laatstgenoemd
genootsehpp van het laar 1880, eene verhandeling van den eerw. heer J. Bols,
naar het blijkt toenmaals directeur van een bisschoppelijk collegie, en
thans pastoor te Mechelen over het aanleeren vau den Catechismus
in de moedertaal".
Wg vinden daarin onder anderen den \olzin: .Zij (de beweenlijke
Fransche -dolheid) eet zich ook voort in kleinere scholen, tot in de bewaar
scholen toe."
Terder leren wij op blz. 210 vlgg. van hetzelfde werk een verzoekschrift
geiioht aan den aartsbisschop van Mechelen, met klachten, over het on
rechtvaardig stelsel, daar de Vlaamsche kinderen in klas en prijskamp
doorgaans gestraft en ach ter uitgezet worden, alleen omdat zij zonder
reden, in eene vreemde taal eene zaak moeten uitdrukken, welke zij goed,
althans veel beter kennen in hunne eigene taal."
Afgunst en nijd", zegt het schrift, volgen daaruit. In naam der katho
lieke opvoeding wordt door het bestuur van het Davidsfonds om verbe
tering verzocht,
Schrijver dezes heeft de Jaarboeken T»D 1881 en volgende jaren onder
zocht, doch niet bespeurd dat dit verzoek eenif? gevolg heeft ge bad.
We? komt in 1884, bl. 71, de mededeeling voor, dat twee hooggeplaatste
geestelijken den heer Bols schreven: Gjj slaat den nagel op den kop",
en Ik ben gausch 't akkoord met u."
De heer Bols deelt dit mede ter gelegenheid eener
parallel-voordracht getiteld: Pruisisch Polen en Vlaamsen België."
Wat het wetenschappelijk onderwijs betreft: bjjna alle afleveringen
der genoemde bladen en tijdschriften bewijzen de waarheid van hetgeen
in genoemde artikels is geaegd.
Doch gelijk men op den 31n December 1885 of zelfs den 7den Februari
1886 niet beweren kon dat Bismarck aan het Herrenhaas een wetsont
werp had voorgelegd tot wijziging der Meiwetten; even onmogelijk was
het, op genoemde datums de belofte dea aartsbissohops van Mechelen te
kennen dat te beginnen met Paschen al de Vlaamsene kinderen in 't
Vlaamsch den Catechismus zullen leer en, in de gestichten alwaar de
geestelijkheid haren invloed kan uitoefenen".
De dag- en weekbladen van den derden, vierden en zevenden Februari
deelden namelijk mede, dat de heer De Beucker, kruidkundige alhier,
volksredenaar en oprecht strijder voor de eer der Nederlandsche taal,
te Mechelen een bijaonder gesprek met den aartsbisschop had gehad, en
dat Mgr. daarna een brief had doen schrijven aan den Burgerskring
waarvan de heer De Beucker het hoofd i», om hem te verzekeren van de
zorg die voortaan door de eerw. H.H. bisschoppen aan het onderwas in
de volkstaal zal worden gewijd.
Het vraagstuk over de handhaving of invoering der Nederlandsche taal
in 't middelbaar onderwijs ia hierboven reeds besproken.
Wij weten zelfs uit DéPortefeuille welk proces daarover te Leuven ia
ontstaan.
De geestelijke overheid belooft: dat te rekenen van de maand October
aanstaande het Vlaamsch in het program der gestichten van middelbaar
onderwijs de plaats zal bekleeden waarop onze moedertaal recht beeft;
men verzekert verder dat maatregelen van denzelfden aard reeds genomen
zijn," enz.
Ref. heeft (dit nog ten slotte) niet willen beweren dat in sommige
gestichten in den laatsten tijd de toestand niet'eenigszins verbeterd is.
Naar hij verneemt werd reeds verleden jaar in 't bisdom van Brugge aan
kleine kinderen den catechismus in 't Vlaamsch onderwezen. In 't bisdom
van Gent, te Dendermonde bv. wordt het Grieksch onderwezen,.door mid
del van 't Vlaamsch.
Te Aalst (als ik wel heb) en in enkele andere gestichten is de gewoonte
afgeschaft, dat de leerling die in het speeluur Nederlandsen gesproken
heeft, soolang bestraft wordt, totdat hij op 't spoor is gekomen van een
makker die óók een Vlaamsch woord heeft laten ontsnappen...]
In de school der Paters Jezuïeten alhier is sedert eenige maanden (zegt
men) een weinig meer tijd voor het aanleeren van het Vlaamsch be
schikbaar gesteld.
Ondertusschen is dat alles noggeene organisatie, nog geen verandering
van stelsel.
Men ziet alle Icemverikkea nog Biet, die de lente moeten verkondigen.
Nooit hoort men in de straten onzer steden van Vlaamsche bevolking,
jonge meisjes en zelfs zeer zeldzaam knapen (van goede opvoeding -)
Vlaamsch met elkander klappen.
Achting voor de Nederlandsche taal wordt aan de kinderen niet inge
prent. Ea vooral de meisjesscholen zijn daaraan gehuld.
De Belgen die het wél mepnen met hunne verledene Vlaamsche groot
heid mogen zich intusschen verhengen, dat de geestelijke overheid een
woord van tegemoetkoming.... heeft gesproken.
Antwerpen, 19 Febr. 86.
N.B. Dit moge voldoende zijn ter wederlegging van het artikeltje in
den WetenscJiappelt/Jien Nederlander -van verleden Zondag. Red.
EEN SOCIALE STUDIE.
II (Slot).
Het bovenstaande trachtte m het licht te stellen, dat niet de besta
individuen in het bezit komen der beste levensvoorwaarden, waardoor het
type der soort beneden het standpunt blijft, dat het kon bereiken. Eene
andere neerdrukkende omstandigheid is het feit, dat in de
menschenwereld al te zeer vrüspel wordt gelaten aan hen, die lichamelijk, ver
standelijk of zedelijk nist tegen den strijd des levens zijn opgewassen
Deze worden zoo lang mogelijk» soms zelfs tegen hunnen wenscb, in het
leven gehouden, zoo wil het de moderne humaniteit. Het nieuwere in?.icht
van de gelijkheid aller stervelingen wil bovendien, dat de slechte en
onbruikbare exemplaren van het geslacht mensch, zich vooral vrij kunnen
bewegen en niet gestoord worden in hun werking op anderen. Misdadi
gers en krankzinnigen alleen sluit men achter slot en grendel en geeft
hun daar te eten, van waar de misdadigers zoo nu eu dan weer op cie
maatschappij worden losgelaten. Door deze humane afwijking van hot
natuurleven, dat misschien in zijn gestrengheid veel humaner is, wordt
de menschheid als geheel in haren vooruitgang belemmerd; dit behoeft
geen betoog. Toch is het niet overbodig, de grootte der schade onder de
oogen te zien, om daarna de vraag te beslissen, of niet door die kleine
humaniteit tegen de slechte individuen eene groote inhumaniteit tegea
de goeden en tegen het geheel wordt begaan.
Waartoe leidt de instandhouding en verzorging der physisch, intellec
tueel eh moreel slecht-toegerusten ? Een volkomen gezond lichaam is
niettegenstaande de hulp van het verstand, in de menscheowereld veel
zeldzamer dan bij de dieren. Wel heeft de mensch het voordeel, dat zijn
verstand het hem bij voorbeeld mogelijk maakt, om met passende voeding
en kleeding sterker koude te verdragen dan eenig dier, dat daarvoor niet
bepaald bestemd is; maar hetzelfde verstand schept niet minder scha*
delijke werkingen. Terwijl de verschillende diersporten grootendeels leven
onder stationnaire uiterlijke omstandigheden, waarop zy zich als 't ware
hebban voorbereid, ea waarvoor zy geschikt zyn geworden, achef t do