De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 februari pagina 7

28 februari 1886 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 453 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND LETTERKUNDE. DANS L'INTIMIT van Robert Gaze, uitgevers: Tresse & Stock, Parijs.' Caze neemt een afzonderlijke plaats onder de Fransche novslliatên in. ,ELjj behoort niet tot de groote bende jonge schrijvers, die op den slechten verdorven smaak van het publiek speculeerende, met groote handigheid een valsch beeld van het naakte met een doorzichtig fijn bewerkt kleed omhullen. Zijne verhalen een paar uitzonderingen daargelaten zijn menschknndige studies, die ons door de eenvoudigste handelingen en gesprekken, de verdorvenheid zjjner personen doen kennen. Door n gezegde, n beweging laat de auteur ons tot in de diepste schuilhoeken .van een ziel schouwen, en hjj toont hierdoor een groot psycholoog ta ajjn, die in staat ia zijne menschen geheel te doorgronden. , Menigeen die vasthoudt aan den conventioneelen leugen in de letter kunde, zal na de lectuur van de novellen Chee fe coiffeur en Deux hom' mes de coew verontwaardigd uitroepen, dat het werk onzedelijk is. Zg* daarentegen, die doordrongen zon van de waarheid van Zola's woorden in La Moralitédans la Liürattire, zullen bovengenoemde verhalen zeer zedehjk vinden, wijl ons wordt aangetoond tot welke laagheden iemand, door zinnehjke lusten en geldzucht gedreven, in staat ja, 9e *?*J -T*0 Paze i8 sober, zonder gewrongen zinnen of vreemdsoortige woorden, en daar h(j zonder het geheel uit het oog te verliezen zélf» het geringste niet vergeet, krijgt men een duidelijke voorstelling van hetgeen de schrijver op papier heeft gezet. Als voorbeeld volgt de aanvang van de eenvoudige meesterlijke novelle Oraison funëbre. Oomme il tait sur Ie point de rentrer chez lui, entre minuit et deux heures dn matin, une main de femme se posa sur la manche de son ves, ton ang!«s: II se retonrna. En face do lui, una petite blonde tres chiffoimée, tres maqnillée, flenrait des parfums peu coüteux; un Greuze en robe d'inienne de Mulhouse, pinant bien la taille, laissant voir a travers Ie cors»ge chancréune chair d'un blano bleutéa la lueur du gaz. Plus loin, en haut de la rue déserte, un pochard ululait: Nousl'avons en votre Bhin allemand!" Een goede eigenschap, vrg zeldzaam in dezen tijd, is de welwillende wijze waarop Caze zgne personen beschrijft. Ea ofschoon hy altijd achter de schermen blijft, voelt men toch, dat hij vol medelijden is voor de ongelukkigen. Dit bemerkt men vooral in de roerende geschiedenis van het kleine dienstmeisje Cathérine, een der best geslaagde stukjes, waarvan ik weldra eene vertaling hoop te geven. D&wgls toont de schrijver ook door de wijze van voorstelling en de aardige woordenkeuze, dat hu een fijn humorist is. Ten bewijze volgen twee aanhalingen. Tout en exhalant ces doléances, M. Barthélemy Goffat se promenait de long en large dans Ie salon. Ses jambes d' homme maigre avaient des carts de compas. Leur mouvement tait arretéau nord par un bureau de paliflsandre surmontéd' une.Venus de Miloen platre stéariné, au sud par une console d'acajou clair qui eupportait une corbeille de bégonias artifieiels". en: Vis a vis de Phranie, dans l'appartement voisin, une piqueuse de bottines, myope, tirait l'aiguille a travers Ie cuir sonple doubléde coutil fort. Cette onvrière avait un nez fin, maigre, tres long, une sorte de trempe de tapir, qu'elle paraissait promener sur son travail. Un moment, elle releva Ie front et mongtra ses yeux en trou de \rille abrités par des liuuttes a branches d'argent". Behalve de reeds genoemde novellen moeten nog tot de best geslaagde worden gerekend La Chaste Susanne, welke door den titel aan La Vieille fillt van Balcac herinnert, en La Vente Molitor waarin op eene aardige ?wijze wordt geschilderd, hoe een onbeduidend schrijver zich op minder Mrvolle wijze voor zijn bundel verzen goed weet te doen betalen. Mindar gelukkig geslaagd zijn enkele der kleine stukjes, die eenige Wadaijden druks zijn, sooals L'Adresse, Le Moyéen une noce i Auvergnats. De talentvolle wijze, waarop de schrijver weet tp vertellen, vergoedt niet de onbeduidenheid van den inhoud. Het ware daarom beter geweest deae novelletjes niet in den bundel optenemen, en daarvoor in de plaats te geven het uitstekende stukje Fête de familie, dat indertijd onder den tita} £ft>ts l'Inttmtéia de Revue Indépendante heeft gestaan. A. Cooplandt. ESGELSCHE LEÏTEBESf. Zelden gaat er een jaar voorbij, dat niet Onida's vruchtbare pen ons een of meer werken van hare hand te genieten geeft? Ja, dien naam willen wij er aan geven, al is het genot betrekkelijk en geenszins onvermengd. Om het te smaken moeten wij voor een wijle Hollanders-af zijn, ons ontworstelen aan den invloed van onzen grauwen hemel, onze lage luchten, de drukking van den dampkring, vooral aan de eenigszins beperkende werking van ons Hollandsen binnenhuisjen. Misschien ligt voor Hollandsche en Engelsche lezers juist daarin the great attraction. Maar al te gaarne ontvluchten vooral de jeugdigen van jaren eene werkelijkheid, die hun min of meer grijs voorkomt, naast de lachende oorden, de rozengaarden, de woningen vol weelde, het land van kleuren en geuren, waarheen Ouida's overspannen verbeelding hen mee voert. Othmar, haar laatst verschenen werk, maakt op dit punt geen uitzondering. Eigenlijk zgn het oude bekenden, die wg hier ontmoeten. De lezers van Princess Napraxine, een jaar te voren uitgekomen, her? kennen aanstonds de heldin en nemen den draad van het verhaal weer op om haar te volgen in een tweede tjjdperk van haar leven. Dus eine «eschichte die nicht nut der Heirath scbliesst," denken zjj. En zij zijn nieuwsgierig, wat Ouida er wel van maken zal, als zij Othrnar's liefde en Princess Napraxine's bekoring onderwerpt aan de vuurproef van den vol gens haar doodelijken invloed van een voortdurend samenzvjn. Princeas Nadine Napraxine, die wg zelfs in ochtendgewaad, nooit an* dcra aantreffen dan in satijn en kanten, is een kind der eeuw. Deze vol* maakt schoone jonge vrouw is het vleeschgeworden scepticisme. De worm knaagt aan haar hart en heeft er al wat menscheljjk is gedood. Geen enkele ware en echte aandoening, geen sprankje teederheid, geen moe derlijk instinct zelfs leeft meer in haar. Zij vindt het gansch natuurlijk dat hare kleine zonen niet van haar houden en het is met eenige ver* bazing dat wij haar, in eene latere phase van haar leven, haar dochtertje op den schoot zien nemen en kussen. Met een glimlach om de lippen, vervolgt zij haar triomftocht door de wereld, onbewogen door de vele slachtoffers die zij maakt, zelfs enkele malen een jeugdig leven opoffe rend aan hare ijdelheid. De mannen zijn zonder uitzondering hare slaven. Dat Othmar het alleen tot op zekere hoogte is, dat maakt misschien dat Nadine hem eindelijk waardig keurt haar echtgenoot te worden. Tot zoover Princess Napraxine. Het gansche boek is als eene bevestiging van dat wreed en onverbiddelijk woord: the strong shallrule, theweakshall serve." Van dien regel wordt niet afgeweken in Othmar, het vervolg er van. Waarom Ouida niet liever vijf deelen onder den eersten titel schreef, in stede van de drie laatste anders te noemen, begrijp & niet, want Nadine blijft meer de heldin dan Othmar de held. Deze bezitter van een millioen millioenen" is in onzen geldeloozen tijd reeds op zich zelf een phenomeen. Maar hij wekt onze sympathie meer dan onze bewondering door vele andere eigenschappen. Wg verbeelden ons dat, had hij een ideaal in het hart gedragen, had een ernstige arbeid zgne vage adspiratiea doen rijpen tot de daad, er een man uit hem had kunnen groeien, even krachtig als aantrekkelijk, in wien de volheid van intellectueel leven de teerheid van gemoed niet uitsloot. Nu is hy voor ons alleen Nadine's echtgenoot. Bij den aanvang van het boek hebben beiden reeds een tienjarig huwe lijksleven achter den rug. Gravin Othmar heerscht nog even onbeperkt als Princess Napraxine het deed. De bloesem van haar scherp verstand, van hare veelomvattende beschaving heeft zich tot vrucht gezet. Maar zij viert haar 32sten verjaardag en nn en dan vreest zij dat haar rijk begint te wankelen op de onvaste grondslagen van ijdelheid en uiterlijk vertoon. Zoo dikwijls wij hen te zatnen zien, vergast Nadine haar echt genoot op stellingen die, hoe waar op zich zelf, meer thuis schijnen te hooren in eene baspiegeling over den tijdgeest dan in een vertrouwelijk gesprek tusschen man en vrouw. Bijv.: Wg zijn te wetenschappelijk dan dat het gevoel nog eene blij vende plaats in ons zou kunnen hebben. Wij zijn pessimisten, maar wij treuren voor ons zelven, niet voor anderen. Wij zijn niet vroolijk in de blijdschap en niet treurig in het verdriet. Al onze gevoelens plachten dieper, warmer, sterker te zijn; wij maken alles ongerijmd. Onze helden dichters, onze smart en onze liefde, alles wordt kleiner van afmeting door de manier waarop wij ze behandelen." Als haar man haar verwijt dat zij een spel drijft met menseheljjke zielen, antwoordt zij: Er bestaan geen menschelijke zielen. Er bestaan slechts verbindingen van gassen en weefsels voor een langer of korter aantal jaren verbon den." Ik betwijfel het of dergelijke pedanterieën ooit aangenaam klinken, al komen ze ook uit den mond van de bekoorlijkste vrouw der wereld Maar Ouida heeft ook niet willen schilderen wat wij gewoonlijk noemen eene beminnelijke viouw, al verhaalt zij ons dat zij zeer wordt bemind. Zij teekent: eene vrouw zonder hart, wier geestesgaven even ongemeen zijn als hare schoonheid en die door dien dubbelen invloed eene onbe perkte heerschappij uitoefent. Het type heeft evenveel recht van bestaan als een ander en wg mogen er ons door voelen afgestooten of aange trokken, als het goed geteekend is, zal het in eiken lezer individueel op wekken de gevoelens van belangstelling, afkeer, bewondering of deernis, die wij het zouden schenken in bet werkelijke leven. Maar m. i. is de teekening eenzijdig en inconsequent. De schrijfster vertoont ons de heldin in verschillende phases van haar bestaan. Al de groote gebeurtenissen van een vrouwenleven zijn aan haar voorbijgegaan, maar zij hebben haar gemoed niet verzacht of verwarmd. Al de aandoeningen die een mensohenleeftijd kunnen vervullen, hebben haar onbewogen gelaten. Maar als aan het eind van het boek er wederom een jong en bloeiend leven door haar schuld verloren Raat, buigt zich haar trots en vraagt zg haar echtgenoot vergiffen;!. Waarom nu ? zeggen wij onvoldaan en niets overtuigd. Datzelfde gevoel komt bg ons op, als de schrijfster ons steeds de scha duw-, nooit de lichtzijde teekent van het groot verstand, waarmee zij hare heldin heeft begaafd. Bezat dez» het werkelijk, dan zou zij van de boom der kennis toch nog andere dan de wrange vruchten hebben geplukt. De goede zag zij over het hoofd. Het verstandelijk leven heeft in haar alle gemoedsbestaan gedood, haar al de zoetheid der aandoeningen ontroofd. Het heeft haar gedoemd tot een geestelijk isolement, waarvan de een* zaamheid niet door weelde of door de bevrediging der ijdelheid kan aan* gevuld worden. Maar de keerzij der medaille ontbreekt. Al erkennen wg, dat op den bodem van den beker der kennis somwijlen een bittere droesem rust, wg zetten dien toch met graagte aan de lippen. Zeker, de kennis ontrooft ons de onbevangenheid van onzen blik, het vermogen om gemakkelijk en spoedig tevreden te ziju, om ons onbezorgd te laten drijven op de oppervlakte der levenszee. Maar zij leert ons toch ook ge noegens te smaken, die niemand of niets ons ontnemen kan, omdat zg staan buiten en boven de wisselingen van ons lot en ons onttrekken aan onzen ftryd, onze zorgen en ons leed; zij doet toch ook de droeve en trage uren omvliegen, wier leegte anders zoo pijnlijk wordt gevoeld; zg laat ons waardeeren en genieten al wat natuur en kunst ons aanbiedt. Dat kou zij Nadine Napraxine niet leeren, naar het schijnt. Haar voerde zij slechts tot het troosteloos devies, dat zij boven haar leven schreef: tout lasse, tout casse, tout passé." Ouida gaat er niet op vooruit. Ongetwijfeld, ten bate van de stroomen gouds, die naar men zegt hare romans haar opleveren, maar even zeker tot schade der kunst, heeft züin vyt deelen uitgesponnen wat zij in twee

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl