De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 februari pagina 10

28 februari 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 453 SCHAAKSPEL. Ho. 9 Van den oud-redacteur van Siasa. ZWART. b « d e i g b WIT. Wit speelt voor en geeft in 5 zetten nut. (Wit 7 en Zwart 9 met E. D4). OPLOSSING VAN SCHAAKPEOBLEEM No. 7 TM» 8. A. SÖENSEN. Om dubbele oplossing door l H2 Qt enz. téverjjdeleD, &ebben wy het oorspronkelijke iets gewijzigd. l D8 E8! E5 nt H2 (a H3 D3 t P. E3 mat. Ei D3 l Als boven E5 F4 (b 2 HS DS f £4 nt DS '3 H2 - F3 mat. (b) l E4 Ge Hoofdspel a H3 G3ÜBh. nt G3 (c S Pd. F3 mat. (O a Bh, E4 (d S Pd. FS mat. (d) Neemt 06 de Toren, volgt D. D3 mat. Speelt zwart GG Et volgt 3 03 ra mat. 4-zet van 6. N. Cheney: l G* E6! Pd. nt EG! 2 F3 D4 Pd. D4! S Bh. F2 Wat ZW. wil 4 P. B7 mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. uht ifl Lncéna met no. 7 en 8 met het probleem L. A. E. opgelost door W. v. B. te Delft, W. te W., beiden ook dat van Lucéna, dat ook dubbele oplossingen toelaat. Voorts Henri te Amsterdam no. 8 met probleem L. A. E. en dat van Lucéna; Flanngafod te Kaatsheuvel, de 4zet Cheney en no. 8 juist opgelost. HET SCHAARGEVEOHT IN AHEBIKA. Sedert onze vorige mededeelingen ontvingen wij het telegrafisch bericht over party no. 8. Er werd alleen geseind, dat het spel van Steinitz met l E2 El geopend, bij den 22sten zet reeds voor remise verklaard werd. Bij no. 9, weder een geweigerde Datnegambiet, door Zuckertort (wit) bij den 39steu zet verloren, wordt tevens gemeld, dat Z. klaagt sedert zijn aankomst te St. Louis niet wel te zijo, en daaruit verklaart zich dan de zonderlinge loop, dien deze strijd neemt, dat Z., n» vier partijen achtereen gewonnen te hebben, van de vier onmiddelgk volgenden er niet «én wint! Gelukkig dat er nu weder rnst genomen wordt, daar het tweede bedrijf afgespeeld ia, door het winnen van drie partijen door Steinitz. Wij hopen dat beide strijders nn gezond en frisch den kamp te New-Orleans zullen ten einde brengen. De'stand is nu: vier tegen vier, onbeslist een. BRIEFWISSELING. Met" te &. Wel correct, maar de inkleeding wil ons niet erg bevallen. FEUI&LETOW. IJ XX E3 I X>! Naar het Noorsch van |j JOHANNES NORMAN. Het was een buitengewoon droge en heete zomer toen ik voor het eerst Zweden bezocht in de bescheiden hoedanigheid van handelsreiziger. Of misschien mocht ik mij zelfs wel een ietwat hoogeren titel toekennen, want goed beschouwd was het een weinig voor eigen rekening, als jongste associéen als zoodanig geheel nieuwbakken, dat ik met een aantal brieven van aanbeveling in den zak van Frederikshald naar Xköping toog, om te trachten er nieuwe han delsbetrekkingen aan te knoopen. In de eerste plaats en vóór alle anderen had men mij aan, of liever aan mij den eigenaar van het hotel gerecommandeerd; hij kende iedereen en zou mij dus zeer van dienst kunnen zijn, waa neer ik maar het geluk had in zijn smaak te vallen. En hetzij nu werkelijk mijn beminnelijke eigenschappen hem voor mij in namen, of wel dat hij er op de eene of andere wijze voordeel inzag, zeker is het, dat ik spoedig op een uiterst goeden voet met hem stond, en, geleid door zijn ervaring op velerlei gebied en door zijn praktische wenken, boven verwachting slaagde in mijn werkzaamheden. Na dit alles had ik eigenlijk een gevoel van erkentelijkheid behooren te koesteren voor dezen eersten Zweedschen vriend, maar ik heb nu eenmaal het zwak mij steeds door een oogenblikkelijken indruk te laten leiden, en deze was ten opzichte van den heer Rundqvist geheel in strijd geweest met de belangen, voor welker onbaatzuchtige behartiging hij werkelijk mijn dank verdiend had. liet was erg vervelend te Xköping. Ik houd anders wel van het leven in een kleine stad, en had ik slechts een plekje schoone natuur in den eentonigen, vlakken, zanderigen omtrek, of een zweem van natuurlijkheid bij de menschen kunnen ontdekken, ik zou er mij best hebben weten te schikken. Maar zoover het oog reikte was ieder hoekje gronds dienstbaar gemaakt aan de industrie; de menschen gingen er evenzeer geheel in op, men sprak over niets anders dan geld verdienen en nog eens geld verdienen, zoodat ik, behalve voor zaken, maar liefst met niemand in aanraking kwam. Het eenige plaatsje, waarheen ik in mijn vrije oogenblikken de wijk kon nemen, was het zoogenaamd prieel in den zoogenaamden tuin van het hotel. Daar had ik dan ook nu een toevlucht ge zocht voor de gloeiende middagzon, en als van zelt begon ik vergelijkingen te maken tusschen de Sahara en haar oasen, en de armzalige bloemperken, die ik voor mij zag in den kalen, onbeschutten tuin, waar het gele zand overal te voorschijn drong en allen groei en bloei verstikte. Ik had mij zooveel mogelijk in de schaduw nedergezet, waar een lindeboom uit den naburigen tuin den wilden wingerd van het prieel behulpzaam was in het aanbrengen van een weinig lommer, maar toch was het er gloeiend heet, en er heerschte een benauwde lucht van verschroeid gras en muffe aarde. Mijn fleschje selterswater was leeg, en ik wilde juist opstaan om voor de verandering eens binnen te gaan zien, toen ik een schaduw zich zag uitstrekken over het grasperk, en een zwaren voetstap op het zand der laan hoorde. Het was Rundqvist, die mij kwam opzoeken; ik gevoelde mij op dit oogenblik wel niet heel opgewekt voor een gesprek met hem, maar die schuld der dankbaarheid! »Ik hoorde dat u hier was1', begon Rundqvist, terwijl hij met zijn maag tegen den rand der tafel leunde, en met een bont zijden zakdoek zijn voorhoofd en de binnenzijde van den grijzen hoogen hoed afwischte, dien hij altijd des zomers droeg, zooals dat destijds bij voorname lieden gebruikelijk was. »Ja, men weet haast niet waar zich te bergen bij die vreeselijke hitte. Men is te loom om zich te bewegen, of zelfs te spreken", voegde ik er bij, om mij bij voorbaat te verontschuldigen wanneer ik misschien niet spraakzaam genoeg mocht zijp. 3>Ja, het is wel een beetje warm". . . . . . Boe rustig en berekend klonken die woorden uit die vastgesloten, smalle lippen. Behalve de grijze oogen, die ook smal, maar krachtig bijna hard waren, was anders alles breed en forsch bij dien zwaar gebouwden, kort ineengedrongen man. . Na zijn hoed weer opgezet te hebben, spreidde hij .alle tien de korte, dikke vingers uit, steunde zich met de vingertoppen op de tafel, en zoo eenigszins voorovergebogen, drukte zijn geheele houding een zekere vriendschappelijke vertrouwelijkheid uit, die ik weet niet waarom mij nu nog meer tegenstond dan gewoonlijk. Zonder twijfel had hij reeds bespeurd dat ik niet al te best geluimd was, en meende hij dit aan eenige teleurstelling in mijn zaken te moeten toeschrijven, althans hij begon daaromtrent het een en ander uit te vorschen, maar zich bedenkende, blies hij een paar maal van de warmte en vroeg toen: slloe is het, denkt u nog spoedig te kunnen vertrekken T' »Dat hangt geheel van Sahlgren af", antwoordde ik. »Ik geef den moed nog niet op, maar het zal moeite kosten met hem ia connectie te komen, zooals wij dat wenschen." «Zoo, zoo! Ja, dat dacht ik wel," zeide Rundqvist en er ver toonde zich een vreemde flikkering in zijn oog«n, die spot of haat, in ieder geval niet veel goeds aanduidde. »Dus met hem komt u niet verder 1 Neen, neen, dat laat zich hooren. Hij kwam zeker weer met zijn handelsprincipen en met zijn grootvader op de proppen. ??. Ook al een soort adel, zeker; tradities ia

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl