De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 februari pagina 6

28 februari 1886 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 453. voorgevoel gehad van wat eerst tien jaar na de voltooiing van zijn werk «wn ontdekt worden, hij beeft een bloemenkrans neergelegd aan de voeten van den doode, welke verrassend gelijkt op die, welke in de koaiaklgke doodkisten te Der el-Bachri zijn gevonden. Al had ookTadema niets ander dan deze schilderg gemaakt, zoo zou hg toqh met recht tot de grootste kunstenaars van zyn tijd gerekend worden. Evenals in , Londen maakte het ook in Parijs en in Berlijn, waar het de herfstten.. .toonstelling in de Akademie tot sieraad verstrekte, natuurlijk veel op gang, ledere kunstvriend in de hoofdstad van het duitsche rijk zag van ?f toen uit naar eene sehilderjj van Tadema, zoodra er eene nieuwe ten toonstelling werd geopend. Ook in Munchen werd zjjn kunst met vreugde .. erkend, en daar hjj van Duitschland houdt en zelden verzuimt zijne grootere stukken daar tentoon te stellen, veroverde hij zich spoedig het burgerrecht onder Dnitscbland's 'schilders. Evenals zijn meester van Leys ia hij dikwijls in Duitsohland geweest en met het hem eigen talent voor talen heeft hij hier zoo goed dnitsch leeren spreken, dat ik dikwijls ver baasd was over de fijne eigenaardige, echt duitsche uitdrukkingen, waar van hij zich in vloeiende taal bedient; dat hij italiaansch spreekt is te begrijpen en Fransehen en Engelschen houden hem, als hij spreekt voor een in hun vaderland geboren landgenoot. In 1874 ; schilderde hg Jozef, de opziener der korensehuren" dat wat net koloriet betreft tot zijne beste werken behoort. Eene kopie er van bevindt zich in ons Egypte"; toch schijnt mij echter als is hij op deze schilderij in dea persoon van den Pharao op den troon te veel ouder den invloed geweest van de wijze van voorstelling der aan priesterlijke voorschriften geboudene egyptiache kunstenaars. Schoon en werkelijk ia daarentegen de gestalte vanden jongen joodschen financier Jozef, die zijnen gebieder uit eene papyrusrol voorleest, welken nieuwen zuinigheidsmaatregel hij genomen heeft. In hetzelfde jaar 1874 wendde hij zich weder naar Rome en schilderde eerst eene romeinscha dame, die zich er mede vermaakte te visschen in den vijver naast hare villa, en dan die beide heerlijk schilderijen, van welke het eerste een galerij met baeldhouwerken, het tweede een met schilde rijen voorsteld. Deze werken verschaften hem in Berlijn de groote gou den medaille, op de tentoonstelling van 1874 stelden ze de meeste andere , stukken in de schaduw, zy vormden liet onderwerp van dagelijks gesprek in alle kunstkringen en baanden hem den weg tot de hoogste uiterlijke onderscheidiüg welke eenige staat verleenen kan: de pruisische orda pour Ie mérite" die hij in 1881 ontving en die slechts aan weinig even zoo groole ouder de grootsten is toegekeud. ' (Wordt vervolgd). UIT PARIJS. LVIII. '£r is dezer dagen een man gestorven, die te Parijs een zekere beroemdhad verkregen als profeet. Uit de lijnen van iemands hand en later ook uifc zijn schrift meende hij in vollen ernst de toekomst vau dien pereoon te kucnea lezen of de hoofdtrekken van diens karakter te kunnen opmaken. ; De profeet heette Deslmrolles. Slechts een luttel aantal getrouwen ge leidde hem naar zijn laatste woning. Onder dezen Alexander Dumas, die ? even waar als trefi'end b;j het graf de opmerking maakte: wie op hoogen leeftijd sterft, houdt slechts weinig vrienden over om hem de laatste eer Ie bewijzen. De measten wachten hem op!" Werkelijk was liet aantal dergenen, die Desbarolles waren voorgegaan in Ket graf, zeer groot; want, ofschoon zijn nog vrg krachtig uiterlijk dat niet deed vermoeden, was hij vyf en tachtig jaar oud toen hij stierf. Bg" had een veelzijdig en veel bewogen leven gehad. Hij was begonnen niet de kunst, maar daarmede wilde het niet best vlotten. Zelf erkende iuj, dat z$n werk niet meer dan middelmatig was. "Desbarolles dacht er toen over om zich aan de letteren te wijden. Dat was wel wat een zonderling idee van hem, maar hij had vrienden, die hem naar dien kant deden overhellen. In de eerste plaats Dumas, die bijna nog meer een broeder dan een vriend van hem was. Of liever nóg en dat was een curieus schouwspel beidon behandelden elkander op echt vaderlijke wtjze. Als Dumas over Desbarolles sprak, dan was «lat steeds op den toon van vriendelijke bescherming; hoorde men daaren' tegen Desbarölles over Dumas, dan giug men onwillekeurig denken aan een papa, die zyn groot kind bezig is te vertroetelen. ' Op die wijze hebben zij samen een groot eind van hun levensweg 'lafgelégd. Haar een vriend van Dumas te s?ijn, dat was nog geen positie in de ;maatschappij, evenmin als het regelen van duels. Want daarin was hij 'dok een specialiteit, die Proteusachtige Desbarolles, die, ofschoon zoo zacht als een lam, den degen hanteerde als een mousquetaire. Wie zoekt die vindt, verzekert het spreekwoord. En zoo kwam hij eindelijk tot de handwaarzeggerjj. Misschien dat zijn vrouw hem daarop bracht, want die deed aan zulke dingen en vertoonde zich in der tijd te jBaden-Baden met al de,allures en het kostuum van een Pythia met de aoodige deitigheid en gewicht. In de laatste jaren van zgn leven vroeg hij beurtelings uw hand en nw schrift te zien. Voortbouwende op de werken van de meesten zijner reeds vergeten voorgangers, heeft hij het meest volledig traktaat over deze materie geschreven. Vraagt gjj mg, zegt Véron, hoe ik over deze dingen denk, dan moet flt n de bekentenis doen, dat mijn geloof daaraan juist niet groot is. Ik heb Dfsbarolles werkelijk verrassende dirgen hooren zeegen, maar hem ook vele malen de plank geheel zien misslaan. En dat heeft mijn wan trouwen niet verminderd. Eene ze«r merkwaardige herinnering zal mij altijd bijbleven. Het was in 1868 en te Baden-Baden, dat ik een onderhoud tussehen hem «n Cham bgwoonde. Cham was toen nog die groote, magere man, die alle kwalen scheen ?te kunnen tartaeerjan «n te lachen met de jaren. Ik zie hem nog met Bijou (die hond, die onafscheidelijk van hem was) onder den eenen arm, zijn andere hand aan Desbarolles toesteken. Deze bekeek die nauwkeurig, fronste zijn wenkbrauwen en sloeg daarop zgn oogen naar omhoog evenals iemand doet, die stom van verbazing is-wet hetgeen zich aan zijn blik vertoont. Wel, wat is er? vroeg Cham. Wat zal ik je zeggen.... O, ge zult me zeker vertellen, dat ik dan en dan sterven zal? ftftrnam Cham, schertsend als altijd. Mg goed, dan zal ik mgn horloge vat achteruitzetten. Misgeraden, wijn beate Cham, maar denk er om: menageer je wat! want evenals de natuur gewild heeft, dat uw geest steeds jeugdig blijven zon, wil zij ook, dat gij als een jeugdig rnensch zulfe sterven .... aan de tering. O, nu begrijp ik, spotte Cham, die intusschen erg verschrikte, dat ik van nacht mg verbeeldde te hoesten. Maar ik vergiste mjj, Bijon deed het. Beste Cham, antwoordde Desbarolles daarop zeer ernstig: wat ik n gezegd heb, geldt niet voor vandaag of morgen, ge kunt misschien nog lang leven, maar vergeet in ieder geval mijn raad niet. Eu hy had wel reden om er aan tédeuken. Tien jaar later bijna op denzelfden dag en hetzelfde uur in de maand Augustus bracht ik een bezoek aan Cham, die een vliegende tering had gekregen, waaraan hij een week later bezweek. In een (grijzen kamerjapon gehuld en nog altjjd zijn dierbaar hondje onder den arm, liep hij met sleependen tred door zgn tuin te BatignoÜes. Na een paar minuten viel bg buiten adem op een bank neer. Ik kwam juist aauloopen toen hij zoo uitgeput nederzonk, maar bij zag mg" niet. Toen ik bij hem kwam, wilde Cham, altijd even moedig, gaan opstaan en begon hij te schertsen, maar een steek in de borst deed hem krimpen van de pijn en met een droevig glimlachje sprak hij: beste vriend, ik voel het al te goed, het loopt met mij op een eind. Desbarolles heeft zich niet vergist, toen hij mijn reispas toekende. Aan da tering te ster ven als men een goede zestiger is, ik blijf toch tot het laatst toe gekke dingen doen." Maar, zooals ik zeide, Desbarolles' helderziendheid bleek maar zelden onfeilbaar te zijn, wat evenwel de menigte niet belette om in dichte drommen dagelijks naar den boulevard Saint-Michel te stroomen om hem te ondervragen naar de toekomst. O, er zou een heel interessant boek geschreven kunnen worden ovei* het onderwerp: Het Sudget der Lichtgeloovigheid ! Weet gij ook maar bij benadering, hoeveel orakels Parijs, de stad van het scepticisme, ieder jaar weder zich laat op den mouw spelden door somnambulisrae, kaarten, koffiedik, handwaarzeggery en de rest? Men vindt in die stad der beschaving en verlichting bij uitnemendheid maar even een twiialffiondcrd kaartleggers en negenhonderd somnambules. Van de anderen zijn de cijfers naar evenredigheid. Alle pogingen om de vooroordeelen te bestreden van de klanten die dergelijke voorspelling-winkels bezoeken, zouden volkomen vruchteloos z^n. Zij staan onbewegelijk vast op hun stuk en laten aich hun geloof of liever hun bijgeloof niet ontnomen. Alweder Mémoires in 't vooruitzicht. Ditmaal die van de gebroeders de Goiicourt, of liever, daar Jules reeds lang niet meer tot de levenden behoort, van zijn broeder Edmond. Aan de noodige hartstochtelijkheid zal het in die gedenkschriften wel niet ontbreken, omdat zij zeker den naklank zullen bevatten van het veelbewogen leven dier beide broeders, die men, na za eerstjte hebboa nitgefloten en uitgsstooten, later tot hoofden eener school heeft gemaakt, iets wat zij allicht evenmin hebben bedoeld als dat zij lijdelijk zich hebben gebogen onder de vroegere miskenning van hun werk. 't Is wel mogelijk, dat die Mémoires menigeen boos zullen maken, maar beter een boek, dat de menschen boos, dan dat ze slaperig maakt. Nog een ander voorni'zicht: de komst van Liazt te Pargs tegen het einde van den winter, niet maar als een gewoon reiziger, maar om er een zijner werken te hooren uitvoeren, misschien zelfs wel die uitvoering onder zijne directie te doen plaats hebben. Men heeft werkelijk plan om op een dier groote concerten, die tegen woordig in trek zijn, een symphonie van den meester te spelen. En Liszt wenscht de laatfite repetities daarvan te leiden. Wie weet of hij. eenmaal weer op smaak gebracht, zich zelven ook niet eens laat hooren. Natuur lijk niet voor het publiek, hetgeen in strijd zou zijn met zijn geestelijke waardigheid, maar ia een besloten kring. Het zou der moeite waard zijn eens te hooren, of het zoo hooggeroemde spel van dezen virtuoos, thans verouderd bleek te wezen. Vroeger maakte men hem steeds een verwijt van zijn vervaarlijk levenmakend spel. Een der kleine bladen van dien tijd parodieerde hst door een fictief proces, dat Liszt zou zyn aangedaan wegens tentative depianisme avee effraction. Maar sedert hebben wg er zoovelen op de piano zien benken, zoovelen van die woestelingen van het arpeggio zich in allerlei bochten zien wrin gen, dat misschien, by dezen vergeleken, Liszt nu wel de kalmte en rustigheid in persoon zou kunnen scbgnen. In ieder geval zou de proef neming iets piquants hebben/ Bij dit onderwerp mag een geestig woord van Rossini in herinnering worden gebracht, tot wiens eer in een huis in de rue de la Chauss ed'Antin, waar hjj een tijd. lang woonde, juist dezer dagen een gedenk steen werd geplaatst. Een van het soort beuk-er-mflar"0p-los"-pianisten had den maestro een gehoor verzocht om hem een zijner composities voor te spelen en deze had hem met zijn g«wone goedhartigheid dat toegestaan. Toen deze met zijn gehamer en gebeuk gedaan had, kwam Roasifll naar hem toe en sprak: Ik dank u voor het gehoorde, maar ik kan onmogelijk een bepaald oordeel over uw spel uitspreken mijn vriend, omdat, ziet ge, ais ik te veel hoor, ik niet genoeg luister. A. 4^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl