De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 februari pagina 2

28 februari 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E A M ST E R D A M MER, "W EI! t B LA D V OO R N E O E R L A N 8. Het het ontwerp tot verlenging der socialistenwet staat het iets gunstiger; de aanneming er van is zelfs niet onwaarschijnlijk en hangt alleen af van de vraag, of een deel der leden van het Centrum een 40tal is voldoende bereid zal zijn, het ont werp te steunen. Mocht het onverhoopt worden verworpen, dan zal de regeering waarschijnlijk tot ontbinding van den Rijksdag overgaan en eene poging wagen om de nieuwe verkiezingen, onder de leuze K voor of tegen de socialisten", zoodanig te leiden, dat eene versterking van de middelpartijen aan hare machtélooze positie tegenover de meerderheid een einde maakt Of echter deze politieke berekening van den grooten kanselier in alle opzichten zal uitkomen, mag op zijn minst worden betwijfeld. De termijn van wapenstilstand tusschen Serviëen Bulgarije zal aanstaanden Maandag, op den eersten van Lentemaand, zijn ver streken. Er schijnt echter weinig kans te bestaan, dat vóór dien tijd de vredesonderhandelingen te Boekarest tot een gunstig resul taat zullen hebben geleid. Sedert eenige dagen zijn deze onder handelingen een nieuw stadium ingetreden. De Servische regeering heeft namelijk, nadat de mogendheden te Belgrade op bespoediging der onderhandelingen hadden aangedrongen, haren gedelegeerde Mijatovitch een nieuw vredesontwerp doen toekomen. Dit bestaat uit slechts n artikel en bevat in hoofdzaak de verklaring, dat de vfedestoestand, die tusschen Serviëen Bulgarije vóór 2/14 No vember 1885 bestond, weder als geldig zal worden beschouwd. Terecht verzet men zich in Bulgarije tegen de aanneming van dit verdrag. Op den genoemden datum toch was de verhouding tusschen beide landen van alles behalve vreedzamen aard. Vooral gold dit voor Servië, dat de diplomatieke betrekkingen had afge broken, zijne grenzen had gesloten en zijn leger gemobiliseerd. Bulgarije dringt daarom aan op het sluiten van een definitieven vrede, op de hernieuwing der diplomatieke betrekkingen en op demobilisatie van de wederzijdsche legers. Waarschijnlijk zal Servi tot dit laatste niet gemakkelijk overgaan, daar het nog steeds de mogelijkheid van eene samenwerking met Griekenland in het oog houdt, en door een nieuwen oorlog de herinnering aan de neder lagen, in den laatsten veldtocht geleden, wil trachten uit te wisschen. Tusschen Rusland en Turkije is totdusver Je gèwenschte over eenstemming, ten opzichte van de Turksch-Bulgaarsche conventie, niet bereikt. Wel is waar heeft de Porte op nieuw blijk van hare inschikkelijkheid gegeven, door te verklaren, dat zy afziet van de bapaling, dat vorst Alexan^er, ingeval van oorlog, zijne troepen ter beschikking van den Sultan zou moeien stellen. Rusland echter blijft met dezelfde hardnekkigheid aan zijne overige grieven vasthouden en verlangt uitdrukkelijk, dat ook de bepalin gen omtrent de herbenoeming van vorst Alexander als gouver neur en omtrent de herziening van het organisch statuut voor Oost-Roemeliëgewijzigd zullen worden. UIT HET HAAGJE. LXVIII. Het toeval wrocht wonderlijke dingen. Zoo heeft het gewild, dat mijn lieve vrouw het voorrecht zou genieten om, evenals Zijne Majesteit, op den 19e Februari te verjaren. Ik noem dat in de eerste plaats een bij zonder toeval, en ten tweede een voorrecht. Een 365e kans om op den 19n Februari het eerste levenslicht te aanschouwen is maar een klein kaneje; dus heb ik recht hier van een buitengewoon toeval te spreken, en een voorrecht mag ik 't noemen tegelijk met den Koning te verjaren, want een mensch is zóó niet,, of hg wil zich wel eens verbeelden, dat al die uitgestoken vlaggen, die parade, die muziek en die illuminatie's voor hem zg'n. De menschelyke verbeelding toch heeft geen grenzen, in zonderheid die mgner lieve vrouw. Het voorrecht wordt nog grooter, wanneer menr goed Oranje-gezind is en we hebben geen reden om dat niet te zijn. Vroeger noemde men zich Oranje-klant", maar die tijd Ijgt al zoo ver achter .om, dat het tegenwoordige geslacht hem alleen Bit de historie kent. Wanneer men echter, zooals de ondergeteekende, door bemiddeling ener oud-tante, hoewel sinds jaren in haar graf rustende, nog even de hand reikt aan den tijd der pruiken en staarten, dan denkt men nog wel eens terug aan de Oranje- en Patriotten-woelingen en alles wat uien door oog- en oorgetuigen er van hoorde verhalen. Zoo kwam me op onzen jongsten Prinsjes-dag onwillekeurig weer een historie voor den geest, waarop die goede tante Mietje, met haar neepjeskapje en 't ge poeierd haar, ons placht te vergasten. Vermakelijk was ze, die historie, en in de hoop dat gij dit ook zult vinden, ben ik zoo vrij, ze hier mee te deelen. Evenals in den Hoekschen en Kabeljauwschen tijd, toen men elkaar, bij verschil van politieke meening de lever uitsneed" om zijn goed recht: en de behaalde overwinning- te constateeren, evenaoo, of ten naastebij, gin? 't in den Patriotten-tijd. Als twee partijtjes elkaar tegenkwamen en 't bleek dat ze van verschillende kleur waren, sneed het eeue 't andere de lever wel niet uit, maar ze kwamen toch met elkaar aan 't bakkeleien, »1 wisten ze ook dat het inranseien van zijn eigen overtuiging aan een anderiiinds de schepping der wereld een hopelooze onderneming is en blijven zal. Ken eerzame patriot uit dien tij i, hij kan ook een Oranje-klant zij a geweest, had het ongeluk op een Zondag-avond, tante zei, 't was in den Haag naar huis keerende wat deed hij zoo laat op straat? tegen een troepje lustige Hagenaars op te tornen, dio vermoe delijk ergens anders van-daan kwamen dan uit de avond*kerk. Zooals dat toen veel meer dan nu gebruikelijk scheen bg opgewonden lui, hiel den ook zij den eenzamen wandelaar, die hen schuchter uit den weg wilde gaan, staande en vroegen hem allereerst onder verontrustend misbaar en méit blijkbaar strijdlustige voornemens, naar zijn politieke geloofsbelijdenis. In 't midden latende, van welke kleur 's mans bloed was, zeker dat het geen martelaars-bloed was; want hij begon -met op de invite, troef te verzaken, met andere woorden: hij durfde niet voor z§n opinie uitkomen, en diensvolgens verklaarde hij niets" te zijn. In dien tijd was dat een nuttelooze uitvlucht; iedereen moest iet»H zijn. Wie niet vóór me is, die is tegen me", zei elke partij op haar beurt, 't Was in 't gegeven geval dan ook de slechtste partij die on» vriend kiezen kon. Ik wed dat-ie 'n Kees is!" riep een der aangeschoten heeren. 'k Vraag wel excuus", antwoordde de aldus geqnalificeerde triomfantelijk, ik hen een Oranjeklant!" In zijn hooge wijsheid had hu begrepen, dat een reoht-geaard Patriot zich-zeli niet betitelen zon met den scheldnaam, waarmee de andere partij hem vereerde. Maar hg ver giste zich deerlijk. Hij was wel degelijk onder de Reezen verzeild en die eene was een grappenmaker, die om den naam van Stokkendief" even min zou gemaald hebben als hg zich dien van Kees aantrok. Het gevolg der confessie van den zich noemenden Oranjeklant wwem pak slaag uit F .-kruis, waarmee hg mocht heengaan. De man was woe dend, maar dit hielp hem geen zier, want hij had het pak beet. Het ongeluk wilde verder wat deed bij ook zoo laat op straat? dat hij een paar-houderd schreden verder, weder op een bende luidracbtige gasten stuitte, die evenmin als 't vorig partijtje, hun Zondag-avond met psalmenzingen of andere stichtelijke werken hadden doorgebracht. De onbeholpenheid, welke ongelukkige menschen schijnt te vervolgen, bracht onzen avond-wandelaar op den dommen inval om zich te wUlm schuil houden, en als een dief in den nacht, sloop hg in de schaduw der huizen voort. Daar heb-je waarachtig .een Kees!" riep een der opgewon den gasten. Zeg eens, je bent immers een Kees?" Aan ontsnappen viel niet te denken. Het troepje dat minstens twaalf man sterk was, had een dichten kring om den rampzalige gevormd ea scheen tot parate executie gereed en er zelfs op belust, al viel 't antwoord ook in hnn geest uit. Ze begrepen waarschijnlijk, dat ze mot een zwakkeling te doen hadden, die hen wilde beetnemen. Het pak slaag van zooeven lag den man nog zoo versch in t gehete* gen en zijn gebeukt lichaam kwam zijn memorie zoo krachtig te hulp, dat hij in zijn benauwdheid, meenende ditmaal goed te handelen en int denkbeeld dat het woord Kees een eeretitel was geworden, zonder aaraelen een krachtig toestemmend antwoord gaf. Toevallig was hij dezen keer onder de Oranje-klanten verdwaald en deze heeren schenen vooral niet minder hardhandig dan hnn voorgangers. Na behoorlijk te zijn afgerost, mocht de wandelaar zgn weg vervolgen, hetgeen hij deed, tweemaal verwoeder dan na 'teerste pak slaag, maar met even weinig .succes. HU had ook het tweede pak beet, en een mensch is geen poedel die 't maar voor 'tafschudden heeft. Thans naderde hij zijn woning; nog maar n straat en dan was hp er. Helaas, wel bestaan alle goede dingen in drieën, zoo heb ik tenminste wel eens gehoord, maar op grond van wat, begrijp ik niet best, doch er zijn ongelukkige stumpers voor wie alle slechte dingen ook in drieën bestaan. Dit scheen althans 't geval met onzen avondwan delaar, want zijn fatum bracht hem voorbij een herberg, juist op't oogenblik dat er een bende van zes of zeven levenmakere naar buiten kwam gestormd. Ditmaal wilda onze man 't op een loopen zetten, maar hij werd juist bij den kraag gegrepen op 't oogenblik, dat hij zijn geniaal bloodaarJs-besluit ten uitvoer wilde brengen. Je bent zeker een-Kees, anders zou-je niet aan den haal gaan." klonk 't hem donderend in 't oor. Als de man een greintje tegenwoordigheid had overgehouden, zon bg nu van-zelf hebben begrepen, dat hij onder Oranje-klanten was terecht gekomen en hij had, wellicht voor de derde maal, evenals Petrus, zgn meester kunnen verloochenen; maar in zijn woede en vertwijfeling riep hij, zich als een razende teweer stellende: Laat me los! Ik ben duivelsch!" Een derde pak slaag volgde de twee eerste op, als iets dat van-zetf scheen te spreken en, zonder hoed, met vaneen gereten kleeren, gekreusd gedeukt, geplukt en bebloed kwam de ongelukkige martelaar zijner ver* loochende beginselen eindelijk thuis. Of hij Kees of Oranje-klant was, weet ik tot heden niet, en ik zal 't dus vermoedelijk ook wel nooit meer te weten komen. Het eenige wat ik wél weet is, dat we uit dit voorval de les kunnen putten, dat het nooit raadzaam is zijn overtuiging te ver zaken en dat men in zekere omstandigheden beter doet, 's avonds thuis te big ven dan te gaan wandelen. Had de man in quaestie, met zijn drie pakken slaag dat ook zoo begrepen, dan had hij er allicht een nii&der gekregen. Maar om nu terug te komen op ons dubbel verjaringsfeest. Ge moet weten, mijnheer, dat ik uit principe nooit in de loterij speel. Ik heb die loterij altijd immoreel gevonden, en ik vind haar nog immoreeler sedert ik de regeering heb hooren verklaren dat ze haar als bate voor de schat kist niet kon missen, al scheen ze niet ongeneigd, toe te geven, dat er uit het oogpunt van zedelijkheid wel iets op de loterij vale aan te mer ken. Dat is de argumentatie van 't ruim geweten, zou 'ik meenen. De kullunnel zou zeggen: 't standpunt. Is u in beginsel tegen een instelling zijnde, is dat geen reden om er niet eens voor een enkelen keer, een aandeeltje in te nemen, op hoop van een toevallig winstje. Wie ook zou er in staat zgn iets ik spreek nog niet eens van veel te verdienen, wanneer hg zich altijd eerst angst vallig ging afvrasfen: beantwoordt deze onderneming of speculatie, of handel, of dat bedrijf wel aan de striktste eischen der moraliteit? Ho« vaak zou men die vraag ia volkomen bevestigenden aio kunnen beant woorden ? Minder dan ge denkt. Over immoreele speculatien wil ik nu maar niet spreken; ik zou niet weten waar te beginnen ea waai te eindigen; maar om me eens tot een schijnbaar dood-oaschuldjg bedrijf te bepalen: daar heb je den iruittrinkel. Is 't misschien niet immoreel ls de f'ruit-verkooper in den ehotera-tijd pruimen aan den man 'oreagt, dan ia Ik misdadig, en dit is oog

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl