Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 453
SCHAAKSPEL.
Ho. 9
Van den oud-redacteur van Siasa.
ZWART.
b « d e i g b
WIT.
Wit speelt voor en geeft in 5 zetten nut.
(Wit 7 en Zwart 9 met E. D4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPEOBLEEM No. 7
TM» 8. A. SÖENSEN. Om dubbele oplossing door l H2 Qt enz. téverjjdeleD,
&ebben wy het oorspronkelijke iets gewijzigd.
l D8 E8! E5 nt H2 (a
H3 D3 t
P. E3 mat.
Ei D3
l Als boven E5 F4 (b
2 HS DS f £4 nt DS
'3 H2 - F3 mat.
(b)
l E4 Ge Hoofdspel
a H3 G3ÜBh. nt G3 (c
S Pd. F3 mat.
(O
a Bh, E4 (d
S Pd. FS mat.
(d)
Neemt 06 de Toren, volgt D. D3 mat. Speelt zwart GG Et volgt 3 03
ra mat.
4-zet van 6. N. Cheney: l G* E6! Pd. nt EG!
2 F3 D4 Pd. D4!
S Bh. F2 Wat ZW. wil
4 P. B7 mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
uht ifl Lncéna met no. 7 en 8 met het probleem L. A. E. opgelost door W. v.
B. te Delft, W. te W., beiden ook dat van Lucéna, dat ook dubbele oplossingen
toelaat. Voorts Henri te Amsterdam no. 8 met probleem L. A. E. en dat van Lucéna;
Flanngafod te Kaatsheuvel, de 4zet Cheney en no. 8 juist opgelost.
HET SCHAARGEVEOHT IN AHEBIKA.
Sedert onze vorige mededeelingen ontvingen wij het telegrafisch bericht over
party no. 8. Er werd alleen geseind, dat het spel van Steinitz met l E2 El
geopend, bij den 22sten zet reeds voor remise verklaard werd. Bij no. 9, weder
een geweigerde Datnegambiet, door Zuckertort (wit) bij den 39steu zet verloren, wordt
tevens gemeld, dat Z. klaagt sedert zijn aankomst te St. Louis niet wel te zijo, en
daaruit verklaart zich dan de zonderlinge loop, dien deze strijd neemt, dat Z., n»
vier partijen achtereen gewonnen te hebben, van de vier onmiddelgk volgenden er
niet «én wint!
Gelukkig dat er nu weder rnst genomen wordt, daar het tweede bedrijf afgespeeld
ia, door het winnen van drie partijen door Steinitz. Wij hopen dat beide strijders
nn gezond en frisch den kamp te New-Orleans zullen ten einde brengen.
De'stand is nu: vier tegen vier, onbeslist een.
BRIEFWISSELING.
Met" te &. Wel correct, maar de inkleeding wil ons niet erg bevallen.
FEUI&LETOW.
IJ XX E3 I X>!
Naar het Noorsch
van |j
JOHANNES NORMAN.
Het was een buitengewoon droge en heete zomer toen ik voor
het eerst Zweden bezocht in de bescheiden hoedanigheid van
handelsreiziger.
Of misschien mocht ik mij zelfs wel een ietwat hoogeren titel
toekennen, want goed beschouwd was het een weinig voor eigen
rekening, als jongste associéen als zoodanig geheel nieuwbakken,
dat ik met een aantal brieven van aanbeveling in den zak van
Frederikshald naar Xköping toog, om te trachten er nieuwe han
delsbetrekkingen aan te knoopen.
In de eerste plaats en vóór alle anderen had men mij aan, of
liever aan mij den eigenaar van het hotel gerecommandeerd; hij
kende iedereen en zou mij dus zeer van dienst kunnen zijn, waa
neer ik maar het geluk had in zijn smaak te vallen. En hetzij
nu werkelijk mijn beminnelijke eigenschappen hem voor mij in
namen, of wel dat hij er op de eene of andere wijze voordeel
inzag, zeker is het, dat ik spoedig op een uiterst goeden voet met
hem stond, en, geleid door zijn ervaring op velerlei gebied en
door zijn praktische wenken, boven verwachting slaagde in mijn
werkzaamheden.
Na dit alles had ik eigenlijk een gevoel van erkentelijkheid
behooren te koesteren voor dezen eersten Zweedschen vriend,
maar ik heb nu eenmaal het zwak mij steeds door een
oogenblikkelijken indruk te laten leiden, en deze was ten opzichte van
den heer Rundqvist geheel in strijd geweest met de belangen,
voor welker onbaatzuchtige behartiging hij werkelijk mijn dank
verdiend had.
liet was erg vervelend te Xköping. Ik houd anders wel van
het leven in een kleine stad, en had ik slechts een plekje schoone
natuur in den eentonigen, vlakken, zanderigen omtrek, of een
zweem van natuurlijkheid bij de menschen kunnen ontdekken,
ik zou er mij best hebben weten te schikken. Maar zoover het
oog reikte was ieder hoekje gronds dienstbaar gemaakt aan de
industrie; de menschen gingen er evenzeer geheel in op, men
sprak over niets anders dan geld verdienen en nog eens geld
verdienen, zoodat ik, behalve voor zaken, maar liefst met niemand
in aanraking kwam.
Het eenige plaatsje, waarheen ik in mijn vrije oogenblikken de
wijk kon nemen, was het zoogenaamd prieel in den zoogenaamden
tuin van het hotel. Daar had ik dan ook nu een toevlucht ge
zocht voor de gloeiende middagzon, en als van zelt begon ik
vergelijkingen te maken tusschen de Sahara en haar oasen, en
de armzalige bloemperken, die ik voor mij zag in den kalen,
onbeschutten tuin, waar het gele zand overal te voorschijn drong
en allen groei en bloei verstikte.
Ik had mij zooveel mogelijk in de schaduw nedergezet, waar
een lindeboom uit den naburigen tuin den wilden wingerd van
het prieel behulpzaam was in het aanbrengen van een weinig
lommer, maar toch was het er gloeiend heet, en er heerschte
een benauwde lucht van verschroeid gras en muffe aarde.
Mijn fleschje selterswater was leeg, en ik wilde juist opstaan
om voor de verandering eens binnen te gaan zien, toen ik een
schaduw zich zag uitstrekken over het grasperk, en een zwaren
voetstap op het zand der laan hoorde.
Het was Rundqvist, die mij kwam opzoeken; ik gevoelde mij
op dit oogenblik wel niet heel opgewekt voor een gesprek met
hem, maar die schuld der dankbaarheid!
»Ik hoorde dat u hier was1', begon Rundqvist, terwijl hij met
zijn maag tegen den rand der tafel leunde, en met een bont
zijden zakdoek zijn voorhoofd en de binnenzijde van den grijzen
hoogen hoed afwischte, dien hij altijd des zomers droeg, zooals
dat destijds bij voorname lieden gebruikelijk was.
»Ja, men weet haast niet waar zich te bergen bij die vreeselijke
hitte. Men is te loom om zich te bewegen, of zelfs te spreken",
voegde ik er bij, om mij bij voorbaat te verontschuldigen wanneer
ik misschien niet spraakzaam genoeg mocht zijp.
3>Ja, het is wel een beetje warm". . . . . .
Boe rustig en berekend klonken die woorden uit die
vastgesloten, smalle lippen. Behalve de grijze oogen, die ook smal, maar
krachtig bijna hard waren, was anders alles breed en forsch bij
dien zwaar gebouwden, kort ineengedrongen man. .
Na zijn hoed weer opgezet te hebben, spreidde hij .alle tien de
korte, dikke vingers uit, steunde zich met de vingertoppen op de
tafel, en zoo eenigszins voorovergebogen, drukte zijn geheele
houding een zekere vriendschappelijke vertrouwelijkheid uit, die
ik weet niet waarom mij nu nog meer tegenstond dan
gewoonlijk.
Zonder twijfel had hij reeds bespeurd dat ik niet al te best
geluimd was, en meende hij dit aan eenige teleurstelling in mijn
zaken te moeten toeschrijven, althans hij begon daaromtrent het
een en ander uit te vorschen, maar zich bedenkende, blies hij
een paar maal van de warmte en vroeg toen: slloe is het, denkt
u nog spoedig te kunnen vertrekken T'
»Dat hangt geheel van Sahlgren af", antwoordde ik. »Ik geef
den moed nog niet op, maar het zal moeite kosten met hem ia
connectie te komen, zooals wij dat wenschen."
«Zoo, zoo! Ja, dat dacht ik wel," zeide Rundqvist en er ver
toonde zich een vreemde flikkering in zijn oog«n, die spot of
haat, in ieder geval niet veel goeds aanduidde. »Dus met hem
komt u niet verder 1 Neen, neen, dat laat zich hooren. Hij kwam
zeker weer met zijn handelsprincipen en met zijn grootvader op
de proppen. ??. Ook al een soort adel, zeker; tradities ia