De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 februari pagina 3

28 februari 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 458 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. fcfl ?vwmoordt Kgn evenmensch, hoewel de rechtvaardigheid eiacht te ' erkennen, dat de man er van leven moet. En de arbeider en arbeidster die hun kost verdienen met het vervaardigen van weelde-artikelen, werken zjj de zacht tot luxe die bron van immoraliteit niet in de hand? Maar ik zal deze wijsgeerige beschouwingen liefst ter verdere uitwerking aan mgn vriend Paradoxus overlaten en ik kom terug op wat ik vertel* len wilde. Ik heb, waarde heer, zooals ge met uwe mjj bekende scherp zinnigheid alreeds znlt hebben geraden, mijn principe als anti-kansspeler voor een-enkelen keer ook eens verloochend en me laten overhalen, zon der medeweten mijner vrouw, een gedeeltetvje van een lot te nemen in de loterg, de zoogenaamde achterdeur die sommige menschen hun leven lang te vergeef» openhouden in de ijdele hoop van op zekeren dag mevrouw Fortuna met een zak onder den arm, waarinde ? 100,000, minus de percentjes voor den Staat, dat deurtje te zien binnentreden, om dien schat aan hunne voeten neder te leggen. Nu dan, ik had dat achterdeurtje zeer bescheiden, op een kier gezet en zie, daar ging het werkelijk op zekeren dag geheel open en dame Portttna trad binnen, in de gedaante van een niet al te netten en zindeujken loterij-briefjes-koopman, dien ik terstond voor mijn zaakgelastigde in mgn loterij-onderneming herkende. Om de waarheid te zeggen, ik was de heele loterij vergeten, maar nu schoot ze mg dadelijk te binnen. Om ? koitfc te gaan, de man telde me 85 gulden uit en smeerde me terstond een nieuw lootje aan; ik gaf hem een royale fooi iemand die aan't winnen okt gewoon is, is altijd veel te royaal en toen hield ik p.m. f75 over. Uit dit nederig cijfer «iet ge, mijnheer, als ge 't nog niet weet, hoeveel men in zijn zak steekt als de Staat u honderd gulden laat winnen, maar ? ?tevens «iet ge «r uit, d«t als ik eena een enkelen keer speel, ik mijn vermogen niet licht op n kaart zal zetten. Anders had ik immers een heel lot genomen, en t was maar een tientje. Als alle spelers, die geen winst kennen, brandde me dat geld in den 'zak en is was vast besloten, mgn vrouw op haar aanstaanden verjaardag ? daarmede een buitengewone verrassing te bereiden. Door een van die mirakelen, welke somtijds voorkomen in 't huwelijk van een man, die bjjna tot aan zijn zilveren bruiloft is genaderd, had mijn vrouw van 't onverwacht bezoek van vrouw Fortuna niets gemerkt, en ik kon haar dus verrassen zooveel ik wilde, mits de 75 pop niet te boven gaande. Ik wilde namelqk, behaK het cadeau, dat ik haar elk jaar op den 19n Februari geef, tevens op een dineetje onthalen, teneinde haar verjaar feest een punt van gelijkenis te meer met het koninklijk jaarfeest te geven. De vlaggen, parade, illuminatie enzoovoort, had ze voor niets, maar 't diner kostte geld en dat moest van mij komen. Nu, dat zou ze hebben. ? Maar, mijnheer, ik ga de grenzen der mij toegestane ruimte te buiten. -Om au zoo spoedig mogelijk te kunnen besluiten, wil ik nog even ons menu van dien dag opgeven. Zie hier: soep, pasteitjes, zalm en tong, bouilli, spruitjes, lamscoteletten en savooie-kool, kippen met sla. Nog ;i een podding toe en dessert. Jammer dat we eerst den volgenden mor gen door da indiscretie der couranten vernamen, dat ons menu door een van die merkwaardige toevallen, waarvan ik straks gewaagde, een merk? waardige 'analogie had met dat van 't diner ten hove; anders hadden we ons menu in 't Fransch vertaald en de overeenkomst, en derhalve ? ook onze feestelijke stemming, waren nog grooter geweest. Pasqnino. KUNST. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: George de Lalaing. Grand Théatre: Oliv/er Cromwell. 't Is een bedenkelijk feit, dat het Bestuur der Afd. Amsterdam van het Tooneelverbond", en de Koninkl, Vereeniging Het Nederl. Tooneel" .gemeend hebben de handen in elkaar te moeten slaan, om ons op George de Lalaing" te trakteeren. . Het is te meer jammer, dat de auteur van dit Historisch Drama" zulk een ouderwetsch stuk geleverd heeft, omdat de figuur van 's Graven van Hoogstratens tweede zoon, naar de kleurige schets van Hooft, zoo veel ..stof gaf, om er een r\jk geschilderde beeltenis van te maken en hem van , omstandigheden te omgeven, die zich van het gewone en afgezaagde nadrukkelijk onderscheiden. /t Is .zonderling, dat in den geest der genen, die altijd den mond vol hebben van de spaansche beulen en die meenen, dat door dezer bloeddorst"waanzin de partg van den opstand altijd met het muitrenrot" werd , aangeduid, nooit eens gedacht is aan het tragische der gemoedsstemming van hen, die hun eed van getrouwheid aan den Koninklijken Graat of Hertog wilden houden en die toch moesten voelen, dat de gebeurtenissen, .die aan de geschiedenis onzer XVIIe Eeuw voorafgingen, iets anders waren ,dan een moedwillige muiterij. t Is inderdaad niet redelijk, dat men George de Lalaing krankzinnig laat worden en laat sterven, om dat de officiëele Italiaan" (= verrader) in het stuk een Burgemeester vermoord heeft, die hem de hand van zijn dochter weigerde, maar gerekend werd tot 's Eonings party te behooren. , 'a Graven van Rennenbergs wroeging en wanhoop zou alleen te motiveerea wezen, wanneer deze overigens edele figuur zich te verwijten had gehad, dat zijne overtuiging hem aan de zijde van den Prins bracht, maar dat hu zich door eer en goud had laten omkoopen om zijn eed aan .den Soeverein gestand te doen. Dit wordt in het stuk niet op den voor grond gesteld. De roerselen in het Drama" zijn over het geheel bizonder zwak. .Cornelia, Georges zuster, wordt aan de verachting van het publiek over gegeven. Waarom? Om dat zij haar broeder van zijne wankelmoedigheid v door een leugen genezen wil. Zij doet haar best hem weer geheel voor den Koning te winnen, om dat dit hem in aanzien en vermogen vooruit nl brengen. Van da brave we^hjn. in bet aUjk w<y$U wel gezegd, dat zij braaf ziju; maar blijken doet het in zeer geringe mate. Natuurlijk worden de moderne begrippen omtrent vrijheid er n*drukkelgk in uitgetrompet. In de dieper liggende roerselen van het XVUeeuwsche leren wordt uergends ingegaan. Het stuk wordt dan ook zeer koel en mat gespeeld. De Dames De Vries (Cornelia) en S. van Bieoe (Ma Hildebrands) hebben baar uiterste best gedaan, als de trotsche Edelvrouw zich voor het burger meisjen vernedert, om aandoenlijk te spreken: maar het publiek was niet te bereiken. De Heer Bouwmeester had uit zyn loketkast de gematigde krankzin nigheid" voor den dag gekregen en toonde ons die; de Heer van Schoon» hoven was een gematigd verrader"; de lieer de Jong was een trooste loos burger-hopman, de Heer Spoor een vriendelijke, argloze burgemeester, de Heer Schulze (Paadje) had eenige frischheid. De andere Heereu en Dames waren alle met een graauw tintjen oversapt. Stukken als George de Lalaing, Graaf van Rennenberg" (waarom de beide namen vermeld?) moest men niet meer spelen. Een ferme draak, een laffe Posse, maar waar de lieden toch om lachen, is dan nog verkieslijk. Zulke stukkeu als dit vous assommeut" Molière heeft wel gelijk. "Kaar de bewerking van den Edelman Gustav Erich von Meyeren, in leven Hofkapelle- u. Hoftheater-Intendant" te Eoburg (f 9 Maart 1878) leverde de Heer J. D. Haverkamp eene vertaling van Victor Hugoos Crom well". Het stuk draagt den onmiskenbaren stempel van 's dichters poli tieke stemming, toen hij het schreef. Het kenmerkt een der belangrijkste oogenblikken in zijn dichterleven. In 1827 was Victor Hugo van de katholiek-royalistische helling, waarop hy zich bevond, afgegleden op het gebied van het liberalisme, waar hij zich toch nooit geheel te-huis heeft gevoeld. Het stuk van Hugo, wat meer van nabij en in vaerzen vertaald, zou - een veel levendiger proeve geven van de eerste dramatische krachtige openbaring der nieuwe fransche romantiek en een veel dieper indruk maken dan nu, met de zeer vereenvoudigde redaktie, het geval was. Met vrij veel objektiviteit wordt Cromwell en worden de cavaliers, zijne tegenstanders, geschilderd. De dichter is er op uit allen recht te doen: maar het gevolg is, dat de ontknoping uwen sesthetischen zin onvoldaan laat. De royalisten Lord William Rochester, Lord Boseberry, Lord Ormond, enz., die eerst den Protektor getart en dan ook naar vrijheid en leven gestaan hebben, worden door hem begenadigd, en zij nemen dit dankbaar aan: ik zeg dankbaar, dit blijkt wel niet uit den tezt van het stuk; maar de Heeren Potharst, Ruygrok, en Van Hilten speelden het zoo. Het is een bewijs, dat zij een gemengden indruk van het stuk hadden gekregen. Toch zouden ze misschien beter gedaan hebben, om niet alle zich in die genade te verheugen: althauds de stoutste en vurigste hunner Lord Rochester niet. Mg dunkt, toen Cromwells zoon Richard dezen kwam gelukwenschen had hij bij de gedachte, dat nu zjjn eer hem verbood voor Earel den He te ijveren zich neergeslagen moeten betoonen. De oude Lord Ormond had het opgeheven doodvonnis zonder blozen npoh verbleeken moeten aanhooren; Lord Soséberry, de jeugdige vitieur, had met een korten oogstraal van geluk het bericht kunnen ontvangen. De auteur heeft gezorgd, dat Cromwell geen dweeper en geen wreedaart, ook geen huichelaar schqnt. Hij is eerzuchtig, veerkrachtig, houdt Earel I voor schuldig; hij is politiek; hij windt het eigen gemaakte Par lement om zijn vinger; hij wijst de kroon af, maar aanvaardt de erflijke Soevereiniteit en legt vroomheid aan den dag. Hem geheel te redden, heeft de auteur zoo weinig vermocht, dat de toeschouwer altijd nog denkt ia het stuk, dat het voorval van 3 Sept. 1658 (Cromwells dood) er in be trokken zal worden. De eenheid van daad zou hier, ongetwijfeld, zeer onder hebben geleden. De Heer Veltman heeft 's dichters Cromwtll met veel talent weergegeven. Dat de personaadje niet krachtiger uitkwam ligt aan het stuk. Het hand haaft zich niet-te-min kenlyk als voortbrengsel der fransche romantiek. De figuur van Richard Cromwell is eeue gelukkige Schepping, en de Heer Verhagen heeft ze alle recht gedaan. De verdienstelijke regisseur, de Heer Potharst, speelde voor Eochester: 't was wel goed; maar, hoe een nog jong kunstenaar zich heeft kunnen tooyen met een pruikjen, dat wel uit den inboedel van Hendrik Harmen Klijn afkomstig scheen, was mij onverklaarbaar. Hy had snorren, ook ala huiakapelaan van den Protektor. Dit was toe te laten; maar il y a fagots et fagots, en er had een Henri IV bij gehoord. De Heer Ruygrok was een hoogst prezentable Lord Roseberry. Mej. Grader, Cromwells dochter, vertegenwoordigde deze lieve figuur met goed efl'ekt. Bizonder verdienstelijk gaf de Heer Blaaser den dweeper Samiïl Carr. toon, gebaar, blik, grime, alles was zeer te prijzen. Met een weinig minder strepen had zgn gekat het misschien kunnen doen. Al te tastbaar beschilderd was de Heer Jurgens, Cromwells oude sekretaria. Bij het zien van dit stuk, voelt men ter-stond, dat er gebeente in dit lichaam zit, en dat het niet maar is een zak gevuld met boekweitdoppen. Stukken eu stukken verschelen vaak zoo veel als Igf van schaduwen". 24 Feb. Alb. Th, TÖONEEL TE ROTTERDAM. Het is in onze Rottestad, waarde lezer, in de laatste dagen al zeer unheimisch weer. Een grijze lucht die sneeuw voorspelt, maar elkoogenblik, als we meenen dat onze stad m het onschuldig wit gehuld zal worden, voor een poosje opklaart, een natte penetrante kou, herinnert ons dat we de heerlijke maand Maart naderen. Of we het weten willen of niet, de meesten onzer gaan gebukt onder den invloed van het weer. Een helder, vriendelijk zonnestraaltje, toovert op zoo menig stroef en ernstig gelaat een lachje; een sombere onheilspellende lucht doet op zoo menig vroolijk, lachend gezicht een droeve plooi verschijnen. Gelukkige stervelingen die ongevoelig zijn voor de bokkesprongen, die onze baro meter iu dezen tijd van het jaar blieft te maken. Het zjju er maar wet* nigen, geloof ik. De meerderheid, loopt dan ook ia deze dagen met ellenlange gezichten»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl