Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 453.
voorgevoel gehad van wat eerst tien jaar na de voltooiing van zijn werk
«wn ontdekt worden, hij beeft een bloemenkrans neergelegd aan de
voeten van den doode, welke verrassend gelijkt op die, welke in de
koaiaklgke doodkisten te Der el-Bachri zijn gevonden. Al had ookTadema
niets ander dan deze schilderg gemaakt, zoo zou hg toqh met recht tot
de grootste kunstenaars van zyn tijd gerekend worden. Evenals in
, Londen maakte het ook in Parijs en in Berlijn, waar het de
herfstten.. .toonstelling in de Akademie tot sieraad verstrekte, natuurlijk veel op
gang, ledere kunstvriend in de hoofdstad van het duitsche rijk zag van
?f toen uit naar eene sehilderjj van Tadema, zoodra er eene nieuwe ten
toonstelling werd geopend. Ook in Munchen werd zjjn kunst met vreugde
.. erkend, en daar hjj van Duitschland houdt en zelden verzuimt zijne
grootere stukken daar tentoon te stellen, veroverde hij zich spoedig het
burgerrecht onder Dnitscbland's 'schilders. Evenals zijn meester van Leys
ia hij dikwijls in Duitsohland geweest en met het hem eigen talent voor
talen heeft hij hier zoo goed dnitsch leeren spreken, dat ik dikwijls ver
baasd was over de fijne eigenaardige, echt duitsche uitdrukkingen, waar
van hij zich in vloeiende taal bedient; dat hij italiaansch spreekt is te
begrijpen en Fransehen en Engelschen houden hem, als hij spreekt voor
een in hun vaderland geboren landgenoot.
In 1874 ; schilderde hg Jozef, de opziener der korensehuren" dat wat
net koloriet betreft tot zijne beste werken behoort. Eene kopie er van
bevindt zich in ons Egypte"; toch schijnt mij echter als is hij op deze
schilderij in dea persoon van den Pharao op den troon te veel ouder
den invloed geweest van de wijze van voorstelling der aan priesterlijke
voorschriften geboudene egyptiache kunstenaars.
Schoon en werkelijk ia daarentegen de gestalte vanden jongen joodschen
financier Jozef, die zijnen gebieder uit eene papyrusrol voorleest, welken
nieuwen zuinigheidsmaatregel hij genomen heeft.
In hetzelfde jaar 1874 wendde hij zich weder naar Rome en schilderde
eerst eene romeinscha dame, die zich er mede vermaakte te visschen in
den vijver naast hare villa, en dan die beide heerlijk schilderijen, van welke
het eerste een galerij met baeldhouwerken, het tweede een met schilde
rijen voorsteld. Deze werken verschaften hem in Berlijn de groote gou
den medaille, op de tentoonstelling van 1874 stelden ze de meeste andere
, stukken in de schaduw, zy vormden liet onderwerp van dagelijks
gesprek in alle kunstkringen en baanden hem den weg tot de hoogste
uiterlijke onderscheidiüg welke eenige staat verleenen kan: de pruisische
orda pour Ie mérite" die hij in 1881 ontving en die slechts aan weinig
even zoo groole ouder de grootsten is toegekeud.
' (Wordt vervolgd).
UIT PARIJS.
LVIII.
'£r is dezer dagen een man gestorven, die te Parijs een zekere
beroemdhad verkregen als profeet. Uit de lijnen van iemands hand en later
ook uifc zijn schrift meende hij in vollen ernst de toekomst vau dien
pereoon te kucnea lezen of de hoofdtrekken van diens karakter te kunnen
opmaken.
; De profeet heette Deslmrolles. Slechts een luttel aantal getrouwen ge
leidde hem naar zijn laatste woning. Onder dezen Alexander Dumas, die
? even waar als trefi'end b;j het graf de opmerking maakte: wie op
hoogen leeftijd sterft, houdt slechts weinig vrienden over om hem de laatste
eer Ie bewijzen. De measten wachten hem op!"
Werkelijk was liet aantal dergenen, die Desbarolles waren voorgegaan
in Ket graf, zeer groot; want, ofschoon zijn nog vrg krachtig uiterlijk
dat niet deed vermoeden, was hij vyf en tachtig jaar oud toen hij stierf.
Bg" had een veelzijdig en veel bewogen leven gehad. Hij was begonnen
niet de kunst, maar daarmede wilde het niet best vlotten. Zelf erkende
iuj, dat z$n werk niet meer dan middelmatig was.
"Desbarolles dacht er toen over om zich aan de letteren te wijden.
Dat was wel wat een zonderling idee van hem, maar hij had vrienden,
die hem naar dien kant deden overhellen. In de eerste plaats Dumas,
die bijna nog meer een broeder dan een vriend van hem was. Of liever
nóg en dat was een curieus schouwspel beidon behandelden elkander
op echt vaderlijke wtjze. Als Dumas over Desbarolles sprak, dan was
«lat steeds op den toon van vriendelijke bescherming; hoorde men
daaren' tegen Desbarölles over Dumas, dan giug men onwillekeurig denken aan
een papa, die zyn groot kind bezig is te vertroetelen.
' Op die wijze hebben zij samen een groot eind van hun levensweg
'lafgelégd.
Haar een vriend van Dumas te s?ijn, dat was nog geen positie in de
;maatschappij, evenmin als het regelen van duels. Want daarin was hij
'dok een specialiteit, die Proteusachtige Desbarolles, die, ofschoon zoo zacht
als een lam, den degen hanteerde als een mousquetaire.
Wie zoekt die vindt, verzekert het spreekwoord. En zoo kwam hij
eindelijk tot de handwaarzeggerjj. Misschien dat zijn vrouw hem daarop
bracht, want die deed aan zulke dingen en vertoonde zich in der tijd te
jBaden-Baden met al de,allures en het kostuum van een Pythia met de
aoodige deitigheid en gewicht.
In de laatste jaren van zgn leven vroeg hij beurtelings uw hand en
nw schrift te zien. Voortbouwende op de werken van de meesten zijner
reeds vergeten voorgangers, heeft hij het meest volledig traktaat over
deze materie geschreven.
Vraagt gjj mg, zegt Véron, hoe ik over deze dingen denk, dan moet
flt n de bekentenis doen, dat mijn geloof daaraan juist niet groot is. Ik
heb Dfsbarolles werkelijk verrassende dirgen hooren zeegen, maar hem
ook vele malen de plank geheel zien misslaan. En dat heeft mijn wan
trouwen niet verminderd.
Eene ze«r merkwaardige herinnering zal mij altijd bijbleven. Het was
in 1868 en te Baden-Baden, dat ik een onderhoud tussehen hem «n
Cham bgwoonde.
Cham was toen nog die groote, magere man, die alle kwalen scheen
?te kunnen tartaeerjan «n te lachen met de jaren.
Ik zie hem nog met Bijou (die hond, die onafscheidelijk van hem was)
onder den eenen arm, zijn andere hand aan Desbarolles toesteken. Deze
bekeek die nauwkeurig, fronste zijn wenkbrauwen en sloeg daarop zgn
oogen naar omhoog evenals iemand doet, die stom van verbazing is-wet
hetgeen zich aan zijn blik vertoont.
Wel, wat is er? vroeg Cham.
Wat zal ik je zeggen....
O, ge zult me zeker vertellen, dat ik dan en dan sterven zal?
ftftrnam Cham, schertsend als altijd. Mg goed, dan zal ik mgn horloge vat
achteruitzetten.
Misgeraden, wijn beate Cham, maar denk er om: menageer je wat!
want evenals de natuur gewild heeft, dat uw geest steeds jeugdig blijven
zon, wil zij ook, dat gij als een jeugdig rnensch zulfe sterven .... aan
de tering.
O, nu begrijp ik, spotte Cham, die intusschen erg verschrikte, dat ik
van nacht mg verbeeldde te hoesten. Maar ik vergiste mjj, Bijon deed het.
Beste Cham, antwoordde Desbarolles daarop zeer ernstig: wat ik n
gezegd heb, geldt niet voor vandaag of morgen, ge kunt misschien nog
lang leven, maar vergeet in ieder geval mijn raad niet.
Eu hy had wel reden om er aan tédeuken.
Tien jaar later bijna op denzelfden dag en hetzelfde uur in de maand
Augustus bracht ik een bezoek aan Cham, die een vliegende tering had
gekregen, waaraan hij een week later bezweek.
In een (grijzen kamerjapon gehuld en nog altjjd zijn dierbaar hondje
onder den arm, liep hij met sleependen tred door zgn tuin te BatignoÜes.
Na een paar minuten viel bg buiten adem op een bank neer. Ik kwam
juist aauloopen toen hij zoo uitgeput nederzonk, maar bij zag mg" niet.
Toen ik bij hem kwam, wilde Cham, altijd even moedig, gaan opstaan
en begon hij te schertsen, maar een steek in de borst deed hem krimpen
van de pijn en met een droevig glimlachje sprak hij: beste vriend, ik
voel het al te goed, het loopt met mij op een eind. Desbarolles heeft
zich niet vergist, toen hij mijn reispas toekende. Aan da tering te ster
ven als men een goede zestiger is, ik blijf toch tot het laatst toe gekke
dingen doen."
Maar, zooals ik zeide, Desbarolles' helderziendheid bleek maar zelden
onfeilbaar te zijn, wat evenwel de menigte niet belette om in dichte
drommen dagelijks naar den boulevard Saint-Michel te stroomen om hem
te ondervragen naar de toekomst.
O, er zou een heel interessant boek geschreven kunnen worden ovei*
het onderwerp: Het Sudget der Lichtgeloovigheid !
Weet gij ook maar bij benadering, hoeveel orakels Parijs, de stad van
het scepticisme, ieder jaar weder zich laat op den mouw spelden door
somnambulisrae, kaarten, koffiedik, handwaarzeggery en de rest?
Men vindt in die stad der beschaving en verlichting bij uitnemendheid
maar even een twiialffiondcrd kaartleggers en negenhonderd somnambules.
Van de anderen zijn de cijfers naar evenredigheid.
Alle pogingen om de vooroordeelen te bestreden van de klanten die
dergelijke voorspelling-winkels bezoeken, zouden volkomen vruchteloos
z^n. Zij staan onbewegelijk vast op hun stuk en laten aich hun geloof
of liever hun bijgeloof niet ontnomen.
Alweder Mémoires in 't vooruitzicht. Ditmaal die van de gebroeders
de Goiicourt, of liever, daar Jules reeds lang niet meer tot de levenden
behoort, van zijn broeder Edmond. Aan de noodige hartstochtelijkheid
zal het in die gedenkschriften wel niet ontbreken, omdat zij zeker den
naklank zullen bevatten van het veelbewogen leven dier beide broeders,
die men, na za eerstjte hebboa nitgefloten en uitgsstooten, later tot hoofden
eener school heeft gemaakt, iets wat zij allicht evenmin hebben bedoeld
als dat zij lijdelijk zich hebben gebogen onder de vroegere miskenning
van hun werk. 't Is wel mogelijk, dat die Mémoires menigeen boos
zullen maken, maar beter een boek, dat de menschen boos, dan dat ze
slaperig maakt.
Nog een ander voorni'zicht: de komst van Liazt te Pargs tegen het
einde van den winter, niet maar als een gewoon reiziger, maar om er een
zijner werken te hooren uitvoeren, misschien zelfs wel die uitvoering onder
zijne directie te doen plaats hebben.
Men heeft werkelijk plan om op een dier groote concerten, die tegen
woordig in trek zijn, een symphonie van den meester te spelen. En Liszt
wenscht de laatfite repetities daarvan te leiden. Wie weet of hij. eenmaal
weer op smaak gebracht, zich zelven ook niet eens laat hooren. Natuur
lijk niet voor het publiek, hetgeen in strijd zou zijn met zijn geestelijke
waardigheid, maar ia een besloten kring.
Het zou der moeite waard zijn eens te hooren, of het zoo hooggeroemde
spel van dezen virtuoos, thans verouderd bleek te wezen.
Vroeger maakte men hem steeds een verwijt van zijn vervaarlijk
levenmakend spel. Een der kleine bladen van dien tijd parodieerde hst door
een fictief proces, dat Liszt zou zyn aangedaan wegens tentative depianisme
avee effraction.
Maar sedert hebben wg er zoovelen op de piano zien benken, zoovelen
van die woestelingen van het arpeggio zich in allerlei bochten zien wrin
gen, dat misschien, by dezen vergeleken, Liszt nu wel de kalmte en
rustigheid in persoon zou kunnen scbgnen. In ieder geval zou de proef
neming iets piquants hebben/
Bij dit onderwerp mag een geestig woord van Rossini in herinnering
worden gebracht, tot wiens eer in een huis in de rue de la Chauss
ed'Antin, waar hjj een tijd. lang woonde, juist dezer dagen een gedenk
steen werd geplaatst.
Een van het soort beuk-er-mflar"0p-los"-pianisten had den maestro een
gehoor verzocht om hem een zijner composities voor te spelen en deze
had hem met zijn g«wone goedhartigheid dat toegestaan.
Toen deze met zijn gehamer en gebeuk gedaan had, kwam Roasifll
naar hem toe en sprak:
Ik dank u voor het gehoorde, maar ik kan onmogelijk een bepaald
oordeel over uw spel uitspreken mijn vriend, omdat, ziet ge, ais ik te
veel hoor, ik niet genoeg luister. A. 4^