Historisch Archief 1877-1940
D E A M ST E R D A M MER, "W EI! t B LA D V OO R N E O E R L A N 8.
Het het ontwerp tot verlenging der socialistenwet staat het iets
gunstiger; de aanneming er van is zelfs niet onwaarschijnlijk en
hangt alleen af van de vraag, of een deel der leden van het
Centrum een 40tal is voldoende bereid zal zijn, het ont
werp te steunen. Mocht het onverhoopt worden verworpen, dan
zal de regeering waarschijnlijk tot ontbinding van den Rijksdag
overgaan en eene poging wagen om de nieuwe verkiezingen,
onder de leuze K voor of tegen de socialisten", zoodanig te leiden,
dat eene versterking van de middelpartijen aan hare machtélooze
positie tegenover de meerderheid een einde maakt Of echter deze
politieke berekening van den grooten kanselier in alle opzichten
zal uitkomen, mag op zijn minst worden betwijfeld.
De termijn van wapenstilstand tusschen Serviëen Bulgarije zal
aanstaanden Maandag, op den eersten van Lentemaand, zijn ver
streken. Er schijnt echter weinig kans te bestaan, dat vóór dien
tijd de vredesonderhandelingen te Boekarest tot een gunstig resul
taat zullen hebben geleid. Sedert eenige dagen zijn deze onder
handelingen een nieuw stadium ingetreden. De Servische regeering
heeft namelijk, nadat de mogendheden te Belgrade op bespoediging
der onderhandelingen hadden aangedrongen, haren gedelegeerde
Mijatovitch een nieuw vredesontwerp doen toekomen. Dit bestaat
uit slechts n artikel en bevat in hoofdzaak de verklaring, dat
de vfedestoestand, die tusschen Serviëen Bulgarije vóór 2/14 No
vember 1885 bestond, weder als geldig zal worden beschouwd.
Terecht verzet men zich in Bulgarije tegen de aanneming van
dit verdrag. Op den genoemden datum toch was de verhouding
tusschen beide landen van alles behalve vreedzamen aard. Vooral
gold dit voor Servië, dat de diplomatieke betrekkingen had afge
broken, zijne grenzen had gesloten en zijn leger gemobiliseerd.
Bulgarije dringt daarom aan op het sluiten van een definitieven
vrede, op de hernieuwing der diplomatieke betrekkingen en op
demobilisatie van de wederzijdsche legers. Waarschijnlijk zal Servi
tot dit laatste niet gemakkelijk overgaan, daar het nog steeds de
mogelijkheid van eene samenwerking met Griekenland in het oog
houdt, en door een nieuwen oorlog de herinnering aan de neder
lagen, in den laatsten veldtocht geleden, wil trachten uit te wisschen.
Tusschen Rusland en Turkije is totdusver Je gèwenschte over
eenstemming, ten opzichte van de Turksch-Bulgaarsche conventie,
niet bereikt. Wel is waar heeft de Porte op nieuw blijk van
hare inschikkelijkheid gegeven, door te verklaren, dat zy afziet
van de bapaling, dat vorst Alexan^er, ingeval van oorlog,
zijne troepen ter beschikking van den Sultan zou moeien stellen.
Rusland echter blijft met dezelfde hardnekkigheid aan zijne overige
grieven vasthouden en verlangt uitdrukkelijk, dat ook de bepalin
gen omtrent de herbenoeming van vorst Alexander als gouver
neur en omtrent de herziening van het organisch statuut voor
Oost-Roemeliëgewijzigd zullen worden.
UIT HET HAAGJE.
LXVIII.
Het toeval wrocht wonderlijke dingen. Zoo heeft het gewild, dat mijn
lieve vrouw het voorrecht zou genieten om, evenals Zijne Majesteit, op
den 19e Februari te verjaren. Ik noem dat in de eerste plaats een bij
zonder toeval, en ten tweede een voorrecht. Een 365e kans om op den
19n Februari het eerste levenslicht te aanschouwen is maar een klein
kaneje; dus heb ik recht hier van een buitengewoon toeval te spreken,
en een voorrecht mag ik 't noemen tegelijk met den Koning te verjaren,
want een mensch is zóó niet,, of hg wil zich wel eens verbeelden, dat al
die uitgestoken vlaggen, die parade, die muziek en die illuminatie's voor
hem zg'n. De menschelyke verbeelding toch heeft geen grenzen, in
zonderheid die mgner lieve vrouw. Het voorrecht wordt nog grooter,
wanneer menr goed Oranje-gezind is en we hebben geen reden om dat
niet te zijn. Vroeger noemde men zich Oranje-klant", maar die tijd
Ijgt al zoo ver achter .om, dat het tegenwoordige geslacht hem alleen
Bit de historie kent.
Wanneer men echter, zooals de ondergeteekende, door bemiddeling
ener oud-tante, hoewel sinds jaren in haar graf rustende, nog
even de hand reikt aan den tijd der pruiken en staarten, dan denkt men
nog wel eens terug aan de Oranje- en Patriotten-woelingen en alles wat
uien door oog- en oorgetuigen er van hoorde verhalen. Zoo kwam me
op onzen jongsten Prinsjes-dag onwillekeurig weer een historie voor den
geest, waarop die goede tante Mietje, met haar neepjeskapje en 't ge
poeierd haar, ons placht te vergasten. Vermakelijk was ze, die historie,
en in de hoop dat gij dit ook zult vinden, ben ik zoo vrij, ze hier mee
te deelen.
Evenals in den Hoekschen en Kabeljauwschen tijd, toen men elkaar, bij
verschil van politieke meening de lever uitsneed" om zijn goed recht:
en de behaalde overwinning- te constateeren, evenaoo, of ten naastebij,
gin? 't in den Patriotten-tijd. Als twee partijtjes elkaar tegenkwamen
en 't bleek dat ze van verschillende kleur waren, sneed het eeue 't andere
de lever wel niet uit, maar ze kwamen toch met elkaar aan 't bakkeleien,
»1 wisten ze ook dat het inranseien van zijn eigen overtuiging aan een
anderiiinds de schepping der wereld een hopelooze onderneming is en blijven
zal. Ken eerzame patriot uit dien tij i, hij kan ook een Oranje-klant
zij a geweest, had het ongeluk op een Zondag-avond, tante zei, 't
was in den Haag naar huis keerende wat deed hij zoo laat op
straat? tegen een troepje lustige Hagenaars op te tornen, dio vermoe
delijk ergens anders van-daan kwamen dan uit de avond*kerk. Zooals
dat toen veel meer dan nu gebruikelijk scheen bg opgewonden lui, hiel
den ook zij den eenzamen wandelaar, die hen schuchter uit den weg wilde
gaan, staande en vroegen hem allereerst onder verontrustend misbaar en
méit blijkbaar strijdlustige voornemens, naar zijn politieke geloofsbelijdenis.
In 't midden latende, van welke kleur 's mans bloed was, zeker dat het
geen martelaars-bloed was; want hij begon -met op de invite, troef te
verzaken, met andere woorden: hij durfde niet voor z§n opinie uitkomen,
en diensvolgens verklaarde hij niets" te zijn.
In dien tijd was dat een nuttelooze uitvlucht; iedereen moest iet»H
zijn. Wie niet vóór me is, die is tegen me", zei elke partij op haar
beurt, 't Was in 't gegeven geval dan ook de slechtste partij die on»
vriend kiezen kon. Ik wed dat-ie 'n Kees is!" riep een der aangeschoten
heeren. 'k Vraag wel excuus", antwoordde de aldus geqnalificeerde
triomfantelijk, ik hen een Oranjeklant!" In zijn hooge wijsheid had
hu begrepen, dat een reoht-geaard Patriot zich-zeli niet betitelen zon met
den scheldnaam, waarmee de andere partij hem vereerde. Maar hg ver
giste zich deerlijk. Hij was wel degelijk onder de Reezen verzeild en die
eene was een grappenmaker, die om den naam van Stokkendief" even
min zou gemaald hebben als hg zich dien van Kees aantrok.
Het gevolg der confessie van den zich noemenden Oranjeklant wwem
pak slaag uit F .-kruis, waarmee hg mocht heengaan. De man was woe
dend, maar dit hielp hem geen zier, want hij had het pak beet.
Het ongeluk wilde verder wat deed bij ook zoo laat op straat?
dat hij een paar-houderd schreden verder, weder op een bende
luidracbtige gasten stuitte, die evenmin als 't vorig partijtje, hun Zondag-avond
met psalmenzingen of andere stichtelijke werken hadden doorgebracht.
De onbeholpenheid, welke ongelukkige menschen schijnt te vervolgen,
bracht onzen avond-wandelaar op den dommen inval om zich te wUlm
schuil houden, en als een dief in den nacht, sloop hg in de schaduw der
huizen voort. Daar heb-je waarachtig .een Kees!" riep een der opgewon
den gasten. Zeg eens, je bent immers een Kees?"
Aan ontsnappen viel niet te denken. Het troepje dat minstens twaalf
man sterk was, had een dichten kring om den rampzalige gevormd ea
scheen tot parate executie gereed en er zelfs op belust, al viel 't antwoord
ook in hnn geest uit. Ze begrepen waarschijnlijk, dat ze mot een
zwakkeling te doen hadden, die hen wilde beetnemen.
Het pak slaag van zooeven lag den man nog zoo versch in t gehete*
gen en zijn gebeukt lichaam kwam zijn memorie zoo krachtig te hulp,
dat hij in zijn benauwdheid, meenende ditmaal goed te handelen en int
denkbeeld dat het woord Kees een eeretitel was geworden, zonder
aaraelen een krachtig toestemmend antwoord gaf.
Toevallig was hij dezen keer onder de Oranje-klanten verdwaald en
deze heeren schenen vooral niet minder hardhandig dan hnn voorgangers.
Na behoorlijk te zijn afgerost, mocht de wandelaar zgn weg vervolgen,
hetgeen hij deed, tweemaal verwoeder dan na 'teerste pak slaag, maar
met even weinig .succes. HU had ook het tweede pak beet, en een mensch
is geen poedel die 't maar voor 'tafschudden heeft.
Thans naderde hij zijn woning; nog maar n straat en dan was hp
er. Helaas, wel bestaan alle goede dingen in drieën, zoo heb ik
tenminste wel eens gehoord, maar op grond van wat, begrijp ik niet
best, doch er zijn ongelukkige stumpers voor wie alle slechte dingen
ook in drieën bestaan. Dit scheen althans 't geval met onzen avondwan
delaar, want zijn fatum bracht hem voorbij een herberg, juist op't
oogenblik dat er een bende van zes of zeven levenmakere naar buiten kwam
gestormd. Ditmaal wilda onze man 't op een loopen zetten, maar hij
werd juist bij den kraag gegrepen op 't oogenblik, dat hij zijn geniaal
bloodaarJs-besluit ten uitvoer wilde brengen. Je bent zeker een-Kees,
anders zou-je niet aan den haal gaan." klonk 't hem donderend in 't oor.
Als de man een greintje tegenwoordigheid had overgehouden, zon bg
nu van-zelf hebben begrepen, dat hij onder Oranje-klanten was terecht
gekomen en hij had, wellicht voor de derde maal, evenals Petrus, zgn
meester kunnen verloochenen; maar in zijn woede en vertwijfeling riep hij,
zich als een razende teweer stellende: Laat me los! Ik ben duivelsch!"
Een derde pak slaag volgde de twee eerste op, als iets dat van-zetf
scheen te spreken en, zonder hoed, met vaneen gereten kleeren, gekreusd
gedeukt, geplukt en bebloed kwam de ongelukkige martelaar zijner ver*
loochende beginselen eindelijk thuis. Of hij Kees of Oranje-klant was,
weet ik tot heden niet, en ik zal 't dus vermoedelijk ook wel nooit meer
te weten komen. Het eenige wat ik wél weet is, dat we uit dit voorval
de les kunnen putten, dat het nooit raadzaam is zijn overtuiging te ver
zaken en dat men in zekere omstandigheden beter doet, 's avonds thuis
te big ven dan te gaan wandelen. Had de man in quaestie, met zijn drie
pakken slaag dat ook zoo begrepen, dan had hij er allicht een nii&der
gekregen.
Maar om nu terug te komen op ons dubbel verjaringsfeest. Ge moet
weten, mijnheer, dat ik uit principe nooit in de loterij speel. Ik heb die
loterij altijd immoreel gevonden, en ik vind haar nog immoreeler sedert
ik de regeering heb hooren verklaren dat ze haar als bate voor de schat
kist niet kon missen, al scheen ze niet ongeneigd, toe te geven, dat er
uit het oogpunt van zedelijkheid wel iets op de loterij vale aan te mer
ken. Dat is de argumentatie van 't ruim geweten, zou 'ik meenen. De
kullunnel zou zeggen: 't standpunt.
Is u in beginsel tegen een instelling zijnde, is dat geen reden om er
niet eens voor een enkelen keer, een aandeeltje in te nemen, op hoop
van een toevallig winstje. Wie ook zou er in staat zgn iets ik spreek
nog niet eens van veel te verdienen, wanneer hg zich altijd eerst angst
vallig ging afvrasfen: beantwoordt deze onderneming of speculatie, of
handel, of dat bedrijf wel aan de striktste eischen der moraliteit? Ho«
vaak zou men die vraag ia volkomen bevestigenden aio kunnen beant
woorden ? Minder dan ge denkt. Over immoreele speculatien wil ik
nu maar niet spreken; ik zou niet weten waar te beginnen ea waai te
eindigen; maar om me eens tot een schijnbaar dood-oaschuldjg bedrijf
te bepalen: daar heb je den iruittrinkel.
Is 't misschien niet immoreel ls de f'ruit-verkooper in den ehotera-tijd
pruimen aan den man 'oreagt, dan ia Ik misdadig, en dit is oog