Historisch Archief 1877-1940
DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
INO.
tftd SafiflM Kegge*. WUMlfitt eutHöttaa lij e* ach echte? tae, eene
vtOBW alt prinses Napraxine te schetsen op ryper leeftijd. Zelfs voor
ive p«n mocht die teekening wellicht t e realistisch blijken. Maar zy erkent
tUamue haar onver mogen om in praktijk te brengen het schoone woord,
waarmee g\j, in een harer vroegere werken ons tracht te troosten over
lui gemis ven al de schatten, die als de jeugd ons verlaat, ons ontnomen
Worden:
Als WB in een later tjjdperk van ons leven de kracht en de frischheid
van vroeger dagen hebben verloren, dan hebben wij toch ook iets
gewonben wat niet geheel te verachten is. Als wjj van het leven iets geleerd
hebben, dan zal ons karakter verzacht en gerjjpt zijn door de zon en den
Mom Van vele dagen: ons inzicht, onze verdraagzaamheid zal grooter
i|jn geworden met onze ervaring, en wij zullen beide smart en vreugde
beter begrepen." A. v. E.
BÉ» DÜIT8CHEB OVER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE.
Grundriss der Geschidite der NiederlandiscJien Litteratuur
voa Dr. Aïbert Schmidt (2tes Bandenen v. d. Grundriss
der GescMchie der Europdischen Litteraturen von
eben?iamselben) Leipzig, Verlag von Hermann Hucke, 1885. M. 2.50.
Wie de inleiding leest van dit boekje 136 pagina's vrij kompres
gedrukt voelt z^jae belangstelling aanstonds geprikkeld. De
geschieifcnli der Letterkunde, zoo Verkondigt de schrijver ons, is de kennis van
08 géeUeiontwikkeltog Tan een volk, zooals die zich naar ne zijde
geopenbaard heeft. Zg is ean deel tan de staatkundige en een deel
vafl de beschavingsgeschiedenis, en als zoodanig hebben wij baar dan
wfc bfl den tegenwoordigen stand der wetenschap te beschouwen. Wel
tttte Tfta sno dodde opsomming te zijn van namen on jaartallen,
ontWflfrpt e$ veeleer een beeld van geheele eeuwen en dier
geestesontwikwKüjfj fa») decennia afteekenend, schildert zij ons met behulp van hnnne
letterkundig-poëtische Voortbrengselen een tafereel der beschaving, waar»
toör On» een blik gegund wordt in de intellectueele werkzaamheid eener
farisehe periode.
Dé» opvatting van de letterkundige geschiedenis nn opent ongetwij
feld «Sa w§d gezichtsveld, va& te grooter belang zoodra zij wordt
gebildigd doer een vreemdeling, een Duitseher. Ede, zoo vragen wij ons
ia stilte afj hoe zsl onze beschavingsgeschiedenis zich aan hem voordoen,
zoodra hq haar gaat bezien door het prisma onzer letterkunde? Welk
een indrdk (tullen wij op hem maken als intellectueele natie ?
Vreesden w|| daarbij al een oogenblik voor een niet onmogelijk parti
jrto van zfln kant, w£ weten maar a. te goed hoe wij bij andere
soortgetyke gelegenheden het slachtoffer werden van uitheemsche
geringschatting, %$ werden weldra gerustgesteld.
Zslfo nog meer daa dat: Als hij heeft aangetoond welk een invloed
het karakter der taal en de Staatkundige gebeurtenissen oefenen op de
letterkunde, laat de schrijver er als in n adem opvolgen, dat onzo
diepe, krachtige, voortreffelijke taal hand aan hand gaat met eene edele
geschiedenis. Maakt atrijd voor vrijheid en onafhankelijkheid den inhoud
oneer historie uit, die strgd spiegelt zich op wegsleepende wijze af in
onèe letterkunde. Met geestdrift moet men luisteren naar het lied der
vrgh«id, hetwelk onze dichters niet moede worden aan te heffen, temeer
dan dit niet bestaat uit holle phrasen en nietszeggende woorden, maar
ontspruit uit werkelijk ontvangen, sinds moeilijke dagen bewaarde
indrukkui De geschiedenis van onze Verheffing en bevrijding, zelf een heerlijk
«pof, weerklinkt ia onze dichters, het volk beklimt een hoogen trap
Van geMtesbesehavittg en wordt een Kulturelement Europa V
Bit alles, fluistert onze nationale ijdelheid ons in, is in de hoogste mate
?brteltod; dubbel wjjl ons onderzoekend koel verstand niet kan nalaten
bet te beamen. Mochten wij al zelf gevoelen, dat, door den strengen
brfl van des Aeithetiker bekeken, onze letterkunde nogal eens moeite
6a hebben ziohstaande te houden voor den historicus, die in onze poëzie
bjj voorkeur wil luisteren naar het bruischende overwinningslied der
vrijheid ea der zelfstandigheid, zullen wij niet hebben te blozen. Worden
de redergkers niet louter rqmknntselaars, maar vertegenwoordigers van
eene prachtlievende, onafhankelijke en practische burgerg, die de behoefte
mÉkunstgenot dienstbaar maakte aan verstandspntwikkeling; hooren
wf ia de kreupelrijmen en psalmzangen -der Genzen de Hjdenskreten der
Martelaren ea de stemmen der innig geloovigeu, die goed en bloed veil
hebben voor hunne overtuiging; zien wij in Marais den onverdraagzamen
kampvcéhter voor het veldwinnend protestantisme; in Coornhert den
banierdrager vdn de utopisten en der algéheele geloofsvrijheid, die den
bjjbel met de Stoa zoeken te vereenigen; wordt de gulronde en
goedlachsehe Roemer ons vertegenwoordiger der oudere, de galante, vorme
lijk» fln jngeestige Hooft die der jongere patriciërs; luisteren wij naar
betgeen de laatste ons verhaalt van het begin van onzen woretelstrijd en
van de hoofdkaraktertrekken der Ratanwers; naar wat Vondel ons zingt
van onse overwinningen, onze grootheid als zeemogendheid, onze maar
«ra*r «m ik eindigen indien ik u al de vergezichten, al de gestalten, al
d* verschrjnselen wilde doen opmerken welke onze geschiedenis ons doet
BJen, zöodra wjj, gelijk Dr. Schmidt, ons er ia laten rondleiden door onze
«efirgven en dichters....
Welnn, dat de gordijn der illusiën dan op eenmaal worde opgelicht!
Al wat de nitroeper daar buiten beloofde, wordt gelogenstraft, zoodra
g$, BV betaalde entree, het tentje van onzen roem, door hem opgeslagen.
gaat binnentreden. Ia plaats van de groepen, de tableaux-vivants uit
oaze historie: eene gansche reek* van op zich zelf staande figuren met
naawelgka t* herkennen gelaatatiekken. Van eene aanschouwelijke
voor«teiling in l$n en kleur is zoo goed als geen sprake. De eenige ophel
dering die ge, behoudens enkele uitzonderingen, krijgt, zijn de op den
gewonen, eentonigen ttitleggerstrant opgedrennde bijzonderheden: Nog
ziet ge hier die en die, hij werd geboren in het jaar eooveel, schreef dit
boek ia dat en dat boek in dit jaar en stierf in het jaar zooveel. Hij
M» gwtta «D j$o« warkra werden TM! geks»»1 Hier" «n
2ögftaïB6t vben, terwfll bet stokje pop voor pop aanraakt, ep dk
zelfde wijze, met zeer geringe afwisseling, slaapverwekkend.
Intusschen, zij staan niet allen bfl elkaar,, die poppen. Er zijn verschil
lende vötbankê, orödie uit de eene eeuw afgescheiden töhouden vto
die uit de andere, ja zelfs heeft de regisseur het hier en daar tot eene
indeeling gebracht volgens de verschillende genres, welke da schrijvers
beoefenden. Doch laat u daarbij niet verleiden hem te gelooven op zijn
woord, en te meenen, dat Zijne fafigregeling op overleg en overtuiging
berust. Het is hem blijkbaar nogal eens gegaan als m enig ander regisseuè,
die de macht mist over zijne acteurs en blij is, dat zij ten minste maar
allen een plaatsje hebben. Of de een of de ander zich daarbij op den
voorgrond dringt, meer ruimte inneemt dan hem toökomt, en anderem
aldus verkeerd, slecht of zelfs een enkel maal in het geheel niet geplaatst
worden, dat is iets waartegen hij blijkbaar Weinig vermag. Ook moet ge
het hem niet wijten, zoo het licht niet gelukkig valt en de verdeeling van
licht en schaduw zeer veel te wenschen overlaat. Als ge straks naar hem
luisteren wilt, zal hij u wel doen zien, dat hg niettemin een heel heer"
is. Want hrj kan die eerste acteurs afmaken, dat gij n verbaasd afvraagt,
hoe zulke menschen voor grootheden" kunnen doorgaan, begrgpt, hg
nu is Aesthetiker". . . .
Doch loopen wg even zijn tentje door en maken wij onze
aanteekeningen. Het spreekt van zelf, dat we ons bepalen tot een greep hier ea duaW.
Als we ook a Hes moesten opnoemen. . . .
Eene historische inleiding dient ter vergoeding van het gemis aan
htetorische achterdoeken. Zij is kort, en in minder dan geen t«d zijt ge van
1648 b^ 1805 aangekomen. Niettemin wordt ge even vroeger voorgesteld
aan Aleida van Poelgeest, misschien ter vergoeding voor het gemis van
de non Beatrys, die ge straks bij de Madonna's en de heiligen te ver
geefs zoekt. Enkele quaestieuse punten over de geschiedenis oneer taal
laat ge stilzwijgend voorbijgaan. Toch bevreemdt het U, dat ge b\j de
epische gedichten met v. Maerlant's Alexander kennis maakt; maar
misschien nog meer dat Willem van Hillegaersherch, trots Verwys,
Jonckbloet en Martin, thans algemeen beschouwd heet als de omwerker
van den Reinaert. Komt ge by Maerlant's volgelingen, zoek dan niet te
lang naar Jan v. Boendale, daar deze, ofschoon de uitlegger zelf hem
meer beteekenis toekent ala didactisch auteur dan als kroninkschrij ver,
niettemin bij de laatste terechtkwam. Daarentegen volgt Dirk Potter
onmiddellijk op den schrijver van de Dietsche Catoen en schijnt, zoowat
half en half in zijn plaats, Hein van Aken onder de sprooksprekers ge
rangschikt. Daar de arrangeur" blijkbaar een ouderen druk van
Jonckbloets' letterkunde tot leiddraad had genomen, 1) kun het u niet
verwonderen, zoo er van onze oude liederen nauwelijks gerept wordt, al is het
niet J.'s schuld, da! ge niets hoort van den geest der tijden, waardoor
gij u ziet gevoerd. Mnar wel hebt ge reden u er over te verbazen, dat,
terwijl de uitroeper daar buiteu den mond vol had van onze
vrijheidsliederen, op dia der Geuzen daar binnen niet gewezen wordt.
Doch laat ik n eerst weer vrijwaren voor nutteloos gezoek. Gij hebt
tusschen de namen van de Rovere en de Castelpijne ook dien gehoord
van den heer v. Zuylen v. Nijevelt, dichter der Souterliedekeus, en kijkt
nn rond naar de andere psalm vertalers. Welnu, straks, als ge al de 16e
Eeuwers gehad hebt, met Anna Byns incluis, al komt die dan ook achter»
aanhiuken na Spieghel en Roemer Vissoher, straks vindt ge Da'heen
wel, met Paschier de Fijne en Stalpaert v. d. Wiele, terwijl ge, twee
voetbanken verder, Lucas de Herre (de Heere) ontmoeten zult, met van
Mandera. Dat ie dan wel by de 17e Eeuwers, maar wij moeten het zoo
nauw niet nemen. Hier wat en daar wat All s für die Variatioa".
Daarom ook wordt de Amsteidamache Kamer nu eens de Esjlentier"
dan weer In Liefde blotiende" gelueten; en al zegt de uitlegger het
niet, wy weten wel dat hij dezelfde Kamer bedoelt.
Amat. Febr. 86. L. Simons, Mz.
(Slot volgt.)
l) 't Is waar, op het lijstje van enkele bronnen, door den Schrijver aan hot eind
van zijn boek gegeven en dat op zich zelf alreeds, noor hetgeen er ontbreekt en
hetgeen er vermeld staat, alsmede door de rangschikking der werken, een eigen
aardig beeld geeft van des schr.'a studie onzer taal en letteren, op dat lijstje
Btaat wel bij Dr. J.-'s Geschiedenis der Ned. Lotterk. 3e druk; maar ook : twee doelen.
Met het oog op den arbeid van Dr. S. waag ik dus de veronderstelling, dat hij den
nieuwen dïk nel bij name kent, maar niet onder de oogea heeft gehad.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Sjpeeiator, 27 Febr.
Berichten en mededeelingen (Akademiebericht; Archiefstukken; Ond-Holland;
Armand Basohet; opgravingen te Athene). Frans van Assisi en de oorsprong
der Renaissance, door dr. O. W. C.Byvanck.?Letterkundige kroniek, door Wolf party
(B. Perk's, De laatate der Bougondiërs; Melati van Java's Hermelrjn; Virginie
Loveling's Sophie). Vlngmaren (Oude en moderne Grieken; Nieuwe Gids; Theologiescb
tijdschrift; Van Manen'a Nieuwe Testament). Pluksel (Taal. Ons tooneel).
Plaftt: Uit de Haagsche kookschool.
Portefeuille, 27 Febr.
F. H. Lurasco, het ballet Amor in de Scala. Ar. O., Muaia Sflcrnm. J, A.
Lehman, Julius Eöutgen, Trio für Klavier, Violine und Violoncel. A. P., Brief uit
Parijs. Restauratie van het Stadhuis te Brussel. De catalogus Nyhoff No. 193.
Hard-Pastel. Tentoonstelling in het Panorama-Gebouw. A. Beyding,
Anleitung zum Studium der decorativen Künste, von J. Hanselmaun, A. WinMer Prins,
de blijde Boodschap, door S. P. W. Eoorda van Eysioga Vlaanderen.
Vron»«nbond te Weenen. Dr. Byvauk, Over Emerson, Swinburce en Whitman. L,
Simons Ms»., Tooneelkout: Olivier Cromwell naar Victor Hugo, dooïG. van Meyem,
Blumenthal'a blijspel: Sammt and Seide. Mémoires van Adelaide Bistori.
Curiosa. Ingezonden. Feuilittun: Audifaz, De Nieuwe Gids ea de Nieuwere
Poëzie.