Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 453
Volgens Rundqvist moest dit zoo zijn.
Het werd tijd om te gaan dineeren en ik begaf mij naar de
eetzaal, waar het zeer volwas, zoodat ik mij moest behelpen met
een afzonderlijk staand tafeltje, dat zelden gebruikt werd.
Deze plaats was in de onmiddelijke nabijheid van een met een
norliére bedekten toegang, door welken de bedienden de verschil
lende gerechten af en aan kwamen dragen. Ik had zelf menigmaal
aa tafel van dezen uitgang gebruik gemaakt, daar ik zoodoende
een korteren weg naar mijn kamer had.
Het was een donkere, breede gang, die blijkbaar vroeger een
soort van slop gevormd had, en nu voor het tegenwoordige doel
ingericht was; er moest den geheelen dag gas branden en de lucht
was er kil en vunzig; ik kon mij best voorstellen hoe het er des
winters zijn moest.
En in die ruimte hield zich achter een breede toonbank een
olet meer jonge dame op, die tot taak had de knechts te contro
leeren en de verschillende dranken uit een diepe kast, in den
muur aangebracht, af te geven. Zij moest zorgen in ruil daarvoor
het vereischte aantal koperen merken te ontvangen, en tegelijkertijd
op een strook papier aanteekenen wat naar binnen gebracht werd.
Schoot er dan te midden van al die drukte een oogenblikje rust
over, dan moest er opgeteld en boekgehouden worden, en naar ik
«aa haar zelf vernam, bleef zij daar onafgebroken van des morgens
acht uur tot na middernacht, des Zondags en in de week. Haar
caaaltijddB gebruikte zij aan de toonbank.
(Wordt vervolgt).
DEBUUT IN DE NIEUWE WERELD.
I.
Fadat ik als kantoorbediende zonder kantoor geruimen t\jd te Amsterdam
had rondgeloopen en ten laatste au bout de mes fonds1' was geraakt,
bleef mjj, als ik ten minste niet v.an gebrek wilde omkomen, niet veel
anders te doen over dan naar Amerika te gaan en daar mijn geluk te
beproeven. Met behulp van een vriend kreeg ik eene betrekking als
fcoksmaat op een der stooinscbepen der Ned. Am. Stoomvaart Mij., en
daardoor was pij eene overtocht gewaarborgd, want ik kou zelfs geen
{H8ech,endeks-pa8sage meer betalen.
. ZQO oud als ik worden zal, vergeet ik nimmer het gevoel 't welk mij
bekroop toen ik 's avonds aan boord ging en in de enge voorkajuit, waar
het matrozen-logiea is, nederdaalde, in die zeer beperkte ruimte mijn
buraerlüeflren uittrok en mijne ledematen voor de eerste maal vrn mijn
leven, in eflg grof werkpak hulde. Poch hier gebood de ijzeren
noodzakehjkheid aap te pakken, wat mij, wien elke handenarbeid vreemd was, ont
zettend moeielijk viel. Indien ik nog een bagatel geld had bezeten dan
ware ik aan den avond van den eersten dag, toen wij nog aan den wal
lagen, wee? aan land gestapt en had Amerika gelaten voor hetgeen het
Vas, zoo doodsmoede was ik en zoo terneergeslagen door den mij zoo
vreemden omgang met het scheepsvolk.
Ifltusschen kon alleen een energiek aanpakken mij door alle
moeielijkheden heen redden; want bet was mij wel duidelijk, dat aan gene zijde
van den Oceaan veel harder, maar wellicht ook veel winstgevender werk
m$ wachtte. Ik ging dus volstrekt niet met overspannen verwachtingen
d.e Nieuwe Wereld, dat land waar hard gewerkt moest worden, tegemoet!
Ik wist immers dat aan eene betrekking op een handelskantoor, niet
tegenstaande ik de Engelsche en Duitsche talen vloeiend sprak, in het
begin ten minste, niet te denken viel; en was dus van den beginne af
vast beslaten aan de overzijde" het eerste het beste werk aan te pakken,
met alleen maar te zoeken, want ik had in heel Amerika geen bloed
verwant of vriend, die mg helpen kon.
Het gelukte mij mijne plichten pp het stoomschip, door inspanning van
al mijne krachten, tot tamelijke tevredenheid mijner meerderen te ver
vullen. Een fout, of beter gezegd eene misvatting bracht mij echter bijna
in een niet aeer benijdenswaardigen toestand, waaraan ik nog met een
Soort van afgrijzen denkeu kan. Eene mijner werkzaamheden was name
lijk voor den hulpkok, die 's nachts de wacht had, den waterketel te
vullen voor bet koffiewater van den volgenden morgen. In plaats van
dien ketel met zoetwater te vullen had ik op mij a eerste wacht zoutwater
genomen. De beide pompen stonden namelijk vlak naast elkaar en daar
door was een vergissing licht mogelijk. Gelukkig werd de dwaling door
een der stewards", die een of anderen warmen drank wilde toebereiden,
nog bjj tijds ontdekt en maakte hjj mg op dezelve opmerkzaam. Ik moest
dus den ketel leegmaken en weer volpompen. Wat de matrozen met mij
gedaan zouden hebben als zij 's morgens zoutwater in plaats
zoetwaterkoffie te drinken hadden gekregen, is iets wat ik mg niet goed durf
voorstellen. En toch werd mijn vergissing ruchtbaar waardoor ik het volkomen
ongegrond verwjjt moest hooren dat de koffie naar zontwater smaakte.
In. den gewonen tyd bereikten wij New-York en op een helderen
Augustus-morgen lagen wij aan den pier" (landingssteiger te Jersey
City), beschenen door de felle zomerzon van het Groot Amerika.
Nu waren we dns in dat land waar geen onderscheid van stand beetaat,
waar werkman en werkgever met gelijke rechten tegenover elkaar staan;
waar handenarbeid dikwijls beter betaalt wordt dan arbeid van den geest,
War geene arbeid, hoe nederig ook tot schande strekt; waar men niet
vraagt: «van waar komt ge en wat zijt ge geweest?" maar waar een
iegelijk die werken wil welkom is. Inderdaad hier! hier! is de mensch
nog iets waard!
Den geheelen voormiddag had ik nog druk werk in het scheepsruim
en toen ik weer op dek kwam vond ik in onze werkplaats een slank
gebouwd jongmenscb die met zijn fijne vingertjes aan het aardappelschil
len was.
Hij was uit Weenen, van beroep photograaf, retoucheur, die geen werk
had kunnen krijgen. Hij toonde mij de blaren op zijn vingers door het
aardappelschillen ontstaan. Als Ie klasse passagier wa» h\j naar New-York
gekomen en ging nu als koksmaat, zyne passage terug verdienend, naar
Duitschland terug. Ik bad medelijden met den armen kerel en dacht:
hoe zal hij het op zee wel maken?"
Nu moest ik echter het stoomschip verlaten en bad slechts zeer weinig
geld op zak; ongeveer zooveel dat ik mijn nachtlogies te New-Yorfc kon
betalen. Afgewerkt en dood moe sliep ik dan eindelijk weer eens in een
ordentelijk bed, in een logement aan Weststreet. De toestand lag ietwat
nevelachtig voor mij; maar de weg die mij tot m\jn doel moest voeren
was met goede voornemens geplaveid en dat was de oorzaak dat ik gerust
insliep.
Aan boord bad ik mijn been bezeerd, doch had daarop niet verder
acht geslagen; thans de wond nader beschouwd, kwam ik tot de ont
dekking dat zij, voor dat ik aan het werk kon gaan, geheel genezen
zou moeten zijn. Ware ik met New-York en zijne inrichtingen toen zoo
goed bekend geweest als thans, dan had ik mij eenvoudig in een of
ander hospitaal laten opnemen; maar door totale onbekendheid met de
bestaande toestanden, wist ik alleen dat er een Castle Garden bestond.
Dit Castle Garden is in de plaats waar alle emigranten, die de haven van
New-York binnen komen, het eerst aan wal worden gebracht. Aan
deze inrichting, die reeds zoo dikwijls uitvoerig beschreven is dat ik er
thans niet verder over behoef uit te weiden, is tevens een labor bureau"
(kantoor tot werkverschaffing) verbonden. Daarheen wendde ik den
volgenden morgen het eerst mijn schreden. Op de vraag van den
portier wat ik verlangde en met welk schip ik aangekomen was, was ik
don) genoeg te antwoorden dat i!> mijn passage had verdiend en den
nacht in de rotonde wilde doorbrengen. Het antwoord dat mij ten deel
viel was niet zeer bevredigend. Kort en bondig werd mg medegedeeld
dat Castle Garden alleen voor werklieden was die hunne passage betaald
hadden en waarvoor de Stoomvaart-Maatschappij een hoofdgeld had
betaald; dns wat m\j betrof, ik had noch recht op de inrichting zelve,
noch op het daarmee verbonden hospitaal. Deze mededeeling trof mij
ah een donderslag. Ik wendde mij stadwaarts; doch nam my voor nog
eens, en eventueel voor de, derde en vierde maal te probeeren toegang
te krijgen. Het was mij ten minste duidelijk dat ik gedurende den nacht
ergens ouder dak moest zien te komen. Mijn tweede poging mislukte
eveneens; doch bij de derde slaagde ik er in binnen te sluipen.
Emigranten van alle natiën zaten of lagen in het groote, ronde
gebouw; sommigen vei-genoegd, anderen treurig; onophoudelijk kwamen
er nieuwen bij, wier namen eerst in een groot boek werden ingeschreven.
Geld werd ingewisseld, spoorbiljetten verkocht, namen afgeroepen om
aangekomen brieven of telegrammen te kunnen afleveren. Het was een
tooneel wel der moeite waard er eenige uren met aandacht naar te aien.
Spoedig voegde zich een Duitscher bij mij, die ook pas was aangekomen
en mij den raad gi'f, mij te laten opnemen in het met Castle Garden
verbonden hospitaal op Ward's Island. Toen ik hem mijn toestand open
baarde en mededeelde dat ik geen stoomschipbiljet had, beloofde hij mij
het zijne, als hij, zooals hij in uitzicht had, met een metselaarsbaas ver
der op zou reizen. Hij hield zijn woord en met zijn bewijs gewapend,
werd ik in Ward's Island Hospital" opgenomen.
Hier werd ik in een zaal voor licht-ongestelden geplaatst en was ia
twee weken tjjds genezen. In dezelfde zaal lag een Beier, die op Burren
Island," bij New-York, had gewerkt, en die door koorts genoodzaakt was
geworden zich in hut lazaretb. te doen opnemen. Van dien man vernam
ik, dat men op dat eiland, waar veel fabrieken zijn, voornamelijk van
guano en vischmest, ten allen tijde werk kon vinden. In den loop van
onze gesprekken had ik getracht mij juist te doen opgeven hoe men ef
kwam, want hoewel wij overeenkwamen tezamen er heen te reizen, ver
trouwde ik mija nieuwen vriend op dat punt niet geheel en al. Ik kon
echter uit den Beier, die zijn volksdialect met slecht Engelsch doorspekte,
omtrent de juiste route niet wijs worden.
Spoedig daarop namen wij onze paspoorten uit het hospitaal en lieten
ons overzetten naar de 34e straat te New-York, vanwaar we down-town"
wandelden naar de Greeiiwichstreet. Toen raadde mij de Beier dien
nacht weer in Castle Garden te gaan slapen. Ik zou zulks doen en hij
ging naar een logement, van waar ik hem den volgenden morgen zon
afhalen.
Mijn Beiersohe vriend was echter den volgenden morgen niet te vinden
en zoo moest ik de reis naar het beloofde werkland alleen aanvaarden.
Verschillende politieagenten vraagde ik naar den weg; doch geen van
hen kon mij zegjjen hoe ik naar Barren Island komen kon. Eindelijk trof
ik er een die mij raadde naar Brooklijn te gaan en van daar naar East
New-York en Caruarsie. Te vergeefs wees uien my een tram, die mij
echter in plaats van naar East New-York naar Williamsburg, dus juist
naar de tegenovergestelde richting bracht. Van het weini,?je geld dat
ik bezat kon ik weer geen 5 cents offeren, ik wandeldediis den geheelen
terugweg, die vele mijlen lang was af en kwam al vragende door East
New-Nork naar Caruarsie. Van deze plaats vaart een stoombootja
naar Barren Island'
Het rechtvaardigd ten volle zijn naam dit Woeste Eiland"; er groeft
bijna geen boom of gean struik. Na het eiland te hebben betreden zag
ik rond naar de fabrieken. Eerst passeerde ik een vischmestfabiiek waar
een groot aantal negers op een houten platform met omspitten bozig
waren. Ik dacht: zoo direct onder enkel zwartjes te beginnen gaat tot*
ook niet en ging naar de volgeode fabriek. Hier waren blanken en dus
vraagde ik om werk.
Spreek maar Duitsch, landsman"s was h3t antwoord op mijne vraag,
wij zijn allen duitschers, en daar is da Voorman zdf, ge kunt zoo BK*
hei